Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Mei-wandeling Voortlaaiend trekt de trotsche toorts Haar voedend vuur uit onze longen; Verbrandt en brokkelt door een koorts Van wilden strijd, in 't steeds verjongen Van hare nooit voldane vlam, De vlindrende offers moegesard, Die bijster in de duizling knakken. Hoort gij 't aanhoudend stormgeram Der rampen tegen 't bloedend hart? O, stad, gemuurd op levenswrakken! Nu vlied ik uwe driftenjacht Me wringend uit de bange wieling, Die mij, gehavend en ontkracht, Naar adem drijft en naar bezieling. Naar buiten wil ik, voortgejaagd, Alsof er wondren overal Een nieuwe wereld zullen baren; Alsof eene ongeziene maagd Voor mij haar sluier scheuren zal Om mijn verlangen te bedaren. Daar is mijn troost en al mijn hoop! Gelijk de bloemen, pas ontwonden Bij 't gloeien van den zonnedoop, [pagina 269] [p. 269] Zoo rein heb ik u weergevonden. O, 'k voel uw maagdelijken zoen Vol zoetheid streelen mijne wang, Mijn borst met koelen dauw besprengen; En in betoovrend visioen, Zie 'k u de dagen van vóór lang, De goede dagen wederbrengen. Hoe vrij en frisch alwaar ik speur; Hoe innig 't ruischen door de blaren; Hoe zalvend smelt de balsemgeur, Door zoele meiwind omgevaren! De lucht is blauw met hier en daar Gewolde wolkjes heimlik stil, Als schaapjes op de wei gebleven; Het water rimpelt spiegelklaar. Uit alles stijgt geril, getril, Gejoel, gejuich van 't blije leven! O daar te voelen als een plant, Waardoor de milde sappen aadren, Hoe weeldrig zich de borst ontspant Om gulzig versche lucht te gaadren! Te voelen welke scheppingskracht Me gansch doorbakelt ziel en lijf! O, zich aan de oerbron zat te laven Van jeugd met steeds vernieuwde dracht, Van eeuwge jeugd in 't groot bedrijf, Waarin 'k genietend lig begraven! Willem Gijssels. Vorige Volgende