Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 198]
| |
Boeken en Tijdschriften.'t Grenst aan 't wonderbaarlijke, hoe weelderig de bloemlezingen gedijën op onzen belgischen bodem; vooral nu men diens vijf-en-zeventigjarige onafhankelijkheid gaat vieren, met vette toelagen van Staat, Provincie en Gemeente. Sommige schrandere geesten meenden eenig verband te bespeuren in die officieel-geroemde onafhankelijkheid en den steeds grooteren opbloei onzer letteren. Daar zal nog al veel moeten op afgedongen worden, maar toch zal het wel wáár zijn, dat die onafhankelijkheid - ten minste heur officieele viering - niet zonder invloed bleef op de groote genegenheid en den blakenden iever van verzamelaars en uitgevers van bloemlezingen. Alléén voor de modern-vlaamsche letterkunde kregen we twee bloemlezingen, beide even willekeurig saamgesteld. We kregen ook een geschiedenis onzer vlaamsche letterkunde, vervaardigd op last der regeering en heur lastgeefster weerd!... Nu krijgen we weer een nieuw, zeer lijvig boekdeel - in bont en pronkerig omslag, lijk een prijsboek voor christelijke en andere collegies - gewijd aan ‘Onze Vlaamsche Dichters van 1830 tot 1905’.Ga naar voetnoot(1) 't Komt ons voor dat, bij 't samenstellen van dezen bundel, coterie-geest niet te zeer op 't voorplan stond | |
[pagina 199]
| |
en dat de uitgever waarlijk heeft getracht ieder dichter, van welke school of strekking ook, te vertegenwoordigen met enkele verzen. Dat dit voornemen niet altijd is verwerkelijkt en dat er toch enkele dichters - Hélène Swarth, b.v. - wierden vergeten, is wellicht een onvermijdelijk verschijnsel, dat dan pleit tegen 't princiep van zulke uitgaven. Volgens de inleiding wierd deze bloemlezing met een historisch doeleinde verzameld. Ook is het alleen onder dit oogpunt dat het boek eenige beteekenis kan hebben, want van uit een literair standpunt is het bepaald ongenietbaar. Uit den aard der zaak krioelt zoo'n werk van zoutelooze, kreumlooze, vooze en vunze gedichten, die men slechts dóórlezen kan met een geduld van archeoloog;- en de waarlijk goede verzen staan er als bloemen op een vaalt. Een slecht gedacht van den uitgever was het, al de verzen achter malkaar af te drukken zonder naam van den schrijver - zoogezeid om den lezer te vrijwaren voor den invloed van namen, vooringenomenheid en vooroordeel! Het eenig verkregen resultaat is een grootere moeilijkheid in 't opzoeken, wat een bezonder-leelijk gebrek is bij een boek dat, volgens de woorden van den uitgever, een historisch werk wil zijn. Ook lijkt het ons ongepast dat de dichters wierden ‘vertegenwoordigd met een aantal verzen overeenstemmend met de waarde van hun werk....’ (Inleiding blz. VIII). Dit is een achterpoortje dat openbleef aan allerlei willekeur, geleid, zooniet door kwade trouw, dan toch door eigen-inzicht en persoonlijken, feilbaren smaak. De weerde van enkele onzer dichters, naar die maat gemeten, is den ook best geschikt om dit te doen inzien. Wij geven voorbeelden | |
[pagina 200]
| |
in de volgorde der inhoudstafel: Prudens van Duyse, beslaat 21 blz.; K.L. Ledeganck: 10 blz.; J.M. Dautzenberg: 10 blz.; Th. van Rijswijck: 11 blz.; Dr. J. Nolet de Brauwere: 6 blz.; Dr. J. de Laet: 8 blz.; Jan Van Beers: 11 blz.; Guido Gezelle: 10 blz.; Emm. Hiel: 8 blz.: Frans De Cort: 5 blz.; J.A. van Droogenbroeck: 11 blz.; Kanunnik S. Daems: 14 blz.; A. Rodenbach: 8 blz.; Pol de Mont: 10 blz.; Prosper van Langendonck: 9 blz.; L. Lambrechts: 5 blz.; A. Hegenscheidt: 2 blz.; Victor de Meyere: 5 blz., H. Haenen: 4 blz.; W. Gijssels: 1 blz.; Jan Eelen: 3 blz.; - Nu genoeg. Deze voorbeelden zullen doen inzien hoe gevaarlijk die methode is; want op honderd lezers, zal er wel niet één het eens zijn met de rangschikking, volgens 't aantal blz. van boven aangegeven lijst. De verzamelaar schijnt ook wel gevoeld te hebben dat hij zich op onvasten grond begaf, zooals blijkt uit de verontschuldigingen die hij vraagt op voorhand. Zal men dan nooit begrijpen dat kunstenaars geen schooljongens zijn, die men elk zijn plaatsje aanwijst in vele categorieën, als voor een prijsuitdeeling?
S.R. |
|