Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Liefde Hoe schoon is de nacht en hoe diep als ik daar Nevens u aan het opene venster verblijve, En droomende peinze en peinzende zacht In golvende woorden uw liefde beschrijve. Hoe schoon is de nacht en hoe diep en hoe goed, Zoo gelijk aan mijn harte dat innig bewogen Me zalige stonden doet leven als toen Ik mij baadde in den droevigen schijn uwer oogen. De nacht, o hij weet het, hij kent het zoo goed, Hij heeft ons getweeën zoo vaak hier gevonden, Zijn mantel, zijn hulsel, zoo menigen keer Om ons samengestrengelde zielen gewonden, En zachte gefluisterd in 't bevende loof En heerlijke zangen van liefde gezongen, De nacht, o de nacht is gezwollen van hoop En eindeloos heil in ons harte gedrongen! Wie zegt me de stonden van weelige rust, De uren zoo vele vergaan in den avond, Wanneer ik u teer in mijn armen gesust En gekoosd als een kindeke hebbe gelavend Aan woorden van liefde en wonder geluk Die welden in 't jagende hart om te breken, En stroomden in zalvende rythmus, terwijl Ons de sterren deur 't opene venster bekeken. [pagina 61] [p. 61] O ik heb u zoo machtig zoo eindeloos lief De armen gesnoerd om uw heilige wangen, Gelijk als een zalige kindeke lief In alle mijn reine geluk en verlangen. En eeuwiglijk wou ik uw oogjes bezien Alwaar ik zoo diep in uw ziele doorture Ik heb u zoo hemelsch, zoo Goddelijk lief Mijn kind! en ik ween in de wonnige nachtelijke ure. Oscar Six. Vorige Volgende