Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 457]
| |
In ItaliëVelen zullen van meening zijn dat het geen tijd meer is om te spreken over 't proces Murri, sinds drie maanden reeds geëindigd. Maar in tegenstelling met de overgroote meerderheid mijner tijdgenooten, die in 't verhaal der gebeurtenissen niets anders zien dan een soort geleefden roman bestemd om hen te verstrooien, meen ik dat het nooit te laat is om na te denken over de beteekenis en de dracht der feiten van 't openbaar leven. Men weet dat het proces Murri is uitgeloopen op een algemeene veroordeeling der beschuldigden, tot straffen verschillend van 7 1/2 tot 30 jaren opsluiting. Tullio Murri, die bekend heeft zijn schoonbroer Bonmartini te hebben gedood, en Pio Naldi, wiens medeplichtigheid door geen zekere bewijzen kon aangetoond worden, werden beiden tot 30 jaren veroordeeld. Een der vragen gesteld aan de jury met betrekking op Tullio, vraag die, ontkennend beantwoord, een strafvermindering zou hebben bewerkt, werd aldus geformuleerd: ‘Op 't oogenblik dat Tullio de daad weskwestie volbracht, was hij dan in een staat van geestelijke zwakheid, bij machte om zijn verantwoordelijkheid aanzienlijk te verminderen, zonder heur uit te sluiten?’ Die vraag moest betrekking hebben op den staat van vervoering, teweeggebracht door den hartstocht, waarin Tullio, volgens de stelling der verdediging, zich zou | |
[pagina 458]
| |
bevonden hebben op 't oogenblik der misdaad. In dit geval was de vraag slecht gesteld en zij getuigt van de onwetendheid der rechters in zake psychologie. De jury heeft neen geantwoord, zich houdend aan de letter van de vraag; zij had ja moeten antwoorden indien zij goed geformuleerd ware geweest. Een vraag die moest strekken om de straf te verzwaren wordt als volgt gesteld: (zij wordt herhaald voor ieder beschuldigde, behalve Linda) ‘Heeft de beschuldigde het feit bedreven in de door hem gekende omstandigheid, dat Dr Francisco Bonmartini de echtgenoot was van Theodolina Murri en diende die omstandigheid tot vergemakelijkking van 't feit zelf? Onmogelijk een dommer vraag te stellen. Hoe zou die omstandigheid onbekend kunnen geweest zijn aan de beschuldigden en hoe had ze kunnen níet bijdragen om de misdaad te vergemakkelijken? Wat Linda betreft, ontkent de jury dat zij de opstookster van de misdaad zou zijn (dus, de stelling verwerpend van 't openbaar ministerie) maar neemt aan dat zij er aan meewerkte door, bij de daders, het besluit de daad uit te voeren aangewakkerd en versterkt te hebben, of door de belofte om na de daad hulp en bijstand te verleenen, of door 't geven van inlichtingen en door 't leveren van middelen om heur uit te voeren, of door de uitvoering te vergemakkelijken door 't feit van hulp en bijstand te verleenen aan de daad’. (zoo luidt de tekst der veelvuldige vage vraag) Merkt op dat die medeplichtigheid aan de misdaad door geen enkel bepaald feit werd bewezen en dat zij maar erkent werd bij eenvoudige meerderheid (door 7 gezwoornen op de 12). Voor Secchi, de minnaar van | |
[pagina 459]
| |
Linda, zelfde vraag en zelfde antwoord. Maar, zonderlinge tegenspraak, als men aan de jury vraagt of Linda en Secchi met voorbedachten rade hebben gehandeld, antwoordt zij neen! Dat een man die met een ander twist en hem slaat in een beweging van woede, handelt zonder voorbedachtheid, dat verstaat men; maar dat iemand bij een ander het besluit om een misdaad te bedrijven aanwakkert en versterkt, en hem inlichtingen geeft om haar uit te voeren, zonder gedacht te hebben aan wat hij doet en aan de gevolgen die er uit kunnen voortvloeien, dat is iets wat men zich maar moeilijk inbeelden kan. - Maar de uitdrukking ‘met voorbedachtheid’ stemt oogenschijnlijk met niets bepaalds overeen in de oogen der gezwoornen: wat betreft Bonetti, de minares van Tullio, die in die geheele zaak niets is geweest dan een werktuig in de handen van den man dien zij blindelings lief heeft, neemt de jury de voorbedachtheid aan door ja te antwoorden op deze vraag: ‘Was Rosina Bonetti op 't oogenblik van het feit in een toestand van gedeeltelijke geesteszwakheid?’ Dit is de overmaat van domheid en 't is om zich af te vragen of die lui - aan wie men de macht heeft gegeven om te beschikken over 't leven van anderen - heelemaal onnoozel zijn! Maar als men het samenstel der feiten nagaat en als men onder andere opmerkt dat de jury, na al de betichten schuldig te hebben verklaard, aan allen ‘generische verzachtende omstandigheden’ toekent (niemand zou kunnen zeggen wat dit beteekent), dan begint men in te zien dat dit onsamenhangende in de rechtspraak voortkomt uit de vrees de ‘openbare meening’ te misnoegen; de openbare meening die in 't geval in verscheidene | |
[pagina 460]
| |
stroomingen van verschillende richting was verdeeld. Men moest ten allen prijze veroordeelen, omdat de algemeen-geldende opinie was: ‘Ho, 't zijn rijke lui, ze zullen voorzeker vrij komen’. Het openbaar ministerie had op handige wijze gebruik gemaakt van dien geestestoestand en had aan de gezwoornen gezegd, bij 't eindigen zijner aanklacht, dat hij toegevendheid zou hebben aangeraden als het nederigen had gegolden, maar dat hij, daar het rijke lieden van hoogen stand betrof, hen verzocht ze te treffen met al de mogelijke gestrengheid. Waarlijk billijke gerechtigheid, zooals men ziet. 't Is een der zekerste middelen om de menschen mee te slepen, zulk beroep op hun laagste gevoelens van jaloerschheid en afgunst. - Men moest dus veroordeelen, maar langs een anderen kant had men geen schuldigheidsbewijzen tegen vele der betichten, en onder 't gansche eerlijke en verstandige gedeelte van de bevolking was er een sterke meenings-strooming in hun voordeel. Hoe weinig-talrijk die minderheid ook was, toch moest er rekening mee gehouden worden, want zij sprak scherp en luid. Van daar een rechtspraak die bepaald onzinnig is van uit het standpunt der logiek, maar die geschikt was om de groote meerderheid te bevredigend, en ze bevredigt ook. Dit blijkt ten overvloede uit de opinies van de pers. Enkele vooruitstrevende bladen critiseerden de uitspraak vinnig; de meest-achteruitkruipende bladen en bezonderlijk de katholieke, betuigden hun vreugd dat vrijdenkers, die lui zonder godsdienst, werden gestraft. Al de anderen voerden nagenoeg deze taal: Buigen wij voor het oordeel, gewetensvol uitgesproken na zes | |
[pagina 461]
| |
maanden openbaar debat; dit oordeel stemt overeen met de meening der meerderheid van 't volk. - Een der meest gekende dagbladen van Italië ging zóóver te drukken, dat de uitspraak sereen en evenwichtig (sic) was. Ik ontsla me van commentariën: eenieder zal zich herinneren zulke uitbarstingen van zegepralende domheid te hebben bijgewoond gedurende zijn leven. Denkt aan de tijden der zaak-Dreyfus, toen men regelmatig onder 't goede publiek hoorde zeggen, dat krijgsrechters, die in onderling overleg iemand veroordeelden, zich niet konden vergist hebben; denkt aan de uitspraak van 't proces van Rennes, de meest onlogische en de onzinnigste uitspraak die kan gedaan worden en die de openbare meening zoo wonderwel voldeed. Hier kwam het er op aan een eminent man te berijken, Professor Murri, een man van hoog intellect, een man van heerlijke kieschheid, een van die uitgelezen zielen die de menigte boven heur verheven en vreemd aan heur gevoelens voelt, en die zij dáárom haat; te meer: een man met vooruitstrevende ideeën, bekwaam om de onafhankelijkheid van den geest en de gulheid van harte te ontwikkelen onder de jeugd. Geen beter middel om hem te treffen, dan zijn kinderen te doen lijden en bezonderlijk zijn dochter die hij aanbidt. De Jury heeft zich tot echo gemaakt dier mooie gevoelens van de massa der onvruchtbaren. En dit is het wat de burgerij noemt: de Justicie, waarvoor zij eerbiedig neerbuigt en vergt dat de anderen neerbuigen zooals zij.
Men zou nooit eindigen als men al de heldenfeiten | |
[pagina 462]
| |
der burger- ‘justicie’ moest opsommen; één nochtans wil ik niet stilzwijgend voorbijgaan. Ten tijde van den moord op koning Humbertus, spande de politie zich in om medeplichtigen te vinden voor Bresci. Zoodra een aanslag tegen een soeverein plaats heeft, veronderstelt de burgerij onmiddellijk het bestaan van een complot - waarschijnlijk de methoden indachtig die zij gebruikte tijdens heur jeugd, in den goeden tijd dat zij revolutionair was. - Maar daar zij er niet in gelukt dit complot te ontdekken, om de goede reden dat het niet bestaat, verkiest zij er een uit te vinden, al ware 't maar om indruk te maken op 't groote publiek. Dit was ook 't geval in de zaak Bresci. Men hield o.a. een anarchist aan, Vittorio Jaffei genaamd, dien men veertien maanden lang gevangen hield: na die veertien maanden was men genoodzaakt hem te lossen, daar men geen 't minste bewijs van plichtigheid tegen hem kon aanvoeren. Maar 't ‘Gerecht’ kan 't hem niet vergeven dat het niet mocht gelukken een samenzweerder van hem te maken: niet alleen deed het hem uitwijzen uit Italië, maar 't deed hem overal in den vreemde vervolgen door hem opvolgentlijk te doen uitdrijven uit II staten en nu 't laatst uit Egypte!!! Kort geleden te Londen verblijvend, vernam hij dat zijn vader gevaarlijk ziek was en terstond kwam hij naar Italië om hem ten minste nog ééns weer te zien. - Nauwelijks had de politie iets vernomen over zijn aankomst, of zij stormde het huis der ouders binnen. Maar, verwittigd door een kameraad, had Vittorio den tijd er van tusschen te schieten. De politiemannen drongen 't huis binnen langs het venster, zetten alles 't onderste boven en, woedend omdat zij hun prooi zagen ontsnappen, | |
[pagina 463]
| |
hielden zij de ouders en vrienden van Jaffei aan, en zelfs den kastelein bij wien hij een nacht had doorgebracht. Dit alles gebeurt in het vrije en ééne Italië, zonder dat het publiek eenigzins ontroerd wordt: tegen anarchisten is alles toegelaten.
Overigens: een wind van reactie waait zichtbaar over Italië. Men herbegint met heel willekeurig bladen in beslag te nemen, voor 't uitdrukken van meeningen die niet bevallen aan de regeerders en bezonderlijk om critiek te hebben uitgeoefend op misbruiken in het leger.Ga naar voetnoot(1) Die verdubbeling van willekeur vanwege de regeering komt voort uit den schrik heur ingeboezemd door de anti-militaristische propaganda, die in den laatsten tijd steeds hardnekkiger wordt gevoerd. De socialisten beginnen in te zien dat er niet veel te verwachten is van de parlementaire actie en dat geen hoop bestaat om ernstige uitslagen te verkrijgen tenzij door de rechtstreeksche actie van het volk, gegrondvest op een sterke syndicale en coöperatieve organisatie en zich uitend o.a. door een onophoudelijke propaganda tegen het militarisme, de hechtste steun der burgermaatschappij die niet kan bestaan zonder heur te bedienen van geweld. De | |
[pagina 464]
| |
leiders der socialistische beweging gevoelen zelf de richting van de volksstrooming en geven zichtbaar er aan toe. De socialistische bladen betoonen zich merkkelijk lieftalliger tegenover de anarchisten, die zij gewoonlijk behandelden als vijanden en die zij nu bijna als gezellen behandelen. Langs een anderen kant wordt erin minder gesproken over parlementairen strijd en meer over den vooruitgang van 't syndicalisme; men begint meer het voorbeeld van Frankrijk dan dit van Duitschland in te roepen. Dit alles zijn verblijdende teekens, die getuigen van een nieuwe richting in het socialisme. Wat betrett de vervolgingen, die zijn immer voordeelig geweest aan degenen die er 't slachtoffer van waren en zij bewijzen dat de burgerij, die ze uitoefent, zich getroffen voelt in een van heur zwakke punten. Eigenlijk is er reden tot hoop.
Jacques Mesnil |
|