zijne kritiseerende artiekelen, maar wiens naam hij nog nauwelijks hooren wil, sedert den tijd dat Harden door den ouden Bismark uitgenoodigd was de 100-jarige flesch Steinwein met hem te ledigen, die Bismarck van den Keizer als verzoeningsgeschenk had gekregen. Alles dus op de verwijten van een journalist, die tot de klas behoorde, waarover de Keizer zich lieftallig zoo te uiten pleegt: ‘Wrakke levens; verkrachte gymnasiasten; menschen die hun doel gemist hebben en nu uit de veilige verschansing van het redaktiekantoor hunne vergiftige pijlen afschieten’. De veilige verschansing van het redaktiekantoor - in Duitschland notabene! Och lieve God!
Zoo moesten dus Harden's beschuldigingen, dat de Keizer omgeven was van een kring lieden met anormale natuur, met ziekelijke denkwijze en mystischen aanleg, die slechts schadelijk werken konden, toch wàar zijn, als zij zóó snel zoo'n zware gevolgen na zich sleepten!
De uitslag? De booze boeven gingen naar 't gevang en de edele redder van 't vaderland kreeg de reddingsmedalje aan het violette lint, hé? Neen, lieve menschen, zoo iets gebeurt in een sprookje. In de werkelijkheid, in de Duitsche werkelijkheid, levert men zoo iemand over aan de klauwen der ambtenaars van het Openbaar Ministerie, aan den Herr Staatsanwalt. Zooals het dan ook stipt gebeurd is.
Was het nu werkelijk Harden's doel, deze lieden aanklagend, homosexueele daden toe te schrijven? Dat is beslist niet aan te nemen.
Sedert jaren strijden de homosexueelen in Duitschland, in het wetenschappelijk-humanitair Komiteit georganiseerd, onder deleiding van Dr. M. Hirschfeld en een weinig talmig