Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7
(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 377]
| |
Uit den Odyssee van een OpstandelingHet kan mijn doel niet zijn Barcelona te beschrijven. De verschillende Baedekers hebben zich van deze taak veel omslachtiger en juister gekweten en ik wil hun geene concurentie aandoen. Nin geleidde mij door de straten en gaf mij omtrent alles uitleg op zijne manier. Hier - hij toonde mij een gebouw - is het ‘palacio de injusticia’ (het paleis der ongerechtigheid), hier de ‘parlador de embusteros’ (het zwetskraam der kwakzalvers - het was het gemeentehuis), hier de plaats waar men wettelijk stelen mag (het was de beurs), hier eene ‘caverna de asesinos’, (een moordkuil - het was eene gendarmerie), hier de Bastille van het verstand - het was de kathedraal met haren bezonderen, nederigen zijtoren die nog immer heet: ‘Puerta de la Inquisicion’. Wij deden eene wandeling op den heuvel Montjuich. Van boven weidt de blik langs eenen kant over de groote huizenzee der stad, over de omliggende heuvels ver in de landstreek uit tot aan de in de verte liggende grauwblauwe Pyrenëen, waarover ik eenige dagen geleden was getrokken; langs den anderen kant loopt de blik verloren in de eindelooze Middellandsche zee, waarmede de diepblauwe zuidelijke hemel zich in eene kleur vereenigt. Wij naderden de vesting. | |
[pagina 378]
| |
Zij ligt op de kruin van den heuvel, maar in eene tamelijk sterke inzakking. In het midden een vestingtoren, omgeven van lage massief aangelegde gebouwen, die in elk geval tot kazerne dienen. Om het gansche komplex is een gekartelde vestingmuur getrokken met zijne grachten en groeven. Een smal in het gras uitgetreden pad, waarop men slechts één voor één kan gaan, leidt, dicht tegen den muur aan, rond de vesting. Wij maakten den toer rond de vesting en gingen voorbij een-en-twintig kanonmonden die ons tegengaapten. De aan de zee in de haven gelegen vesting kan theoretisch toch geen ander doel hebben dan de haven tegen de aanvallen langs den zeekant te beschutten. Maar sedert den oorlog met Amerika schijnt de Spaansche monarchie tot inzicht gekomen te zijn, dat zij ten hoogste aan Zwitserland eenen oorlog zou kunnen verklaren, waarin Spanje niet zou overwonnen worden. Wel daarom is slechts éen enkel kanon op de zee gericht en alle twintig andere niet op het land, op het vrije veld, maar direkt en onverholen cynisch en onbeschaamd op de stad, op de Barceloonsche arbeiders, op het naar onafhankelijkheid strevende Katalonische volk. Dat is de dwangburcht van Spanje, de Bastille, de Peter-en-Paulusvesting der Spaansche en Katalonische vrijheid. Nog nooit sedert haar bestaan heeft de vesting tegen eenen anderen vijand gewerkt - maar immer waren de kanonnen van Montjuich voor Barcelona bestemd en sedert jaren werd deze Bastille door het volk gehaat. Door de tallooze vrijheidsbewegingen en opstanden in Spanje in de 19e eeuw, was men in het jaar 1840 na eenen zegerijken opstand zoover gekomen deze Bastille te vernielen en te slechten. Maar de toenmalige liberale regeering met Espartero ‘den bevrijder’ aan het hoofd, die de revolu- | |
[pagina 379]
| |
tie voorafging, verbood de slechting der vesting voort te zetten, nadat men er nauwelijks een begin mee had gemaakt. Men kon nooit weten... Twee jaar later beschoot dezelfde Espartero de stad Barcelona met doodbrengende bommen en kartetsen, met de kanonnen van dezelfde vesting Montjuich - toen het volk, dat hem als ‘bevrijder’ tot de macht verhief, ook de vervulling zijner beloften eischte. Een groot gedeelte der tragedies uit den strijd der Spaansche anarchisten heeft hier zijn laatste bedrijf zien spelen. Stom zagen wij neder op de vestingsgraven, waar zoo velen onzer kameraden na lange marteling den heldendood stierven. De bloedige rij begon met Paulino Pallas. In September 1893 slingerde deze, op de Gran Via in Barcelona, om tegen de gruweldaden der soldaten in Cuba en de jezuitische en [mi]litaire reaktie in gansch Spanje te protesteeren, twee bom[m]en tegen generaal Martinez Campos, waarmede hij hem echter slechts licht kwetste. Martinez Campos was dezelfde beruchte generaal, die als bevelhebber van het leger onder de Spaansche republiek, den staatsaanslag pleegde, die weer mogelijk maakte in Spanje de monarchie te stichten. Pallas vluchtte niet maar wierp zijne pet in de lucht en riep: ‘Leve de anarchie’. Daardoor vestigde hij de aandacht op zich en werd aangehouden. Hij werd door het krijgsgerecht ter dood veroordeeld en in de vestingskuilen omvergeschoten. Op weg naar de gerechtsplaats zong hij nog de heerlijke Spaansche anarchisten-hymme: ‘Hijo del pueblo’ met schoone krachtige stem. Dicht opeen verdrongen de arbeiders, de kameraden, elkander boven op de wallen en rond de vesting om Pallas nog den laatsten afscheidsgroet te geven. | |
[pagina 380]
| |
De tragische toestand, het machtige lied, dat eene even sterke sugestieve werking uitoefent als de Marseillaise op hem die ze nog nooit te voren heeft gehoord, hadden voor gevolg dat eene buitengewone geestdrift zich van het omstaande volk meester maakte. Spijt de reusachtige oproeping van soldaten, die de geweren gereed hielden, vreesde men ieder oogenblik dat het volk binnen zou stormen om de executie te verijdelen. De aanvoerende officier verloor zijn geduld en wilde niet meer wachten tot Pallas aan de bestemde gerechtsplaats gekomen was en beval aan te leggen, als hij nog aan het gaan was en de soldaten den rug toekeerde. Pallas kwam in het lied tot aan: ‘antes que esclavo prefiere morir’ (Liever dan slaaf te zijn verkies ik den dood). Toen reeds vuur bevolen werd, riep hij nog met ononderbroken stem: ‘La venganza sera terrible’! (De wraak zal vreeselijk zijn). Na zijnen dood werd eene strofe toegevoegd aan het lied dat hij bij zijnen doodsgang gezongen had, de Pallasstrofe: Trabajadores, su sangre preciosa,
Por nuestra causa derramo Pallas,
Nuestra venganza immediata reclama,
Justo vengarle aprestemonos ya
aprestemonos ya!
El nos ensena que los anarquistas
Saben cantando ir á morir
Y que al llegar de la lucho al momento
Van cual leones á combatir.Ga naar voetnoot(*)
| |
[pagina 381]
| |
Met den dood van Pallas stelde de regeering zich echter niet tevreden, maar zij trachtte te dier gelegenheid zich van alle lastige elementen te ontdoen. Om van de krijgsgerechtshoven de veroordeeling der gevangenen te verkrijgen, werden weder alle knepen van het Mano-negraproces gebruikt: verpletteren der geslachtsdeelen, afsnijden der tong, indrukken van den schedel, weigering van water zoodat de gevangenen van dorst hunne pis moesten drinken; dagenlang afgezweep en afgejakker tot ononderproken loopen - bij dag en bij nacht - op den koer der gevangenis, onttrekking van den slaap, niets werd onbeproefd gelaten. Een onschuldig gevangen genomen en derwijze gefolderde werkman zwoer zich om zijn lijden op regeerenden te wreken. Het was de anarchist Santiago Salvador, een vriend van Pallas, die korten tijd na zijne invrijheidstelling uit de gevangenis gedurende eene galavoorstelling eene bom in het Liceo-Theater slingerde. Het gebeurde den 21n November 1894. Wederom talrijke aanhoudingen en folteringen, maar op nog grootere schaal. Men stelde dadelijk tot onderzoek dezelfde rechters aan die dienst deden bij het ‘Mano negra’-proces. Meerdere offers stierven gedurende de folteringen. Eerst eenige maanden later hield men den dader Santiago Salvador in Aragon aan, die dadelijk zijne daad bekende en meededeelde, dat hij absoluut geene ‘medeplichtigen’ had noch hebben kon. - Alle andere offers van dit proces, die onder de folteringen ook alles hadden bekend wat men van hen verlangde, werden echter, niettegenstaande het klaar en duidelijk bleek dat Santiago alleen schuldig was, in het geheel niet vrijgesproken. Men stelde een nieuw proces in, waarin men nu, volgens het bewaarde systeem, degenen, die wegens de bommen in | |
[pagina 382]
| |
het Liceotheater waren aangeklaagd, dwong tot de ‘bekentenis’ aan de ‘zamenzweering’ tegen het leven van generaal Martinez Campos deelgenomen te hebben. Als resultaat van het proces werden onze kameraden Archs, Bernart, Codina, Cerezuela, Sabat en Sogas ter dood veroordeeld en omver geschoten en een groot aantal anderen tot levenslangen dwangarbeid in Afrika veroordeeld. In Juni van het jaar 1896 vloog weder in de enge straat Cambios Nuevos in Barcelona eene bom tegen eene processie - de dader werd nooit ontdekt en ook ditmaal kende de woede der duivels geene grenzen meer. Meer dan 300 heelemaal onschuldigen, die slechts verdacht werden vrijheidsgezinde ideen te hebben, werden aangehouden en gefolterd. Nu kwam in Barcelona dát proces, dat den naam der vesting op den heuvel Montjuich in alle landen droeg en voor de eerste maal de Spaansche ‘rechtspleging’ klaar voor de gansche wereld onthulde. De kreten der in Montjuich gefolterde offers drongen in de gansche wereld door en sindsdien spreekt men den naam ‘Montjuich’ met duister afgrijzen uit, want zelfs de Bastille van het oude Frankrijk en de Peteren-Paulusvesting van het huidige Rusland hebben zulke gruwelen niet gezien, als het ‘Castillo Maldito’, de ‘vervloekte vesting’ van Montjuich. Drie tot vierhonderd gevangenen werden in het ruim van een oorlogschip opeengehoopt en er in kleine groepen uitgehaald en door eene speciale folterafdeeling der gendarmerie, onder aanvoering van luitenant Portas, volgens al de regelen der ‘heilige’ inkwisitie gefolterd. Branden met gloeiende tangen, uittrekken der tong, verpletteren der geslachtsdeelen enz. enz. De rechters waren officieren en de onderzoeksrechter Majoor Marzo - een soort Spaansche Brausewetter, die later insgelijks waanzinnig werd - regelde de rechte | |
[pagina 383]
| |
‘bewerking’ der aangeklaagden, opdat zij, op voorhand genoegzaam bang gemaakt, alles bekennen zouden wat hij mocht verlangen. Ditmaal bekenden wel 28 personen de bom geworpen te hebben en de militaire onderzoeksrechter Marzo sprak voor het krijgsgerecht de gedenkwaardige woorden uit: ‘Ik sluit de oogen van den geest en verlang de doodstraf voor 28 personen’. Voor de krijgsrechters toonden de aangeklaagden hunne bloedige, stukgehakte lijven, herriepen al hunne bekentenissen die hun slechts door de folteringen waren afgedwongen - toch schijnt dit alles de rechters-officieren zeer weinig geroerd te hebben. Marzo liet ze wegvoeren, leverde ze weer in de handen van den duivel Portas, om ze tot meer gewenschte bekentenissen voor te bereiden. Spoedig weerklonken uit de cellen schrikkelijke, hartverscheurende kreten, die tot in de zaal drongen waar het krijgsgerecht zetelde. De aangeklaagden werden nu weder binnengeleid en het krijgsgerecht veroordeelde ook een groot aantal ter dood en ongeveer 60 tot 80 pesonen tot twintigjarigen en tot levenslangen dwangarbeid. De overige ‘vrijgesprokenen’ werden - daar intusschen eene buitegewone wet tegen de anarchisten werd uitgevaardigd die men dadelijk terugwerkend toepaste - tot verbanning uit Spanje veroordeeld en het lag in het doel der regeering de verbannen anarchisten tot dwanguitwijking te verzenden in eene eenzame streek, eene ware woestijn aan de Rio de Oro in Afrika, waar zij spoedig door het klimaat werden gedood. Den 4n Mei 1897 werden de kameraden Tomàs Ascheri, Luis Mas, José Malas, José Nogués en Juan Alsina, volgens het doodvonnis, in de kuilen der vesting van Montjuich omvergeschoten. Op de gerechtplaats aangekomen schreeuwden | |
[pagina 384]
| |
zij nog gelijktijdig de woorden: ‘Wij zijn onschuldig’. Een riep: ‘Gij zijt moordenaars’. - Mas riep nog: ‘Leve de anarchie!’ en Molas ‘Leve de sociale revolutie!’. Zij werden gedwongen te knielen - een salvo kraakte, maar slechts vier vielen, Alsina bleef recht. Een tweede salvo gooide hem ook neder. Het volk was weder rond de vesting dicht tegen de muren gedrongen en moest het tragisch schouwspel onmachtig nazien. De kennis der vervaardiging van ontploffingstoffen is te weinig bekend en dáárom vloog geene bom midden onder de duivels. De 4de Mei 1897 te Barcelona was eene Spaansche herhaling van den 11n November 1887 te Chicago. De anarchie heeft martelaars in alle landen doen ontstaan... Siegfried Nacht. |
|