Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7
(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 404]
| |
Losse Gedachten over Werkstaking en Lock-outWeer is het strijd geweest tusschen kapitaal en arbeid, zooals dit heet, te Wetteren en te Antwerpen. Beide bewegingen namen op zekere oogenblikken aanzienlijke afmetingen aan en te Antwerpen had men even kunnen meenen dat het een formeel oproer worden ging. De leiders echter, meer nog dan gendarmen en burgerwachten, wistten orde en rust te herstellen en kalmte te herbrengen in de verbitterde gemoederen. 't Is weer alles in orde nu. Te Wetteren kreeg men een schijntje van een voordeel en te Antwerpen bleef alles bij het oude; daar gingen de dockers als geslagen honden weer deemoedig in 't gareel, nog gesard en gehoond door een overmoedig en victorie-dronken patronaat. De havenarbeiders kunnen maar één ding uit die treurigverloopen beweging putten: een les, een harde maar leerrijke les, en als ze haar ten nutte maken, dan hebben ze wel kostelijk maar ook vruchtdragend leergeld betaald, waarover ze niet àl te treurig gestemd moeten zijn. In de eerste plaats kunnen ze leeren hoeveel zij, als ze de maatschappelijke orde willen vervormen, nog aan hen zelven te vervormen hebben. Ze kunnen leeren hoe ze moeten worden bewuste individuën met eigen beleid en niet langer blijven een kudde die blaat en loopt zooals ze gedreven wordt door leiders die benauwd zijn voor hun verantwoordelijkheid, | |
[pagina 405]
| |
door energiedooders die vooral voor eigen veiligheid vreezen. Ze kunnen leeren dat er nog heel veel te veranderen valt aan eigen persoonlijkheid, aan de eigen organisatie en aan de gebruikte strijdwijzen. Ze kunnen leeren dat ze niet al te veel waarde moeten hechten aan den goeden dunk dien de burgerij zal hebben van hun ‘deftigheid’; dat een strijd niet wordt gewonnen door ‘brave Hendrikken’, maar door hen die ‘een wil in de handen dragen’ en die durven doortasten waar het moet. Ze moeten niet weeklagen over de hardvochtige onverbiddelijkheid van een ‘Fédération Maritime’, maar ze moeten uit de gekregen lessen leeren dat de strijd geen spel is en dat hij die het doel wil niet mag terugdeinzen voor de middelen - iets wat de patroons zoo uitstekend begrijpen. Wie kaatst moet den bal verwachten: de werklie hebben hem gekregen ook; zij moeten 't maar zichzelven wijten als zij, die alleszins de macht hebben, vertrapt worden door een handvol potentaten, wier heerschappij alleen op hún onderworpenheid is gevestigd.
Klaar als de dag is weerom, ééns te meer, uit de staking te Antwerpen, gebleken wat een fijne leugen de vaderlandsliefde van de bourgeoisie is. Enkele weken geleden feestte men in de Beurs (in den tempel der ‘Fédération Maritime’, waar 't Gouden Kalf aanbeden wordt) den afgod Vaderland. Roerend was 't! Wat had men, in de schitterende discoursen, allemaal niet veil voor 't land der brave Belgen!? Hoe wierd er aan de manen van den Vlaamschen Leeuw geschud, vooral door lui wier heele levenswandel op franschen leest geschoeid is! ‘Zoolang een man, een vrouw of kind kan vechten’ zong men, en ook nog iets van 't bloed der vaderen dat gevloeid heeft. Ja, roerend was het! - En nu? Men vroeg nu aan die heeren | |
[pagina 406]
| |
vaderlanders van de ‘Fédération’ niet naar ‘hun laatsten druppel bloed’, men vroeg ze maar een kleine loonsverhooging voor de arme drommels die hùn schatten opstapelenGa naar voetnoot(*). En wat was het antwoord dier vaderlanders? Heel patriotisch haalden zij, van onder de Londensche bruggen, eenige dakloozen naar Antwerpen, en betaalden aan die onhandige stakkers méér dan de Antwerpsche dockers eischten, om alzoo, naar echt patriotieken trant, hun landgenooten door den honger, bij middel van vreemde onderkruipers, te dwingen op vaderlandsche (d.i. onderdanige) wijze terug aan 't werk te gaan aan de tarieven hunner patriotieke uitbuiters! Hoera, hoera, voor 't lieve vaderland! - Zullen de werkers nu klaarder zien en begrijpen dat hùn ‘vaderlandsliefde’ de liefde hùnner interesten moet zijn, juist zooals de burgers hùn ‘vaderlandsliefde’ verstaan? En zullen zij ook begrijpen dat hun belang hetzelfde is, als 't belang der verdrukten in alle landen der wereld?
‘De wolven verscheuren malkander niet’ wordt wel eens beweerd en hiervan leverde de gisting in het havenbedrijf de kenmerkendste illustratie. Onze achtbare burgemeester heeft zich danig beijverd om alles in der minne te schikken. De werklieden schijnen hem dankbaar te zijn - met niet al te veel reden -; en de ‘Fédération’ behandelde hem als een lomperd en een vijand - terwijl zij hem feitelijk dankbaarheid verschuldigd is. Wel zeker, onze burgemeester heeft langer gewacht om de burgerwacht op te roepen, dan menig ander oud-kolonel | |
[pagina 407]
| |
het doen zou, maar hij heeft ze eindelijk tòch opgeroepen, en een waarachtig klein-beleg ingericht. Wat onze burgemeester echter vergeten heeft, is het stiptelijk toepassen van allerlei bestaande reglementen, door wier toepassing de aanmatiging der batsche ‘Fédération Maritime’ van de meet af aan gekortwiekt geweest ware. Om niet te gewagen van de vele reglementen op het havenbedrijf, bestaat er een wet op 't vreemdelingenverkeer, die onder de ‘ratten’ wonderen kon verrichten. Mijnheer de burgemeester, zoo vol ijver om de kerk in 't midden van 't dorp te houden, (op den rug der werkers) heeft dit waarempel heelemaal vergeten! En de ‘Justicie’ - nog zoo'n mooi ding, die blinde dame, die zóó blind is, dat ze de ‘groote’ schuldigen steeds laat loopen - de Justicie die zòo milddadig vele maanden gevangenisstraf uitdeelde aan de dockers, steunend op artikel 310, scheen ook heelemaal dit artikel te vergeten wanneer de ‘Fédération’, door het uitoefenen van dwang, belette, dat werklieden, buiten haar om, de vrijheid van arbeid zouden uitoefenen. En dàt de Justicie tegen haar optreden kòn, bewijst o.a. het feit dat een procureur des konings, naar 't schijnt op last der regeering, bedreigingen liet hooren voor 't geval de ‘Fédération’ heur spel wou herbeginnen. - Maar zoo'n vaart zal 't wel niet loopen, want ‘de wolven verscheuren malkander niet...’
‘De politiek is eene mooie zaak en geeft de ploerten veel vermaak’, zou meester Pennewip mogen zeggen. Terwijl de crisis aan de haven op zijn felst was, las men 'n zekeren mooien morgen in de kranten dat het ‘kartel’ gesloten was tusschen liberalen en sociaal-democraten. De partij van meneer Steinmann en de partij van gezel Chapelle reikten malkaar de broederhand ter verdediging van het boter- | |
[pagina 408]
| |
schoteltje, en de clericalen borduurden daarrond hun leugenachtige hatelijkheden. Ondertusschen gingen Steinmann & Co (alias Fédération Maritime) gezapig voort de mannetjes van ‘Willen is Kunnen’ (o! ironie der namen!) door den honger klein te maken. Zouden de werklieden nog niet haast begrijpen dat ze van alle zijden bedrogen en belazerd worden en niet het minst door slechte herders?
Segher Rabauw. |
|