Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6
(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 32]
| |
De Zaak-Edward Joris.‘Z.M. de zeer uitnemende, zeer machtige Leopold I, en Sultan Mahmoud II, zeer vermaard, zeer roemvol, zeer machtig, hij die den troon siert van het koningdom en den luister verhoogt van het khalifaat, de Sultan der ottomaansche Sultans, de schaduw Gods, de rechtveerdige padishah, de dienaar der twee heilige steden en de gebieder der beide landen en der beide zeeën’ - sloten in 1838 een overeenkomst, waarvan art. 8 als volgt is opgesteld: ‘In geval van betwisting of proces tusschen onderdanen van de Heilige Poort en onderdanen van Z.M. den Koning der Belgen, zullen de partijen niet onderhoord noch de zaak beoordeeld worden tenzij in tegenwoordigheid van den drogman van België. De Belgen, die op eerlijke en vredige wijze hun zaken drijven, mogen nooit aangehouden of gehinderd worden door de plaatselijke overheden; maar in geval van misdaad of overtreding, zal de zaak overgemaakt worden aan hun gezant, zaakgelastigde, consul, of onder-consul; de beschuldigden zullen door hem worden geoordeeld en gestraft volgens de gebruiken ingesteld ten opzichte der FrankenGa naar voetnoot(1)’ Met het oog op dit tractaat ontstond de consulaire wet van 31 December 1851, waarvan art. 32, zeer bepaald, als volgt luidt: ‘Het Assisenhof van Brabant zal oordeelen over de misdaden door de Belgen bedreven in landen buiten de Christenheid.’ | |
[pagina 33]
| |
Aangaande dit artikel stelde destijds M. Destriveaux de volgende vraag aan de regeering: ‘Worden onder die uitdrukking ‘misdaden bedreven door onze landslieden in landen huiten de Christenheid’ alle soorten misdrijven verstaan, én die welke bedreven worden tegen de bewoners van het land én die welke bedreven worden door een Belg op een Belg? In het eerste geval, schijnt me art. 32 bezonder beslissend, want zoo een Belg in een vreemd land een misdaad begaat op een inboorling, vertreedt hij de wetten van het land, en door die wetten te vertreden moet hij volgens de wetten van het land worden geoordeeld. Het zal dus noodig zijn, dat men in particuliere tractaten bepalingen vaststelle die overeen komen met de wet die ge stemt.’ En ziehier nu het antwoord hierop gegeven door den toenmaligen minister van Justicie: ‘Mijnheeren, die tractaten bestaan; dit artikel (32) doet niets dan bevestigen wat wierd aangenomen door de tractaten. Alzoo, wanneer in Turkije een Belg een misdaad pleegt, zelfs op een Turk, dan is het de Belgische overheid in Turkije die hem vonnist’ (Kamerzitting van 20 Mei 1851). Bepaalder, duidelijker, en onloochenbaarder kan het voorzeker niet. En nochtans! Toen de Belg Joris in Juli wierd aangehouden onder beschuldiging van medeplichtigheid aan den aanslag op den Sultan, verroerde onze belgische regeering geen vin en liet heur landsman in de bloedige klauwen van den ‘schaduw Gods’. Lange maanden duurde het onderzoek en niets kregen we hier te hooren over den landgenoot die wederrechtelijk wierd aangehouden. Toen kwam het nieuws toe, dat een proces begon - voor | |
[pagina 34]
| |
een uitzonderings-tribunaal! - en nog steeds verroerde onze belgische regeering geen vin, tenzij tot 't afvaardigen van den tweeden drogman onzer legatie (de man is een Serviër) om, achter het Hof gezeten, de debatten der onregelmatige Justicie te volgen. Eindelijk kwam de Jobstijding der terdoodveroordeeling en, onder den drang der openbare verontweerdiging, kreeg de belgische gezant bevel te ... onderhandelen met den Zieken Man die regeert aan den Bosforus! Van welken aard die onderhandelingen zijn is niet juist geweten, maar stellig is het, dat de Poort de uitlevering weigert. Hoe zal dit alles nu eindigen? Heel België verwacht een uiterst-krachtdadig optreden der regeering en eischt dat zij de hulp der mogendheden zal inroepen, maar.. ‘de beurs - dat is de pols-, dat is de harteslag der gouvernementen’, heeft eens het katholieke ‘Handelsblad’ gezegd ... Of we veel moeten verhopen van die tusschenkomst, nu de belangen der beurs niet zoo direct op 't spel staan, valt nogal sterk te betwijfelen. Er kan ook een beroep gedaan worden op het hoogere Hof van Arbitrage in den Haag. Onder de bepalingen die hiervoor kunnen ingeroepen worden, gelden in de eerste plaats: ‘Art. 15. - Het internationaal scheidsgerecht heeft tot doel de regeling der geschillen tusschen de staten, door de rechters hunner keuze en op den grondslag der rechts-eerbiediging. ‘Art. 16. - Aangaande vragen van rechtskundigen aard, en in de eerste plaats aangaande geschillen over uitlegging en toepassing van internationale overeenkomsten, is de arbitrage erkend door de ondergeteekende | |
[pagina 35]
| |
mogendheden, als het doeltreffendste en rechtveerdigste middel om geschillen te regelen die niet wierden opgelost langs diplomatieken weg.’ Die teksten zijn allen formeel. België heeft onbetwistbaar de wet op heur hand. In de schotschriften, officieus door Turkije verspreid - tot vóór de deur der vergaderlokalen waar over de Joris-zaak gesproken wordt - betwist men niet eens de rechtskundige stelling en bepaalt men zich bij een vuige, laffe belastering van Joris en zijn medebeschuldigden. Een herzienings-proces gaat nu plaats hebben. De uitslag kan voorzien worden: bevestiging van 't eerste vonnis en, waarschijnlijk, omzetting der doodstraf in eeuwigdurende opsluiting, hier of daar in Klein-Azië. Joris lijdt aan een hartkwaal en de dienaars van den ‘rechtveerdigen Padishah’ zullen daar wel het middel vinden om dit lijden te... verkorten. Het schijnt nu reeds bewezen, dat het, in deze samenleving, met tractaten gaat zooals met alle wetten: zij beschermen de sterken, die ze eigenlijk missen kunnen, en op 't goede recht der zwakken, daar zit men op! Op een diplomatieke regeling van het geschil valt niet veel te rekenen, te meer daar België zeer mak en veel te laat is opgetreden en daar, in Turkijë, meer dan elders, het recht van den sterkste geldt. Zal Frankrijk optreden, in zijn rol van verdediger der kleine volken in het Oosten? Ook langs dáár zie ik den einder niet klaren, tenzij de openbare meening, die in Frankrijk nog al recht tot meespreken heeft, heur gebiedende stem doet hooren en de regeering voortdrijft, | |
[pagina 36]
| |
zooals, in België, de algemeene verontweerdiging het ministerie tot optreden heeft gedwongen. In een volgend nummer trekken we de stichtende moraal uit deze leerrijke, zeer dramatische fabel, wier ontknooping, naar alle waarschijnlijkheid niet lang meer uitblijven zal.
Segher Rabauw. |
|