Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 326]
| |
Aanspraak aan mijn Dochters en SchoonzoonsGa naar voetnoot(1)De teergeliefde kinderen die ons verzoeken, om ons als getuigen te nemen van hun huwelijk, trouwen in 't volle bezit hunner vrijheid; zij komen aan ons woord geen bekrachtiging vragen van hetgeen zij uitspraken in den grond van hun harte. Hun fiere wil volstaat, maar zeker zal het hen believen de stem van den vader te hooren bij 't intreden van het nieuwe leven dat hen wacht. 't Is niet in naam van 't vaderlijk gezag dat ik mij tot u richt, mijne dochters, en tot u, jonge mannen die me toelaat u den naam van zoons te geven. Onze titel van ouders maakt ons onder geen opzicht uw meerderen en wij hebben op u geen andere rechten dan die onzer diepe verkleefdheid. Meer nog, in deze groote levensomstandigheid, vragen wij u om onze rechters te zijn. Aan u, mijn kinderen, te zeggen of wij misbruik maakten van onze macht om u in zwakheid te houden, van onzen wil om den uwen te onderwerpen, van onzen natuurlijken invloed om onze moraal u op te dringen. Gij zult het recht doen wedervaren aan hen die u liefhebben, dat hun genegenheid niet tiranniek is | |
[pagina 327]
| |
geweest. In den groep verwanten die u omringen, zijn er die verkozen dat uw huwelijk vergezeld ging van de wettelijke ceremonieën; wellicht heeft bij enkelen hunner zich een zekere klemming des harten gemengd onder de vreugde die uw vereeniging heeft veroorzaakt; maar allen hebben u geëerbiedigd, geen enkele heeft u willen dwingen zijn gedachten te volgen: boven 't uiteenloopen der meeningen bleef de onschendbaarheid van uw recht. De proef heeft slechts gediend om ons nader tot elkaar te voeren en ons nog meer te doen beminnen. Vaders en moeders hebben hun diepe genegenheid voelen verdubbelen, zonen en dochters voelden hun verkleefdheid groeiën. Blijft vrij, gij werd erdoor maar liefdevoller. Op dezen dag nog zijt gij uw eigen meesters. Wij hebben u geen beloften te vragen en wij doen u geen aanbevelingen. Gij zijt verantwoordelijk voor uw daden. Ongetwijfeld zullen wij u volgen met al de liefdezorg die onze teerderheid ingeeft, maar gij zult er niet door vernederd worden. Wanneer de vogel voor 't eerst zijn vleugels beproeft, alvorens de blauwe lucht in te vliegen, kan men 't dan ten kwade duiden aan de moeder dat zij angstvallig toeschouwt op den boord van het nest? Maar zij zal weldra betrouwen hebben. Uw vleugels zijn sterk en zullen u in de vrije ruimte voeren. Wij vragen u niets, mijn kinderen, maar veel zult gij ons geven. De jaren beginnen op ons hoofd te wegen; aan u ons de jeugd en de kracht te hergeven. 't Is waar dat, in de groote menschelijke familie, wij voortdurend alles zien vernieuwen: de Lenten volgen op de Lenten en de gedachten op de gedachten. Maar inniger genoegen zullen wij voelen bij 't zien der vernieuwing die gebeurt rondom ons in den bescheiden | |
[pagina 328]
| |
familiekring. 't Is in u, mijn kinderen, dat het ons vooral verheugt herboren te worden, den levensstrijd heraan te vatten en met nieuwe krachten de ondernomen werken voort te zetten. Wij zijn vermoeid, maar gij herneemt onzen arbeid, en weer anderen zullen hem na u hernemen. Zóo is het dat wij, in de toekomst, ons zware maar goede zwoegen zien voortduren van bestaan in bestaan. Gij geeft ons 't gevoel der duurzaamheid; door u, mijne dochters en mijn zoons, gevoelen we ons onsterfelijk. Maar gij hebt nog beters dan de onsterfelijkheid, gij hebt de werkzame kracht van het huidig leven. Hoe zult gij ze aanwenden? Alleen om u te beminnen, om achter 't geluk te loopen, om geweld te doen aan het noodlot opdat het uw medeplichtige worde en u in de loterij van het bestaan een goed nummer zou doen trekken? Neen, ik ben zeker dat gij hoogere betrachtingen hebt. 't Zal u niet voldoende zijn gelukkig te wezen; uwe huwelijken zullen geen gezins-egoïsmen zijn, maar de verdubbeling van al uw deugden van toewijding en van goedheid. Gij zijt goed! Weest nog beter, nog oprechter in de uitoefening der gerechtigheid, nog sterker in het eischen van het recht. Herinnert U dat niet állen gelukkig zijn, dat állen geen ouders hebben die hen beminnen, vrienden die hen aanmoedigen, vrouwen of echtgenooten die vol toewijding voor hen zijn. Gedenkt dat, op dees eigenste oogenblik, er zijn die sterven zonder vrienden en anderen die wanhopend voortschrijden, terwijl ze van boven de bruggen het zwarte water der Seine zien stroomen! Gij zijt onder de gelukkigen. Doet het u vergeven door te werken voor hen die het niet zijn. Zweert uw leven te wijden aan 't verminderen van | |
[pagina 329]
| |
den last der onverdiende smarten, die drukt op de wereld. Om 't goede te doen, zijt ge sterker dan gij meent; alléén zelfs zoudt ge kunnen handelen, en ge zijt vereend!
Elisée Reclus. |
|