Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] De Reuzenadelaar Ik trok, in nanoen was 't, langsheen de heidebaan, En midden 't purpren vlak bleef ik bewondrend staan. De zon neeg westewaarts. In mijmrend rustig-zijn Hing z' onbeweeglijk schier, met zilvrig-stillen schijn. Weerszijden lag bij haar, in vèr-gespreiden sleep, Den ganschen einder langs, een breede wolkenstreep, En wolkjes, hier en daar rondom de zon geschaard, In kranse wilden zij bij hare hemelvaart De hemelkoningin nog uitgeleide doen, En dan verzwinden gaan met heuren laatsten zoen. Een dezer wolkjes nu dreef stil aan vòor de zon, Verduikelde heur schijf, zoodat er dra begon Een bonte mengeling van schaduwe en licht, Die leven, grootheid lei in 't gansche wolkenzicht: De lange grijze sleep weerszijden van de zon, Zoo wijd den einder langs hij rekkend reiken kon, Was als het uit-gespreid, vèr dragend vleugelpaar Van een ontzagelijken reuzenadelaar. ‘Voorwaar, een wonnig beeld, zooals 't daar in een krans Van louter zonnelicht zich baadt geheel en gansch: Een vrije adelaar, zoo grootsch en fier alsdat Zijn machtig vleugelpaar den einder schier omvat’ - Zoo peinzend trok ik heim, doch zag nog eenmaal vroom Naar 't heerlijk aadlaarsbeeld: vergaan was 't lijk een droom... [pagina 387] [p. 387] En ach, dan ál met een rees op in mijn gemoed De twijfelvolle vraag: is niet het ware goed Gelijk dit godlijk beeld slechts louter fantazij? Eilaas, 'k zag meen'ge ziel, fier, als een aadlaar vrij Omhoog gaan naar de zon, doch d'arbeid onvolbracht, Terugslaan in het slijk, waar zij het licht verlacht, Waar stilaan nu vervaagt der droomen beeldenrij, Gelijk de wolken gaan, verzwonden en voorbij. Siska van Daelen. Vorige Volgende