Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 8

Maandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap

[p. 178]

Lente en Leven.

I.

Mijn meisje, wat vaart door het hert U
die rusteloos wellende stroom?
Wat zoekt er uw oog allentwegen;
Wat groet gij in zaligen droom?
Wien brengt gij uw duizend gedachten;
Wien schrijft ge dien wonnigen brief?

Ei, jongen, hoe wist ge 't niet lang reeds:

Den lentegod heb ik lief!

II.

Ik schrijf hem een wonnigen brief:
‘Wees mijn nu, mijn adellijk lief,
En leer me in heldere dagen
't Geluk en de vreugde te dragen!
'k Zal innig uw eigen zijn,
Daarbuiten in zonnigen schijn,
Te midden van licht en van leven,
In schaduw van lomrige dreven.
In 't jonge en geurige groen,
Ontvang ik uw zaligen zoen!

[p. 179]

III.

Kom, geliefde, dubbel leven
Schenk ik u in zoeten Mei;
Wil toch gansch de vreugde deelen
Die er omgaat nu in mij!

Alle zorgen laat nu varen,
Alles maar verloren gaan:
Uit de volheid onzer liefde
Zal het hoogst geluk ontstaan.

IV.

Alle droefenis
Leg ik neer;
Vroolijk groet ik
De lente weer!

Lachend vertreed ik
Allen waan,
Alleen te lieven
Staat mij aan!

Alles moet nu
Mijn wegen uit
Wat niet uit warmte
Des levens spruit!

'k Wil niet weten
Wat goed of slecht...
Mijn liefde, dàt weet ik,
Komt te recht!

Siska van Daelen.