Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1907)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Nachtvisioen Uitruischend, in de zwarte gaping van den nacht, Versiddert ademloos de wind met angst bevracht; Alsof het hemelwelf zich van zijn glans onthief, de Getaande maneschijf en starren zonder schijn Verteren in de wolken, die aan 't woelen zijn, Ophoopend meer en meer en wringend als doorgriefde Lichamen, wangedrochten bang in stervensnood. Alleen de blanke straling van een beeld, zóó groot, Stroomt door den nacht. Daar staat de Man van smart en liefde! Zijn zienersblikken schouwen over 't wereldrond Miljoenen tempels na, waar 't heilig bloedverbond, Op 't wonderbaar altaar geopenbaard, zal blijven Het alverzoenend offer van den Mensch aan God. Zie, allen gaan er heen, gebukt als onder 't lot, (Gelijk het makke vee, er slechts naartoe te drijven) Voor 't wonder in vervoering buigen, zielbevreesd. Den schijn vergodend, zóó vergeten zij den geest. Daar gaat de Man van smart naar 't hofken van olijven! En weer klinkt woord vóór woord zijn goddelijk sermoen En drukt op ieder menschenhart den broederzoen: Heb uwen naasten lief gelijk u eigen zelven! Thans voelt hij grooter leed doorsperen zijne borst, Omdat de geest zijns woords niet onze daden torscht [pagina 137] [p. 137] Omdat èn wangeloof èn schijn hem onderdelven. Hoort gij het pletsen niet van lekkend bloedgedrop, Ziet gij de dorens niet in zijn doorboorden kop En over 't plompe kruis een stralensluier welven? Zie, ieder boettooneel des lijdensweg verschijnt! Toch dieper dringt de smart, die thans zijn hart doorpijnt; En wranger kelk wordt vòor zijn droogen mond geschoven; En vuriger tranen rollen uit zijn brandend oog, Of weer op hem het wee van heel de wereld woog, De wereld, spijts zijn zoendood, stuk aan stuk gekloven!... Traag van den Golgotha vergleed het godlijk licht. De Heiland weende, streek de hand vóór 't aangezicht En ging tot hen, die simpel zijn en niet gelooven... Willem Gijssels. Vorige Volgende