Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 463] [p. 463] Een lied van leven Het Schoone steekt de lont aan eeuwge vreugdevuren, Waaruit de geest verrijst zoo vaardig en zoo vinnig Als uit een loutering opvlerkend, geheimzinnig De golven volgend die de wonderheden schuren, De schoone dingen van het leven, die geduren. Zoo pers ik tros vóór tros de volgespannen druiven Uit mijne ziel, gerijpt door warme schoonheid-stralen. Mijn zangen zijn het sap van weelde-zegepralen; 't Zijn langgedragen droomen welk ik laat verruiven En fladderen op den wind, waarheen ze willen wuiven. Voelt gij den morgenernst, wanneer met gouden kammen Gekuifde wolken kringen aan des hemels randen En stoetsgewijze oprukken, vluchtend voor 't ontbranden Der zonneschichten die den schemernevel rammen En de aarde daavren doen in nieuwe levensvlammen. O, lijfsbedrijvigheid die alles nu dooradert! Hier oorzaak van geluk, daar bronne van onheilen. Waarin mijne oogen ook, begoocheld mogen peilen Het roert in groeigedrang, verspettert of vergadert, Het moet ter streving mee, die 't scheppingsdoel benadert. [pagina 464] [p. 464] Of hoort ge 't nachtgeruisch, het preevlen van gebeden, Door bleeke lippen, die alleen in roering komen, Wanneer mysterielichten uit de starren stroomen En schimmen uit het duizlig diep u tegentreden; De ziele starensmoe, haar zienkracht wil verbreeden. O, koortsig zoeken, vlamgevlaag, dat mij doorbakelt, Hoe drijft ge mijn gedachten naar het onbekende Maar laat ze troostloos draven door de sombere ellende Van 't bange niet-zijn. Hoor, de huivernacht orakelt Met woorden, waaraan dood en leven zijn geschakeld! Toch mensch en dier en alles in die korte wijlen, Al toornen dreigend op niet te overkomen rampen, Elkeen en alles wil zich aan het leven klampen Met de eedlen moed der wanhoop, tegen de arge pijlen Van 't noodlot kampen en den worgknoop naderijlen. En dan... O, heil wie naar het leven weet te streven! Is hij de vrome, die het loochent of verduistert? En wie 't met hartstocht mint, de zondaar vastgekluisterd Aan wereldsch kwaad en wee? Wat kan er vreugde geven En schoonheid, zoo 't niet leeft door 't leven en voor 't leven! Willem Gijssels. Vorige Volgende