Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] Schimmen Ze wuiven zoo wierig en wonderlijk tegen De schimmen uit eigen verbeelding gestegen Des droomers die droomend ze wezenlijk ziet. Ze wandelen weg ende weere, bij poozen; En bukken en plukken de handen vol rozen; Al zingende kringen ze heen in 't verschiet. Een wijle nog ruischt er hun spottende lied! Daar keeren ze luchtiger nog dan te voren; Ze lokken den dichter in strikkende sporen, Waarvan hij het einde vermoedt noch voorziet. En meent hij ze tegen het harte te plett'ren, Dan hoort hij hun lach uit de verte weerschett'ren, Voelt menigen doorn die zijn harte doorstiet. Een wijle nog ruischt er hun spottende lied! Waar zijn ze verbleven de levende droomen In gouden gewaden met glanzende zoomen? Ha! Stijgt er geen zang uit den stoeienden vliet? Hoor 't waterken wiegen, het windeken vliegen Voorbij en voorbij... Uwe droomen bedriegen! En weenende vindt hij in 't ruischen van 't riet De stem zijner droefheid, zijn innigste lied! Willem Gijssels. Vorige Volgende