Geuren.
Geuren hebben mijne beste genegenheid, in veel meerpere mate dan de fraaie letteren en de fraaie muziek. De menschen in het groot weten weinig van geuren af. Zij achten haar niet hoog. De wijze, waarmede men de geuren verdeelt is grof, in veel meerdere mate dan de wijze waarmede men kleuren en klanken verdeelt. Ik weet het beter, en ik ken voor mij eene nauwlettende schaal van geuren met verdeelingen en onderverdeelingen, even goed als eene schaal van klanken of een toonschaal.
De geuren, die voor mij eene sterke behoefte bevredigen, zijn niet altijd die, welke men in het algemeen aangename geuren noemt. Zeer geraakte ik zelf verrast, toen ik in het afgeloopen zomerhalfjaar bemerkte, dat de geur van heete en bezweete onderkleederen eene zenuwachtige bekoring voor mij had, die mij tot tranen bewoog en tot een weemoedig nadenken over mijn verloopen leven stemde. Meer dan gewoon heb ik van die geur toen genoten.
Gedurende dit winterhalfjaar geniet ik zeer van de geur van het verwaarloosde hoofd vol zeere zweren van eene straatmeid, die bij mij in de school is. Daarom jaag ik haar niet uit. Tijdens langdurige dagen ruik ik veelal aan dat verschrikkelijke, afschuwelijk-heerlijke hoofd, zoodat ik mij zeldzaam versterkt gevoel, zoodat ik goed genoeg leven kan.
Eene klank wekt naast haar geluid vele malen tevens kleur of geur. Eene kleur wekt soms geuren. Maar eene geur wekt nooit eene klank en nooit eene kleur, maar wel eene andere geur.
Jacob Israël de Haan.