Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De Heide. De heide, me lieveke, weet g'het nog als Heur purperen bloemekens blonken, Hoe alles dien avond in zalvende rust En vrede lag nedergezonken. Hoe 't mastenbosch roerde en verre de wind Zich over het sperrenhout spreidde, En somtijds een reiger in zwaaiende vlucht Verdween op de doomende heide. O ginds in dien avond, getweeën te gaar Verloren in wellende weelde, Als 't windeke woei en de bloemekens daar En alle de kruidekens streelde, Omvatte mijn harte in wonder geluk Het glorende wijde gewemel, Van alle 't bewogene heidegeruisch, Van heel den oneindigen hemel! De heide, me lieveke, weet g'het nog als De vennen in 't zonnegoud gloorden, Hoe lange wij somtijds de vogelen, en De zeurende biekens aanhoorden? [pagina 29] [p. 29] En als er een kudde van schapen verscheen En trappelend over de struiken, Omhoogewaards klom, of omleege weer scheen Zich achter de bloemen te duiken. Hoe verre ze somtijds den zandeweg op In stuivende wolken van eerde, Al drummende liepen, wanneer hen de hond Al bassen weerommewaards weerde. O daar in de heide, me lieveke, als Ik wederom over die stonden, In stille gedenken mijn droomen voel gaan, En alles heb wedergevonden, Wat eens er ons boeide, en heerlijk en schoon En wonniglijk wist te bekoren, Dan voel ik u weer aan mijn bonzende borst En hebbe u lief als te voren! Dan zing ik, en weder herwordt het me goed En voel ik mijn harte zoo blijde, Zoo zalig als u mijn gelukkige lief, Zoo grootsch als de doomende heide! Oscar Six. Vorige Volgende