Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 8
(1908)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 60]
| |
I.Het koele woud op mijne levensreize,
Bood mij zijn bogen, onder wier gewelf,
Alleen, ik vrede vond en mijn gepeinzen
Gebaren waren van mijn eigen zelf,
In eenzaamheid niet langer mij te ontveinzen.
En dieper drong ik door de donkre gangen,
En dieper tot den bodem mijner ziel;
Geen klank van elders zocht ik op te vangen;
Geen licht te speuren dan hetgeen er viel
Van maan en sterren door de looverhangen.
Uit klare wonden zag ik de aarde bloeden
En sloeg het rollen ga van 't paarlend vocht,
Dat zich een bedding groef in 't danig spoeden
Naar 't einde van zijn steeds hernomen tocht,
Om bloem en plant, om heel het woud te voeden.
Terwijl er klanken deze bronne ontvloden,
Met harpgetril of wild geluid doordrild,
Ontwaakten ook de nachtelijke boden
Met de echos van de stemmen ongestild
Uit 't geestenrijk der afgedankte goden.
| |
[pagina 61]
| |
Vaag hoorngetoet, vèr knallen van de roeren,
Of wild dat schichtig door de takken schiet...
't Weergalmde een wijl in 't zonderling vervoeren
Van mijn gedachten, die 'k maar draven liet,
Tot zwaar en diep gezucht ze kwam omsnoeren.
Woehaa! Het was de boschuil aan het blazen,
Verzadigd tot wanneer een nieuwe roof
Hem heimlik zou verdrijven uit de mazen
Van 't loofwerk, waar hij nu als filozoof
Te tronen zat en over 't lot te razen.
‘Wie schuwt het licht? Ik draag in mijn geheugen
Al 't licht der eeuwen, voor uw zicht gedoofd,
In 't kluwen vastgeworgd der heilige leugen.
O, wandelaar, ik draag het in mijn hoofd,
Het licht, waarvoor geen menschenoogen deugen.
Uit puinen rijzen puinen, immer kouder
Verarmoedt de aarde zich aan levensgloed.
Mijn geest verrijkt hoe erger ik verouder,
Hoe grooter wordt der goden doodenstoet
Van sinds ik troonde op eener godheid schouder.
Mijn hoongelach? Om uw verstand te loven
O, wandelaar, die hier naar vrede zoekt
Langs zuilen waar de beelden van verstoven,
Weleer gevreesd, aanbeden of gevloekt.
Woehaa! Ga voort, ik ga mijn voedsel rooven!’
Willem Gijssels.
|
|