Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6
(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 70]
| |
Gedachten-gangHeb je ooit zo iets geks gezien als het groeten van een lyk? Niet dat van een vriend, of van een man tegen wie je opziet om zyn levenswerk, maar van iedere onbekende, van de eerste de beste die naar het graf wordt gereden. Wat betekent die groet? Vrees voor de dood? Maar het is onmannelik zyn vrees in het openbaar te tonen. En wanneer, gelyk voor velen onder ons, het leven een benyping is, een al-durende bekommernis om brood, een hol van verdierliking, is men dan bang voor het weggaan? Gebeurt het uit broederschap? Voor de man die je in zyn café uitvloekte, omdat je op ongelegen tyd met de kolenwagen kwam? Voor de modiste, by wie je om werk vroeg en die de deur dichtkletste met de woorden: Pourquoi venez vous, si vous ne parlez pas français? Voor de bepoeierde fluwelen madam, ombungeld met armbanden en kettingen, die neus-inhoudend voor de zweet-lucht van je werkpak je in de trem voorby ging en zich apart zette in de eerste klasse? Voor de huisbaas die je met vrouw en kinderen op straat zette, toen je met geen mogelikheid kon betalen? Mooie broederschap die na de dood zou beginnen! Omdat anderen kwezelen: de mortuis nil nisi bene (van de doden niets dan goed), gaat dat mij aan? Voor my blyft Torquemada een monster, GriselGa naar voetnoot*) een verrader, en een notaris ... een notaris, ook al is hun | |
[pagina 71]
| |
stof tien malen vergaan. En wat ik van iemand gedacht heb by zyn leven, dat denk ik ook van hem na zyn dood. Waarom ons ontroeren om het vertrek, terwyl het komen ons koud laat? Steekt men de vlag uit van het huis, waar het kindje juist geboren werd? Staat altyd naast de moeder de man die haar daartoe maakte? Is de wieg gereed, en het plaatsje aan tafel open? Zal het kind te werken vinden en zich kunnen ontwikkelen, zonder te verdrukken of verdrukt te worden? Komt het in een blye, broederlike wereld? Welnu, zolang daarop neen moet worden gezegd, verwerpen wy die door kerkelik gezag opgedrongen en door sullige volgzaamheid nagekomen doden-groet. De hoon van het leven kan niet worden goed gemaakt door een kunstmatige, huichelachtige verering van de dood. En als er dan zyn die toch willen groeten, dat zy het de boevewagen doen. Daar gaan dieven, moordenaars, pederasten naar een oord, waar niets, letterlik niets gedaan wordt tot bevryding van hun ziekelike drang, waar integendeel slechter-wording kan volgen door aanraking met nog rampzaliger. Dat zyn geen mensen genomen buiten ons om, maar uit ons midden, van naast ons weg: een kind van u, een zuster van my, die wy zo maar laten wegrotten. Hier past verootmoediging dat zulke ellendigen in onze samenleving konden groeien, en angst dat Noodlot ons zelf doe ondergaan, hetgeen wy te lang gedoogden voor anderen. Brussel, December 1904. W. Bonto van Bylevelt. |
|