Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Winterboomen Daar staan de ontriefde helden nog te kampen Om enkle flarden van hun wapenrok; En weerloos deinzen voor de rake stampen Des winds, die hen bezwalkt bij elken schok Met gudsend water uit de noorderlochten. De winter lacht om hunnen heldenwrok; Zijn oude veete moet nu uitgevochten! Verdorven, links en rechts uiteengerafeld, Ligt hunne rijke zomerdracht ten grond. De vijand heeft geschud, gescheurd, geschrafeld, En al die pracht verspreid met wilden mond. Luidscheldend, als een roover zonder schaamte, Draaft hij om hunne naakte lijven rond; En ieder lijf gelijkt een schril geraamte. II Langs velden die in eender grauwe verven Elkander volgen verre, verre voort, - Gaan boomen, hier en daar, als onder 't zwerven Naar betere oorden op hun tocht gestoord, In dichtgedrongen benden samenschuilen. Toch rukt de vijand op, hij beukt en boort En door hun rangen raast zijn angstig huilen. [pagina 58] [p. 58] De boomen, die zoo fier den weg afbaanden Waar 't schroeiend hart den vredelommer zocht, Staan nu zoo treurig binst de wintermaanden Te huivren in de grijze nevellocht. De strijd is over, 't is een weerloos beven Van ouderlingen zonder achterdocht, Die niets meer hopen, niets meer kunnen geven. III Komt, mijn gedachten, wandlen door de dreven, Ik breng met uwen waan u in verhoor. Waar is uw zwong, waar 't lommerloof gebleven? Waarheen uw orgelspel, waarheen het vooglenkoor?... Terug waar gij geraakt werdt door de stormen! Blijft daar omhuld in kalme nevelsmoor, En, zonder wil noch wensch, in kale vormen! Willem Gijssels. Vorige Volgende