| |
| |
| |
Boeken en Tijdschriften
Is celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht? door Dr A. Aletrino, Privaat-docent in de crimineele anthropologie aan de Universiteit te Amsterdam. Uitgave van Maas en Van Suchtelen, Amsterdam-Leipzig 1906.
Technisch detailwerk is dit ook. Maar doctor Aletrino's meeningen in de zaken der groote ontroeringen des strafrechts zijn zeer bekend genoeg. Uit zijne intree-rede Over ontoerekenbaarheid, en uit zijne Twee opstellen over crimineele Anthropologie, en uit de breede tweedeelige Handleiding bij de Studie der crimineele Anthropologie. Ten laatste uit zijne redevoering Wat de crimineele Anthropologie ons leert, gelezen te Groningen en te Leeuwarden, en die nu in de Januarien Februari-afleveringen van De 20ste Eeuw verschijnende is.
Doctor Aletrino is zéér belist: determinist en voorstander eener absolute verbeteringstheorie, dat is van een strafstelsel zonder moreele waardebepaling. Enkel bestemd als beveiligingsmiddel onzer maatschappij. En die het best beveiligd wordt door eene dusdanige verbetering der crimineelen, dat zij van zelve buiten herhaling blijven. Niet allen. Maar toch heel mooi meer dan bij een afschrikkend stelsel. Moet men als determinist en verbeterings-theorist beiden, óók tegen de celstraf zijn? Neen: en dat bewijst professor G.A. van Hamel, die toch de ruimste en meest-menschelijke meester des | |
| |
rechts onzer hollandsche dagen is. Dus: de celvraag is geen beginselvraag, en dat maakt haar dadelijk tweederangs. Bovendien is de vraag zelve in Aletrino's boek niet zuiver behandeld. De inhoud en de titel zijn geheel en al niet gelijkwaardig. Bij dezen inhoud had de titel moeten zijn: ‘Is ongewijzigde toepassing der celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht?’. Ook dat is nog eene wel te overwegen vraag, maar toch van weder weiniger waarde. Denkelijk derde-rangs.
Verder: doctor Aletrino wil de vrijheidsstraf niet geheel schrappen. Hij wil de celstraf vervangen. Waardoor? Niet door eene enkele gemeenschappelijke opsluiting zonder meer, maar wel door reformatorys op de Amerikaansche wijs, maar dan naar's lands gelegenheid verduytscht.
Dus gaat een groot deel van het precies-bewerkte boek langs de celkwestie heen. Het weinig-voldoende voedsel, de minderwaardige boekerij der gevangenen, de onaangename wijze van lucht buiten te halen, dat gaat misschien in een vergeldend en afschrikkend strafstelsel maar al te vaak met het celsysteem samen, doch 't systeem zelve is het niet. Wanneer geheel zuiver een deterministische strafbeschouwing veld won, met eene volstrekte verbeterings-methode dan zou in de voltrekkingswijze der straffen meer dan weinig moeten veranderen, maar zeker is het niet, dat de cel verdwijnen zou. Docter Aletrino heeft menschen gesproken, die door de cel zeer geleden hebben. Doch professor Simons heeft er gesproken, die zich er goed bij hebben bevonden. En ik weet zeker, dat gemeenschap, zelfs geclassificeerde gelijk te Elmira, voor anderen weer een diep lijden zou zijn. Ieder mensch heeft eigen aard en aanleg, maar het is onmogelijk | |
| |
voor iedereen een precies gepaste en toepasselijke straf te vinden.
Het is zelfs niet de vraag of de cel als zoodanig nadeelig is. Wanneer we vrijheidsstraffen noodig houden, dan is dit de vraag: of de gemeenschap niet nog nadeeliger zou zijn. En dan moeten we de cel behouden, want wij kiezen 't best van de twee, die beter niet en mogen. Is docter Aletrino zóó zeker dat een celstelsel met meer classificatie, dat is individualisatie, zooals het Deensche, reeds als celstelsel minderwaard dan het reformatory-systeem moet zijn?
De cel heeft bij doctor Aletrino alles gedaan. Ook het veroorzaken van geestesziekten. Maar is het zoo'n wonder, dat iemands geest afvalt, na de straffe inspanning van het strafproces? Dat zou in de gemeenschap gerust óók wel zijn gebeurd. De cel brengt psychische defecten eerder aan den dag. Dat wel. En dat is juist een voordeel. Bewezen is, dat zielszieken van de gemeenschap steeds in een verder stadium van ziek-zijn verkeerden dan de eenzaam opgeslotenen. Dus: de gemeenschap hield de ziekte niet tegen, maar wel de ontdekking der ziekte, Natuurlijk behoort er in de gevangenissen een goed psychiatrisch toezicht te zijn. Dat dit in Holland niet zoo is, heeft met de celkwestie wederom niet iets te maken. In België is het pscyhiatrisch toezicht beter geregeld dan het Nederlandsche. Toch is het maximum van celstraf daar tien, en in Holland vijf jaar.
De onbepaalde vonnissen. Ook die gaan langs de vraag: cel of nietcel heen. Een celcysteem met onbepaalde vonnissen is evengoed mogelijk als een reformatory met bepaalde. Ja: de voorstanders van een vergeldende straf zijn meestmaals voorstanders van bepaalde vonnissen en | |
| |
van de cel. Omgekeerd zijn de voorstanders eener verbeterringsstraf tegen die twee. Maar niet altijd. Des rechts meester: prof. G.A. van Hamel is niet tegen de cel als zoodanig, en toch vòòr de onbepaalde vonnissen. Ook in deze zaak is het niet voldoende de bepaaldheid der tegenwoordige strafvonnissen bespottelijk te maken. Het is minstens aan te toonen, dat de onbepaalden beter zijn.
De doorloopende fout van Aletrino's boek is deze: ‘hij stelt niet het celsysteem tegenover de reformatorys; maar hij stelt wel een slecht celstelsel tegenover een gevleid systeem van gemeenschap’. Dat is oneerlijk te vergelijken. Ja, als men slechts deze keus had: een slecht toegepast celstelsel of ‘reformatorys’ dan koos ik zoo beslist als wat het laatste. Doch daar gaat het niet om. Voor de keus geplaatst: ‘een zoo goed mogelijk celstelsel’ of ‘reformatorys’ vind ik het verschil geeneens meer zoo'n felle keuze waard.
Verbeteringen in het celsysteem zijn evengoed nuttig, noodig, en dan ook gemakkelijker verkrijgbaar dan de invoering van reformatorys vooral wanneer men die zonder de onbepaalde vonnissen niet kan of wil aanvaarden. Een verbeterd celsysteem is door professor Domela Nieuwenhuis gedurende werkzame jaren voorgestaan. Een rechtskundige, die in wereld en dus in strafbeschouwing zeer veel van Aletrino verschilt.
| |
II
Toch is het boek van doctor Aletrino volstrekt een belangrijk boek. Het is leesbaar zonder fouten. En zeer goed voldoend gedocumenteerd. Ik zou het wel prettig vinden als velen het wilden lezen. Maar dan gematigd | |
| |
en voorzichtig. Het geschrift nemend voor wat het is, en het geschrift niet nemend voor wat het zijn wil.
Want het wil wezen: principieel in de kwestie: ‘cel of reformatorische gemeenschap’.
En het is: belangrijk in de kwestie: ‘goede cel’ of ‘slechte cel’.
Wanneer men in Aletrino's hoek leest hoe zeer slecht de celgevangenen worden verwaarloosd, dan zal men zich schamen om daartegenover rustig en zelfzuchtig te zijn. Dus: ‘laboremus’.
Jacob Israël de Haan.
| |
Langs Water en Groen door George Roose, uitgegeven bij Julius de Meester te Rousselaere.
Bij Julius de Meester te Rousselaere is er een bundeltje gedichten verschenen door George Roose geteekend.
Of dit boekje ophef maken zal in Vlaanderen, geloof ik niet, maar eene zaak is zeker, dat het reeds van nu af aan eene welverdiende plaats heeft ingenomen in de boekerij dergene die 't wel meenen met de kunst en met de tale van ons volk, en dat het ook voor hen die het nog niet en hebben aller aandacht waard is.
Wat mij vooral daar toelacht en me aantrekt in dit werk, is, dat het is ontloken lijk de blommenkens die zonder praal noch opgesmukten tooi, hun eigen schoonheid voor de goede lentezonne openspreiden. Want, daar en liggen in dat boekje geen gewilden vorm, geen woordenpraal, geen bombast en geen opgeblazen hooge klanken.
| |
| |
Zijn name ‘Langs Water en Groen’ geeft al den voorsmaak van de zedigheid en van den eenvoud daar het mede werdt gedragen en gegeven.
Gelijk Gezelle vindt hij zijne verzen langs de bane, bij de boomen, op de velden, bij een vliegske, aan een allernietigst dingske, hier en daar en ginds en overal.
Hij laat zijn ziele luisteren, hij hoort de klanken van de goede wonnige natuur die alle waarheid spreekt, die zingt gelijk als heur de tale deur den wind, deur de boomen en de vogels werdt gegeven.
Hij laat het zoo gedijen in zijn hart, hij wacht, gelijk de eerde wacht en maar ten langen laatste berst, wanneer de kiemen van het graan van zelfs er deure komen kijken.
O was hier elke poging in ons landeke zoo openhertig, zoo rechtzinnig en zoo welgemeend; en hadden vele onzer jongeren doorgaans het goed gedacht van maar te schrijven als ze anders niet en kunnen, als de drang te groot is, als het beeld geworden is een levend iets dat naar het licht en naar de zonne reikt en naar de blauwe ruimte. Werdt er in Vlaanderen wat meer geluisterd en wat meer gevoeld en werdt het maar begrepen, dat, zooals Gezelle zegt, het dichten wordt van God gegeven, of zoo ge 't wilt, dat men geen proza, geene verzen, geen muziek, geen beeld en geene schilderij en mààkt, maar dat de kunst, hetzij in welken vorm, het zij in welke uiting ook, maar dàn kan vruchten dragen en maar dàn kan echt en schoone zijn, wanneer ze 't evenbeeld der ziele en het evenbeeld ook voor 't geziene en 't gevoelde onvervalscht en zuiver weere weet te geven.
Waarom is 't dat we van Gezelle houden? Waarom is 't dat in Vlaanderen, tot in de uiterste gewesten, nog | |
| |
de zoete naam van Bertje Rodenbach op aller lippen ligt? Omdat het volk, in hen verduizendvoudigd en veredeld, de veropenbaring weere vindt van alles wat er echt en schoon is en van poezye leeft en zindert in de goede vlaamsche streke.
En werdt het maar begrepen, zeg ik, meerder koren zou men oogsten, schooner vruchten, voedend graan; want ontdaan van rank en onkruid zou de grond van Vlaanderen geven alles wat in zijn landouwen nog te rusten ligt en slaapt.
Niet dat ik zeggen wil dat er in het bundeltje ‘Langs Water en Groen’ alles de volmaaktheid en den schoonsten vorm is dicht en bij gekomen; maar dat ik daar een eerlijk pogen vond, een zedig en oprecht geluk in 't simpel, in 't eenvoudig, in het ware weeregeven van alles wat zich voordoet aan de ziele van den schrijver en van alles wat hij gaart en oogsten wil in 't diepste van zijn beidende gemoed.
Hoort liever enkele dier dingen in levenden lijve in ruischende vaart:
De musschen:
Of de plechtige roerende stilte van het bosch:
| |
| |
Ik zit op 't zijig zachte mos.
Wat is het stil nu in den bosch;
Geen windje suist er door de boomen
Die bladstil in de zonne droomen.
Een blaren huis, een tempel koel
Is 't bosch waarin ik diep gevoel,
De stilte van het buiten leven.
En nog andere, gelijk ‘De Nachtegaal’ bijvoorbeeld. Maar ik en durve niet beschikken over al te vele ruimte en ik had aan George Roose, die geloof ik, zijn eerste boekje liet verschijnen, toch nog gaarne 't een en 't andere gezeid.
En wel voornamelijk dat ik vele minder houde van 't gedichtje aan de koe die men naar 't slachthuis leidt:
om uw vijand aan te randen,
Hier en vindt men denzelfden schrijver niet meer, noch in zijn gedichtje:
door de hand zijns dienaars!
Deurgaans vind ik zijn gedichten over 't geloove minder waard; is 't misschien omdat geloof en waarheid niet te gare langs dezelfde bane leiden en is het ook misschien omdat hij zich zoovele nader bij de blommen voelt en zoovele dichter bij den nachtegaal en bij de boomen dan wel bij den Heere, die zoo eendelijk verre in den wierook der legenden van het oude Palestina woont?
| |
| |
Maar, daargelaten deze opvattinge van het leven, daargelaten wat ons van gedacht en van geloove scheidt en alhier aldaar een mindere gedichtje waar de rijmklank iets of wat gewild is en den zin alzoo vervalt, is zijn boekje toch de moeite waard, ligt het vol rechtschapenheid en vol van eerlijk pogen en geef ik hem de innige verzekeringe dat het nooit, gelijk het ook helaas zoo vele boeken deden, van de plaatse waar ik leze naar den zolder zal verhuizen.
Oscar Six.
| |
L'Internationale, Documents et souvenirs (1864-1878), par James Guillaume. Tome II (1870-1872). Un volume grand in-8° XII-365 pages, avec un portrait de Michel Bakounine. Paris, Société Nouvelle de Librairie et d'Edition. (Ed. Cornély et Cie, éditeurs), 101, rue de Vaugirard. - 1907. Prix: 6 francs.
In een zijner ‘Brieven uit Parijs’ sprak Jacques Mesnil over James Guillaume, die een der ieverigste leden was van de Jura-federatie der Internationale. Terecht verklaarde Mesnil dat zijn ‘documenten en herinneringen over de Internationale’ de weerdevolste bijdragen zijn tot de geschiedenis dier reuzen-vereeniging. In 1905 verscheen de eerste bundel, die het tijdperk 1864 tot 1870 omvatte. De tweede bundel verscheen zooeven. Hij vangt aan met het Congres van Chaux-de-Fond op 4 April 1870 en eindigt met het beruchte Congres van den Haag (2-7 Februari 1872). Het handelt dus over de scheuring, den fransch-duitschen oorlog, de Commune en den strijd tusschen centralisten en autonomisten in | |
| |
den schoot der Internationale. Een mooi portret van Bakounine versiert het boek.
Het is een werk waarvan Elisée Reclus zeer juist voorspelde, dat het voor ons een gebeurtenis van ware beteekenis zou zijn.
S.R.
| |
Ontvangen boeken:
Landlooperij door M.J. Brusse, zwerftocht van een dagbladschrijver onder stroopers en schooiers, met een kopergravure van Prof. P. Dupont. - Uitgave van W. L. & J. Brusse te Rotterdam. |
|
Stille Ontroeringen door Louis Carbin. - Uitgegeven bij K. Steensma te Woerden. |
|
Militarismus und Antimilitarismus unter besonderer Berucksichtigung der internationalen Jugendbewegung, von Dr. Karl Liebknecht. - Prijs 1 mark - Verslag der Leipziger Buchdruckerei. - 1907 |
|
De Groote werkstaking, sociale roman door Charles Malato, vertaald door P.E. van Renesse; uitgave L. de Boer te Amsterdam. - 550 blz.; Prijs: geb. f. 2.50; ing. f. 2. - |
|
Het Anarchistisch Socialisme en de Economische Actie, een ernstig woord aan de denkende arbeiders, door B. Reyndorp. Uitgave L. de Boer te Amsterdam - 109 blz.; prijs 40 cents. |
|
Vrijheidszangen door T. Boot. - Prijs f. 015 - Uitgave van L. de Boer te Amsterdam. |
| |
| |
F. Domela Nieuwenhuis: Typen. - 330 blz. |
T. Luitjes: Theorie en Practijk van Binnenlandsche Kolonisatie. Blz. 192. |
Beide uitstekende boeken zijn nu te verkrijgen aan zeer verminderde prijzen: het eerste aan f. 0.50 het tweede aan f. 0.25 |
|
Max Stirner, De Eenige en z'n Eigendom, vertaald en van een voorwoord voorzien door Jaak Lansen. - Een boekdeel van XVI-496 blz., in-8°. - Prijs 6 fr. - Uitgave van 't Kersouwken te Antwerpen. |
|
De Triomf van het Moederschap door Johan Schmidt. - Uitgave van Scheltens & Giltay te Amsterdam. - Prijs ing. f. 2.40. |
|
Les Lettres Néerlandaises en Belgiqne depuis 1830, conférence faite par Aug. Vermeylen. - Uitgave van C.A.J. van Dishoeck te Bussum. |
|
|