Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 428]
| |
Boeken en TijdschriftenDe zoo wijd-vertakkende verhouding der geslachten blijft steeds een strijdvraag, die een afdoende oplossing vereischt voor 't opbouwen van gezondere maatschappelijke toestanden. Veel is er over geschreven, maar voor wie zich wou uitlaten over een vraagstuk van zulke samengesteldheid, bleek het meestal uiterst moeilijk te zijn om niet eenzijdig te worden, buiten den invloed van vooropgezette meeningen te blijven en zich niet al te zeer de taak te vergemakkelijken door 't onderwerp te vereenvoudigen. Hieraan is ook M. Koot niet ontkomen, toen hij zijn brochure schreef over ‘Het Concubinaat’Ga naar voetnoot(1). M. Koot laakt het concubinaat in Indië als iets dierlijks, iets waardoor de in beschaving hoogerstaande blanke wordt néérgehaald door de lager staande inlandsche concubine, iets dat wel een trede hooger staat dan de ontucht in kampong of bordeel maar tóch ontucht is. Wat vooral M. Koot ergert is de louter-zinnelijke grondslag van het indische concubinaat, en hierin heeft hij niet heelemaal ongelijk. Toch schijnt het mij dat hij de zinnelijkheid in al te kwaden geur zou hebben. Alleen dán toch is voor hem de geslachtsdaad gewettigd, als zij de zelfverloochenende liefde (men zou wanen: van louter ethischen oorsprong) als drijfveer en het kind als doel heeft! Hiertoe wordt een beroep gedaan op de ‘natuur’. Maar als 't waar is dat de ‘natuur’ het kind als gevolg (dit is wellicht juister dan als doel) van de paring stelde, dan is het óók waar dat diezelfde natuur een sterk-sexueele aandrift in ieder levend wezen heeft gelegd en dat zij de paring doet samengaan met de allersterkste lichamelijke aandoening. Dit zou allerminst twijfel moeten wekken over den louter-ethischen | |
[pagina 429]
| |
oorsprong der liefde, die eigenlijk 't product is zoowel van ons physiek als van ons psychisch wezen. Aan het ontstaan van dit misterieus sentiment werkt onze zinnelijkheid mee - al zij het meestal onbewust - en zoowel in heur oorsprong als in heur opperste uiting kan men de liefde niet denken buiten onze lichamelijke natuur, waaruit ze wierd geboren. Waarom toch de natuurlijke behoeften onzer lichamen voorstellen als dingen uit den booze, die men duldt als 'n onvermijdelijk kwaad, maar waarvan men, zooveel mogelijk, zich heeft te onthouden? Bij een evenwichtig schepsel zijn ziel en lichaam één, onafscheidbaar en evenweerdig. Men hoeft zich niet te schamen over de functies van dees noch gene en men hoeft ook, om geen bovenzinnelijke drogredenen, welkdanige natuurlijke genieting, à priori, als verwerpelijk te beschouwen. - Maar, als 't hoogste genot moet gelden, dat wat het gehééle wezen doortintelt, wat tegelijk alle vezels van ons vleesch en alle roersels van ons ziele spant en trillen doet! Alzoo zal déze liefde het hoogst staan die gehéél ons Zijn omvat: de vleeschgeworden overgaaf van twee zielen, of de zinnelijke drang van twee lijven ínwerkend op hun zieleleven. Dàn is de geslachtsdaad laag, wanneer zij voortkomt uit motieven die niet wortelen in ons innerlijk wezen; als zij wordt: prostitutie, onder al heur vormen. Dáártegen waarschuwen, zoowel als tegen 't kunstmatig opwekken van geslachtslust, is geen kwaad idee; maar men moet dan niet, zooals M. Koot doet, meteen de jongelui gaan aanraden in onthouding te leven. Dàn predikt men natuurlijk in de woestijn, ook al verzekert men met nòg zooveel overtuiging dat onthouding maar kinderspel is, voor wie een vegetarisch diëet wil aanveerden. Jonge kerels zullen dan wel eens peinzen aan den grasetenden stier en stil-glimlachend schuddebollen: ‘dat's larie!...’ Een rationeele voeding dient ongetwijfeld geprezen en zeker kan zij bijdragen om, in speciale gevallen, de onthouding (waar zij onvermijdelijk is) dragelijker te maken. Echter mist het allen ernst als men vegetarisme wil aanprijzen als een soevereine remedie tegen elk reëel of voorgewend euvel, zoo iets als b.v. de beruchte pillen van Aloës! | |
[pagina 430]
| |
Geen eenvoudiger heilmiddel tegen de prostitutie (men moet waarachtig een stokpeerdje op den neus dragen om het niet te merken) dan het wegruimen van alle puriteinsche en economische hindernissen die twee verliefden van malkaar verwijderd houden. - Als geen oprechte neigingen meer dood loopen op vooroordeelen en andere zwarigheden en als niemand zich meer verkoopen moet, - dan vált de prostitutie, ook zonder eenige onthouding. Geef maar ieder de vrijheid en de economische mogelijkheid, om zijn diepen, zuiveren aandrang te volgen - in steê van kunstmatige onthouding te prediken. In afwachting: breek af met heel den rommel puriteinsche vooroordeelen, die de gezonde levensvreugd doen schuwen en de geslachtsdaad doen beschouwen doorheen de stellingen eener verstarde dogmatiek; krijg het leven om het leven lief, en leer den jonge mannen en vrouwen hoe ze niet noodwendig een kroost moeten verwekken, wanneer zij sexueel zich vereenigen gaan, gedragen op de golving van hun innerlijke aandrift!
Deze losse overwegingen kwamen bij mij op na de lezing der brochure van M. Koot, die vol goede bedoelingen steekt maar tevens niet heelemaal vrij is van geestdrijvende kortzichtigheid. - Hier en daar doorspekt met een overwegingsweerdige opmerking, nevens een boel algemeenheden, is het betoog nogal wijdloopend en niet heel bezonder klaar. Diep inslagen zal het waarschijnlijk niet.... S.R. |
|