Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Een lied van leven Mijn vriend, laat mij gerust met al uw tranen En al uw zielelast uit ijle lucht gegrepen; Mijn medelijden kan geen weg zich banen Dan tot de wroeters, die in 't onheil dweepen. En dan nog is het plicht een zang te zingen Om op te frisschen, zoo ge wilt, van woede; Door weegeklaag kunt gij geen dwingers dwingen, Slechts 't manlijk lied is een geduchte roede. Mijn hart is wel een kelk vol bitterheden, Toch 'k laat het voor mijn evenmensch gesloten. Ach, moet hij lijden wat ik heb geleden, Of wel genieten wat ik heb genoten? Ik zie het bietje gaan naar dorenstruiken En zijne vlerkjes aan de vlijmen scheuren; Toch werft het zoete nectar, volle kruiken, Waardoor de dauw en 't sap der bloemen geuren. [pagina 269] [p. 269] Mijn lied en zal niet gaan in weduwkleeren En weenend tusschen grafgesteenten dwalen, En 't wereldwee met angstgegil vermeeren, Als 't requiem van moede nachtegalen. Gezond zoo moet het zijne bloote zwingen, Gelijk de vogel, naar de zonne wenden; Ik laat het mijnen boezem niet ontspringen, Wanneer het ziek gesard is van ellenden. En kan ik zijn geweld niet wederhouden, Genadig zal 't mijn evenmensch vergeven.... Mij lust 't gebruis van stormen, zeeën, wouden, Geen lied van sterven, maar een lied van leven! Willem Gijssels. Vorige Volgende