| |
| |
| |
Uit den Odyssee van een Opstandeling
II. Andorra. - Een ‘anarchistische’ staat.
Mijn begeleider, met wien ik nu Andorra betrad, beantwoordde alle mijne vragen, die ik hem over zijne heimat stelde. Verbazing steeg ronduit met iederen zin, dien ik uit zijnen mond vernam. Mijne eerste vraag, - de eerste zorg van iederen reizenden opstandeling - was natuurlijk naar ‘politieverhoudingen’. Hij lachte hel op. - ‘Ook dát ontbreekt ons nog’ - en met eenen recht medelijdenden blik op mij voegde hij erbij: ‘Ik ben politieman, zoo ge wilt, want bij ons is iedereen van de politie - namelijk in deze ideale opvatting, dat elkeen voor de maatschappelijke zekerheid, openbare orde en reinheid te zorgen heeft. Zooals bij U reeds zoo vele openbare parken het opschrift dragen: “de aanleggingen zijn der bescherming van het publiek aanbevolen”, zoo geldt dit bij ons ook voor den Staat, zoo is het ook de plicht van iederen burger, zijn deel voor de openbare orde bij te dragen. Bijzondere wachthonden hebben wij niet noodig, als bij u’. - Ik verstond nu zijnen half verachtelijken, half medelijdenden blik, want bij ons in de ‘beschaafde landen’ snuffelen het gansche leven lang, bij iederen tred dien wij doen, bijtende, | |
| |
blaffende, woedende wachthonden rond ons heen, en het verachtelijke daarvan is dit, dat we dat alles voor noodwendig en natuurlijk houden, - wij gelooven zelfs, dat we zonder hen niet leven kunnen.
Alzoo, in Andorra bestaat geene politie, - hm, hm, - bedenkelijk, bedenkelijk, - en gewis schudt menigeen zijn kop. Verder vernam ik, dat daar ook geene gendarmen, geene grenswachters, geene soldaten zijn, geene militairen, geene militie. - Arm Andorra, u ontbreekt den aanblik dezer met klingend spel voorbijtrekkende, in bonte livreien gekleede hoopen beroepsmoordenaars, soldaten genoemd - door wier glanzende knoppen zoovele meisjes zich laten hypnotizeeren. Als zwakken troost hiervoor kunnen zij wellicht alleen dát bedenken, dat hare liefsten niet tot zelfmoord worden gedreven door mishandelingen en chikanen der oversten, zooals het jaarlijks in Oostenrijk en Duitschland in duizend gevallen voorkomt.
Ieder Andorraner heeft zijne wapens, ieder beschut zijn eigen. Daar zijn geene betaalde staatsbeamten, daar is geene eigenlijke overheid, - kortweg, in 't algemeen geen uniform. Maar zij troosten zich er mede, dat zij daarvoor vrije jacht hebben, vrije vischvangst, vrije bosschen, vrije weiden - vrij hout. Ieder kan uit de bosschen zooveel hout nemen, als hij tot verwarmen en bouwen noodig heeft. De jacht is ook vrij voor alle buitenlanders en toeristen,
Het volk van Andorra is Katalonisch, en daardoor heeft dat kleine, 15 tot 18 duizend inwoners tellend volkje zijne eigen staatsspraak, de Katalonische, die nergens elders als staatsspraak geldt. Maar mijn geleider, met welken ik Fransch sprak, verzekerde mij, dat alle volwassen mannen drij talen, Fransch, Katalonisch en Kastilliaansch (Spaansch) spreken.
| |
| |
Als wij óm eenen rotsvoorsprong bogen, sprong plotseling eene bende gebruinde kerels met roode mutsen te voorschijn - in een oogwenk was ik van hen omkreitst, en in het volgend oogenblik klonk een salvo... Ik viel niet om; ik betastte mijn lijf, maar voelde mij zoo wèl als te voren, - doch geloof goed dat ik verschrok. - Nu, dat was ook hun eenige bedoeling.
Ik vernam dan, dat het tabaksmokkelaars waren, die juist van eene gelukkige expeditie uit Frankrijk terugkeerden, en daar ze mij met eenen der hunnen zagen komen en in mij eenen vreemdeling erkenden, bedachten zij deze scherts. Landelijk - zedelijk - Andorra - scherts...
Wij zetten ons bij hen in kring rond het vuur, dronken met hen te zamen hunnen wijn uit den lederen zak, die van mond tot mond overgereikt werd, en ik hoorde met genoegen naar hunne snaaksche smokkelaarsverhalen.
Dat waren toch hechte kerels, ware Anarchisten, - hoewel zij wellicht nog nooit dat woord gehoord hadden. Niet alleen hadden zij zich om geene wet in de heimat te bekommeren, - want Andorra had ook geene geschrevene wetten, - geene wetboeken, - bovendien geenen Kodex - goed voor den Podex - maar zij erkenden ook niet de wetten der naburige Staten, daar zij lustig van smokkelen leefden.
Doch wij moeten verder.
Weldra kwamen wij in het eerste dorp Lo Serrat en trokken er eene kroeg binnen. Daar zag het er evenwel reeds werkelijk als een roovershol uit: een uit onbehouwen boomstammen tesamengeslagen huisje, donker en zwart, zonder venster, enkel met openingen in de wanden.
In eenen hoek stonden ongeveer een duizendtal hooge bergstokken en evenveel ouderwetsche geweren met breede | |
| |
roeren. Dies was het eene smokkelaarskroeg, waarin de smokkelaars hunne waren nederlegden.
Eene oude vrouw reikte ons den wijn in eene merkwaardige helgroene flesch met eene als bij eenen theeketel afgetakte buis, en zij was gansch verbaasd, als ik haar om een glas bad. Nu leerde mij mijn begelijder, hoe men drinkt uit zulke flesschen, die Regaladas heeten en in gansch Katalonië verbreid zijn. Hij leunde wijd achterover, hief de flesch hoog boven den kop en liet zich den, in eenen dunnen parabolischen straal uit de buis gulpenden, wijn in den mond vloeien. Nadien reikte hij mij de flesch en na eenige mislukte proeven - waarbij ik mij van onder tot boven begoot, en overal, in de haren, de oogen, de ooren, in de zakken en in de laarzen wijn binnenkwam, maar toch geenen druppel in den mond - begon het ook mij allengs te gelukken. Het moest zoowel geleerd worden als het drinken uit den horen, waarbij zich toch immer, de eerste maal, iedere ‘Vos’ bij het ‘Gaudium’ der ‘Bürschen’ begiet.
Eene herberg was er echter in Lo Serrat niet; wij gingen, hoewel het reeds tamelijk donker was en de smalle, stijle bergpaden niet bezonder zeker waren, tot aan het naaste oord, naar Ordino, het woonoord mijns begeleiders, bij wien ik ook overnachtte.
Den volgenden morgen wees hij mij den weg, liever het pad - want in gansch Andorra is er niet ééne landstraat, noch ergens een gangbare weg - naar de hoofdstad: Andorra La Vieja.
Ik ging nu alleen op smalle paden, voorbij steile afhellingen, over soms breede beeken, waar men slechts op eenen wankelbaren overgeworpen balk kon overheenwankelen. Meermalen trof ik ook ijzerbronnen aan, die | |
| |
uit de rotsen hervoorborrelden en hunne gansche omgeving in toonen van verroest ijzer kleurden. Bovendien bezit Andorra ook heete zwavelbronnen en een ongehoorden natuurlijken metaalrijkdom in ijzer, kopererts, lood, schilfer (lei), marmer, aluin, kwarts, enz.
Al de mannen, die ik ontmoette, hadden dezelfde roode muts op den kop, zooals ik ze gisteren bij de smokkelaars zag. - Mij verbaasde niet zoo zeer de kleur, als de vorm der muts, die eene bedrieglijke gelijkenis had met de phrygische of ‘jakobijnsche’ muts en die ook op dezelfde uitdagende wijze, als den kam van eenen haan, gedragen werd. Het is de Katalonische nationale muts, de ‘Barretina’, die ik dan ook in gansch Katalonië ontmoette.
Mijn eerste gedacht en indruk was, dat de republikeinsche Andorraners de jakobijnenmuts als nationale dracht tot evenbeeld hunner gezindheid dragen; toch houd ik nu omgekeerd voor zeer waarschijnlijk, dat de Fransche omwentelingsmuts, de jakobijnenmuts, hier heuren oorsprong nam, want de Marseilleezen, die heur naar Parijs brachten, onderhielden destijds - als nu nog - nauwe betrekkingen met de naaste groote havenstad Barcelona, de sinds onheugelijken tijd revolutionairste stad der wereld, waar iedereen deze roode ‘phrygische muts’ droeg.
Eindelijk, kort vóor den middag, trof ik weder eenige kleine huizen aan, die door smalle straten van elkander verwijderd waren - het was Andorra la Vieja.
Na eenige schreden was ik reeds op de plaats, waar bonte, werkzame bedrijvigheid heerschte. Zwartgerokte papen, geholpen door rozige meisjes, hingen bonte, | |
| |
kleurige papierkettingen aan staken en boomen, de blauwgeel-roode nationale vlag van Andorra waaide vóor alle vensters; eene primitieve triomfpoort uit dennen- en pijnboomen was in het midden der plaats opgericht en daarop waren in Katalonische taal de woorden te lezen: ‘Welkom onze Vorst!’ - Hm, eene half-anarchistische republiek, waarin geene soldaten, geene gendarmen noch politiemannen, geene snuffelende spitshonden noch konfiskeerende staatsbedlenden, geene ‘huiszoekende’ districtshoofden, ja, geene wetten zijn, bouwt triomfbogen voor hare vorsten? - Ik zag om, of ik daardoor niet bedoeld was, - doch geen mensch scheen mij te willen bemerken. Dan sprak ik een jongmensch aan, die op zijn Europeesch gekleed was, om van hem inlichtingen te ontvangen.
Hij was leeraar in eene Fransche school in Andorra, een onderlegd man, en berichtte mij over alles, wat me kon aanbelangen.
Andorra, hoewel Republiek, staat onder het protektoraat niet van Spanje of Frankrijk, zooals algemeen geloofd wordt, maar onder het persoonlijk protektoraat van den toenmaligen president der Fransche republiek en van den bisschop van Seo de Urgel, (een Spaansch stadje aan de grens van Andorra).
Die beiden ‘protektoren’ zijn ‘vorsten’ (princeps) der Republiek, hebben zich echter, alhoewel zij eenen zoo schoonen titel: ‘vorst-protektor der Republiek Andorra’ op hunne vizietkaarten mogen zetten, in de innerlijke aangelegenheden niet te mengen.
Telkens wordt bij de intrede van eenen nieuwen voorzitter, deze als prins van Andorra ‘gekroond’, voor welke plechtigheid hij zich echter door den stadhouder van Ariegè laat vervangen. Evenzoo wordt | |
| |
ieder nieuwe bisschop van Seo de Urgel gekroond wanneer de vroegere gestorven is. De bisschop laat zich echter immer persoonlijk kronen, en het toeval wilde, dat ik juist aankwam op den dag, dat dit zonderling schouwspel plaats greep, - iets dat zich gewis hoogstens alle 20 of 30 jaren voordoet, - hoe een bisschop tot vorst eener republiek gekroond wordt.
Ik vernam verder van den jongen leeraar, hoe zich dat protektoraat uitdrukt. Andorra betaalt jaarlijks 900 franken aan Frankrijk, waarvoor het de volmaking der leeraars en het onderhoud der scholen in Andorra overneemt, hetgeen echter aan Frankrijk jaarlijks ongeveer 39.000 franken kosten moest. De bisschop bekomt jaarlijks 450 franken, waarvoor hij Andorra met eene ware pest van papen begiftigt, die allen dat kleine volkje moeten opleiden. Dit is de eenige zwarte vlek in dat land, het is waarlijk eene zwarte-pest-vlek...
Daaraan vastknoopend, sprak hij van de politiek in Andorra. Ofschoon er geene geschrevene wetten zijn, hebben zij een aloud gewoonheidsrecht voor de verkiezingen, waarbij in het parlement de 34 gewesten van Andorra door 6 kieskringen voorgesteld zijn. Er zijn twee partijen, de ‘Spaansche’, d.i. de reactionaire, paapsche, die den Spaanschen invloed, of veel meer dien der Spaansche papen vergrooten wil; en de liberale, de ‘Fransche’, die voor vergrooting van den Franschen invloed en bovendien voor Europeesche nieuwigheden in het land is. Deze partij is ook de overheerschende.
Naar Andorra voert geen spoorweg, geene landstraat, geen begaanbare weg uit een enkel land. Geene brug is er, geen wagen. - Wie naar Andorra wil, van waar 't ook zij, kan alleen te voet of per ezel of muildier | |
| |
erheen komen. De papen bekampen steeds hartstochtelijk ieder ontwerp om verkeerstraten te bouwen, en de bescheidenste voorstellen, minstens telegraphen in te voeren, vinden in hen eenen onverbiddelijken vijand. Zij prediken, dat deze zware zonde - de invoer van dit goddeloos duivelswerk - God uitdagen zou, en hij gewis met pek en zwavel en vernietiging van Andorra zich zou wreken... Maar ook vele liberalen zijn uit patriotieke gronden tegen den bouw van straten.
Door den onmetelijken, maar nog onuitgebuiten metaalrijkdom van Andorra zouden - als voerbare wegen het transport der metalen uit de groeven mogelijk maken, - wat tot hiertoe nog niet het geval is - groote ondernemers, met hen het kapitalisme en zijn onafscheidbare begeleider, het pauperisme, in het land trekken, eenigen verrijken, maar voor de meesten weldra de oude vrijheid en ook den bescheiden welstand vernielen, waarin zich allen nu verheugen. Door dezen rijkdom en de mogelijkheid hem door goede verkeerstraten licht te kunnen uitbuiten, zou de kleine republiek den naburige staten als lokkende beetjes voorkomen en de aloude onafhankelijkheid zou in gevaar geraken. Zij blijven liever veefokkers, tabaksplanters en smokkelaars, - allen gelijk en vrij, hoewel niet rijk, echter zorgeloos - in plaats van rijkdom en ellende te bezitten en daardoor, als gevolg, alle misdaden der ‘beschaafde landen’ aan te kweeken.
De ‘gerechtszaak’ wordt in Andorra derwijze opgelost, dat afwisselend van Frankrijk en Spanje een rechter voor het leven benoemd wordt, die naar de wetten van zijn land over de voorkomende gevallen te oordeelen heeft.
De laatste ‘gerechtszaak’ in Andorra deed zich voor 15 jaar geleden. Een man werd aangeklaagd omdat hij | |
| |
zijnen mededinger doodde, als hij hem ‘in flagrente delicto’ van echtbreuk met zijne vrouw betrapte. Daar echter de aangeklaagde voor Fransche rechters kwam, werd hij vrijgesproken. Ik vernam nu ook, dat Andorra zich verheugt in dezen uitzonderingsstaat sedert 1278, en dat het echter ook rijk aan innerlijke kampen was. Zoo had er, in de tachtiger jaren, een geregelden burgerkrijg tusschen de republikeinen en klerikalen plaats, waarbij de republikeinen overwonnen en de tyranieke begeerten van den bisschop-vorst-protector - die als afgezant in de Spaansche Cortès voortdurend aanhitste tegen de onafhankelijkheid van 't land, wiens vorst hij toch was - met welgemikte geweerschoten teruggewezen werd.
Gedurende dit gesprek naderde de kroningsfeeststoet. Een muziekkorps aan 't hoofd; dan kwamen gemeeenteraad en afgezanten, de ‘ministers’ en syndikaten, de de voorzitter der republiek, allen in de kleedij van Katalonische boeren, met de Barrettina op den kop en den rijkgeplooiden, Spaanschen mantel om de schouders. Alleen de voorzitter droeg, tot bezondere herkenning, eenen kalen tweepunthoed, zooals de portiers van heerenhuizen en de dienders van begrafenisondernemingen dragen. Daarachter kwam de bisschop aan, omgeven door een talrijk gevolg van monniken en papen. Allen reden op muilezels in gansenpas daarheen. De toeschouwers lieten alles rustig en zonder geroep voorbijgaan; maar, als de groep der smokkelaars in volle uitrusting achteraan marcheerde, - met de hooge bergstokken in de hand, de lange volgepakte kisten op den rug, met de beide, kruiswijze, aan de smalle overzijden der kist, achter den rug bevestigde revolvers, die door eenen greep | |
| |
naar achter kunnen gevat worden, - brak het publiek in stormige vivat-roepen uit.
Het waren allen schoone, jonge, krachtige, zonverbrande knapen, ‘de trots der natie’, zooals mijn begeleider met begeestering uitriep. Ik begreep naderhand, hoe deze uitroep, van wege een Andorraner, geheel en al gerechtigd was.
Van alle zijden kraakten nu de schoten uit de aloude ‘tromblons’, deze donderbuksen met den trechtervormigen naar de opening zich uitwijdenden loop, die wij slechts uit illustratiën in roovers- en bandietensprookjes kennen, die echter in Andorra nog in ieder huis te vinden zijn.
Alles drong nu naar het ‘regeeringspaleis’ van Andorra, hetwelk ook terzelfdertijd het parlement, de gemeenteraad, de school, de gevangenis, en eenen paardenstal voor de eerebezoekers van het rijk bevat. Alleen de paardenstal is speciaal voor zijn doel ingericht. De gevangenis staat sinds onheugelijke tijden ledig. - Werkelijk een gansch onbeschaafd land! - Geene gevangenen in de gevangenis! Hoe gansch ander is het bij ons!...
De groote zaal dient voormiddags tot schoolkamer, en namiddags afwisselend tot gemeenteraadzitting of parlement. In deze zaal hield nu, nadat de schoolbanken tezamengeschoven waren, de bisschop, voor het toegestroomde volk, zijne ‘kroningsrede’ in Katalonische spraak.
Intusschen ging ik verder en kwam na twee uren in Ste-Julia, de tweede hoofdstad, het eigenlijke handels centrum van Andorra, waar ook alleen halveling betamelijke herbergen te vinden waren. In het spijshuis, waarin ik nu het maal nam, kwamen, kort na mij, de voorzitter der republiek, de ministers, en ook mijn bekende, de leeraar van daar straks, die allen aan dezelfde | |
| |
ronde tafel waaraan ik zat, plaats namen. - Hierop leidde ik weldra een levendig gesprek in.
Ik zat tusschen den leeraar en zijnen vader, aan wien hij mij voorstelde, en dewelke de waardigheid van onderichtsminister van Andorra bekleedde. Aanstonds begon hij mij uit te vragen: waarheen ik ging, van waar ik kwam, van welk land ik was, enz. enz.
Als ik hem ‘Polen’ noemde, riep hij beteekenis vol uit: Alzoo, Polen - doch, voegde hij erbij, verklaar u wat juister: zijt gij van den ‘Noordpool’ of wel van den ‘Zuidpool’?
Ik verklaarde hem verschoonend, dat het eerder wat dichter bij den Noordpool was, - maar dat mijne heimat toch nog een goed eind weegs daarvan verwijderd bleef.
Tot het ambt van onderrichtsminister had echter de goede man, die vroeger herbergier was, genoegzame hoedanigheden, doordat zijn zoon een leeraar was.
Ik vernam nu ook, dat alle ministerposten onbetaalde eereambten zijn, en dat alleen de voorzitter der republiek een jaargeld van 160 Pesetas (ongeveer 160 franken) voor voorzitterskosten trekt.
Op mijne vragen verklaarde mij de voorzitter, dat de leeraar met volle recht de smokkelaars als de ‘trots der natie’ bestempelde. In Andorra wordt bijna uitsluitend tabak gekweekt; daar echter in Frankrijk en Spanje tabaksmonopolen bestaan, kan het volk zonder het tabak smokkelen eenmaal niet bestaan. Het is dus eene smokkelaarsrepubliek.
Als hij door zijne verklaringen levendiger werd, onderbrak ik hem met de vraag: ‘Alzoo, heer voorzitter, zijt ge ook tabaksmokkelaar? - Nu, het zou wellicht eene komische diplomatische verwikkeling te weeg brengen, als ge bij het tabaksmokkelen door eenen Franschen | |
| |
grenswachter bij den kraag genomen werdt?’
‘Ach neen’, wedervoer deze met waardigheid. ‘Bezie toch mijne grijze haren! Daarvoor ben ik nu toch te oud. Ik houd me enkel nog bezig met de tabakkultuur, mijne zonen bezorgen den uitvoer’.
Met waardigheid en hoogmoed sprak de oude Smokkelaarspresident deze woorden uit, zoodat hij mij waarlijk ontzag inboezemde.
Dat verhinderde echter niet, dat het onderhoud aan de herbergtafel, waaraan de voorzitter eener republiek en de staatsministers met mij, den zwervenden anarchist, gemoedelijk bij den wijn zaten, immer vroolijker en kameraadschappelijker werd.
De ‘regalada’ ging van mond tot mond, van anarchist tot president, van daar weder verder; maar vóór zij nog den kring sloot, was zij reeds ledig. Eene nieuwe kwam aan de beurt, enz. enz...
Broederschap werd gedronken; vriendschap werd gesloten, - Na eenen ‘Hoezee!’ op Andorra, bracht ik een ‘Goedheil’ op de Anarchie voor, waarmede de gansche ‘Regeering’ luid instemde.
Dien nacht sliep ik bij den onderrichtsminister, en ik zette mij den volgenden morgen, na een hartelijk afscheid van den gastvrijen aardrijkskundigen onderrichtsminister, op weg naar Spanje.
Ik ontmoette nog den stoet des bisschops, die eveneens naar Spanje terugkeerde. Van tijd tot tijd hield hij, als hij bij eene kleine hut voorbijkwam, zijn muilezel stil, en verdeelde onder de kinderen kleine geldstukken en zilvermunten.
Zoo zaaide hij, op billijke wijze, met een paar pesetas, eene patriarchale legende over den ‘goeden prins’ rond, | |
| |
op de wijze zooals alle ontroeringwekkende sprookjesboeken den kinderen vertellen.
Weldra bereikten wij de grenzen, waar hem eene afdeeling Spaansche soldaten wachtte, het geweer presenteerde en zich bij den stoet aansloot.
Met weemoed blikte ik terug, naar het land dat ik zooeven verlaten had.
Gelukkig land vol patriarchale legenden, aloude vrijheid en gelijkheid! O, onbeschaafd volk, dat den zegen van sabelkletterende wauwaus, snuffelende spitsen en konfiskeerende censors niet kent - o land der vrijheid en ordezonder-bajonnetten noch handboeien, wanneer zie ik u weder!?
Siegfried Nacht.
|
|