hij zelf aan het woord komt is het zeer belangrijk. Al doorproeven we het werk van Streuvels niet, al wordt ons in geen nieuw daglicht getoond, noch de schrijver, noch zijne kunst, al krijgen we geen scherpe ontleding, geen verband tusschen zijne verschijning en Vlaanderens leven in dezen tijd, toch dient herhaald te worden dat de poging van den jongen, geestdriftigen bewonderaar van Streuvels verdienstelijk is en lofwaardig. De tweede druk is daarbij reeds beter verzorgd, minder onsamenhangend dan den eersten druk, waarin de schrijver menigmaal zijn eigen meeningen tegensprak.
Toch zij ons hier nog een paar opmerkingen veroorloofd! Ons hinderden sommige mededeelingen van al te persoonlijken aard. Over het leven van een schrijver heeft het publiek slechts recht op wat hem beter kan doen kennen; niet op wat enkel de ongezonde nieuwsgierigheid vraagt omtrent gekende persoonlijkheden. Hoe Streuvels er toe kwam in Van Nu en Straks te werken, de historie rond de uitgave van Lenteleven en zoo meer, werd nog al onnauwkeurig verteld.
Leutig troffen ons de beschouwingen over de Academie, ‘letterkundige instelling’ waaraan wij wel immer met ‘verteedering’ moeten denken!
Helpt dit boek om in nieuwe kringen Streuvels bekend te maken en te doen lezen, dan is de goede bedoeling van den heer De Ridder uitstekend beloond.
L.B.