Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Donkere dag (Bij de terdoodveroordeeling van een vriend) I 'k Weet niet wanneer de dag begon, De donkre ouwjaarsdag. Het moede jaar ligt zonder lach Verstoken van de zon. 'k Weet niet wanneer het middag werd, Want d'uren stonden stil. De boomen stonden al zoo stil Met koud, bekrompen hert. Wat brengt ons deze avond aan? Bij dage was 't zoó stuur! Nu blik ik peinzend in het vuur: Dit jaar is droef vergaan. II Ik klaag dat ik de zon niet zie ... Wie klagen moet, 't is hij! Veel maanden zag hij geene zon En zal hij heur nog zien? [pagina 49] [p. 49] God weet hoe luttel hij nog dacht Aan licht, aan levensvreugd, Sinds hij het lot der broeders ginds Tot heel zijn ziele nam? O, waar hij toch uit beulenhand, Dat moedig, dweepend kind, En groette 'k hem in blijden dag, In 't wonnig licht der zon! III Hoe dichte beloert nu de marteldood, Mijn heerlijken broeder, mijn broeder in nood! Ach, zal hij voor góed nu ten gronde gaan Die een van de laatsten moest blijven staan? Ter hulpe! die gansche vriendenschaar, Waarheen ik in 't ronde verlangend staar. Ter hulpe! en spreidt nu het wachtwoord rond En zendt het in weerklank van mond tot mond. Ter hulpe! reeds ruischt het in droeven wind: De wereld verloochent heur beste kind! December 1905. Siska Van Daelen. Vorige Volgende