| |
| |
| |
Het rijk der Blinden. Zielesmarten in vier openbaringen.
1ste Tooneel - Tweede bedrijf.
Wouters - Jules - Guus - Theo.
Ouderwetsch-burgerlike kamer. Jules rookt 'n sigaret, drentelt. Wouters en Guus luisteren met belangstelling. Theo staat schijnbaar schilderend voor z'n ezel.
...'t Is al te gek, dat je 'n goeie raad in den wind slaat - àl te mal. Je kunt gerust van mij wat aannemen.
De kachel verzorgend.
Ja - ja - daar ben 'k zeker van.
Nietwáár - ik laat me niet op m'n studie - m'n kennis vóórstaan - máár, als je 'n jaar of acht de academie hebt bezocht - hoef je dat niet onder stoelen of banken te steken... 'k Ben 'r wel 'n beetje trotsch op - wil 'k graag weten... ònzin... 'k Ben geen bourgeoistje!
(steekt 'n nieuwe sigaret op)
'k Heb geléérd - m'n tijd besteed-magnefìèk! Dáárom zeg 'k't. Toen m'n vriend Guus me over u sprak, zooveel goeds van u vertelde - moest 'k noodzakelik 's komen kijken.
(Biedt in 't algemeen z'n sigarettenkoker aan)
Iemand rooken?
(Guus doet 't).
Ja, meneer Wouters - 't was nu juist niet 't receptie uurtje gisteren morgen - máár 't ging zoo toevallig. Op 'n
| |
| |
fuifje ontmoette ik uw kleinzoon - maakte kennis - en - enfin - u weet, hoe 't gáát - nà 'n kwartiertje praten - was 'k bepaald nieuwsgierig geworden - kòn me niet bedwingen - èn 't eind van 't liedje kent u. 'k Vind 't bizonder aangenaam kennis met U gemaakt te hebben... Mag 'k 'n lucifertje s' il vous plait?
Om u te dienen
(strijkt 'n lucifer aan)
Was m'n kleinzoon u vreemd?
Beslist. Hoe zou 'k 'm kènnen?.. In de kunstwereld - pardon - heb 'k meneer's naam nooit gehoord - en - nou ja - ik ben altijd bevreesd, iemand te kwetsen - onze wegen loopen nogal uitéén - maar dat hindert niets. Als artist kent men geen afstand - àls 't 'n kunstenaar betreft - of 'n individu dat 't worden wil...
'k Ben u erg dankbaar, dat u belang in Theo stelt.
(Theo maakt 'n ongeduldige beweging)
Gister was 'k wat onredelik tegen hèm. 't Was ook nooit gebeurd, dat ie uitgebleven was, en van zelf - géén mensch - zóó vroeg had boven gebracht. Bovendien wist 'k niet - wíén ie bij zich had.
(Theo legt 't palet neer - ziet naar buiten).
O, meneer, geen complimenten. 't Was me heel aangenaam, dat Guus me inviteerde, temeer, daar ik nog wel 's op 't werk van meneer wensch terug te komen. 't Was gister-ochtend te vroeg. 'k Had verduiveld weinig geslapen, - ja, ja, in eer en deugd, há, - há. - Geen nachtelike studies, - há, há...
| |
| |
Wat dunkt u van z'n werk? U kunt 't beoordeelen!!
Da's 'n vraag, die lastig is te beantwoorden. - Vleierij heb 'k hekel aan, - met waarheid maak je kwaje vrienden - en den middenweg bewandelen, doe 'k niet, - dùs, liefst laat 'k me 'r niet over uit, - àlthans......
Ik dacht dat u 'm enpassant over zijn werk spreken wou, - omdat u zei 'r belang in te stellen.
(Achteloos bij de kachel, in z'n stoel hangend)
Meneer van Groesvoort is voorzichtig.
In de hoogte steken of ontmoedigen, doet ie niet. Kritiek is - dat zult u moeten toegeven, geváárlik voor kunst - Vin je ook niet, Theo?
(Schouderschokkend)
Laat 'k beginnen met te zeggen, dat waarheid, me steeds welkom is - máár je mag niet vergeten, dat kunst en waarheid, dikwels twee apparte begrippen zijn - hoewel ze onderling verband hebben... Meneer kan m'n werk wáár vinden, en toch geen kunst - en 't kan kunst zijn, terwijl 't met waarheid niets ‘schijnt’ gemeen te hebben. Neem je mijn doek zooals 't daar staat - zoek je om je heen, naar menschen die zich moeite geven, de genade van 't allerhoogste, wat in ons is, te verwerven - die om vergeving smeeken bij hun beter ‘ik’ als dit zich plotseling laat gelden - dan zal je 'r niet véél zien - versta goed - zién! Alzoo is m'n
| |
| |
doek bijzijden de waarheid - maar dring je dóór in de harten, - merk je den strijd - die velen innerlik strijden, - dàn zal m'n werk aan duidelikheid niets te wenschen overlaten - evenmin als aan waarheid.
Nu is de groote vraag: wat ziet de beoordeelaar van mijn werk? Hoevèr kàn hij zien? 't Komt 'r bij de beschouwing in hoofdzaak op aan, of hij zijne gedachten leven geven kan - materialiseeren...!
(Jules vragend aankijkend)
Gedachten - materialisatie? Wat bedoel je daarmêe? 'n Voorbeeld.
'n Voorbeeld?
(peinzend)
...Wacht!... Wij hebben geléérd, dat 'r 'n hel en 'n hemel is...welnù, gezien hebben we geen van beide... tóch zijn 'r schilders, die 'n hel of hemel op doek brachten, - nù materialiseerden zij hunne gedachten - en om nóg duidelijker te zijn: De schiider schiep z'n doek - naar 't geen hij in gedachten, van den hemel of van de hel, zag. Feitelijk berust z'n werk op niets - en toch is 't absoluut reëel, want hij heeft 't gezien, zooals hij 't schilderde. Hij heeft zich ingeleefd in de situaties en wezens, die z'n gedachten vorm en leven gaven, hij materialiseerde dus.
(Spottend)
Waar berust die theorie op?
Op alles en op niets. Voor mij op àlles, omdat 'k voel, dat 't zoo zijn móét, omdat mijn eigen doek zoo geboren wordt. Voor anderen op niets, daar zij zelfs
| |
| |
't voorstellings-vermogen missen - wijl ze geen schèppers - géén, laat 'k zeggen, geen kunstenaars zijn.
Neem me niet kwalik - nogal pedant. 'k Beken heel graag, dat 'k bitter weinig van bovenaardsche fragmenten snap, maar, dat zal komen, doordat 'k geen artist ben. Ik geef meer om tableaux, waar wat aan te vatten is, waar je houvast aan hebt, dat je kun toetsen aan de werkelikheid. - Als ik schilder, moet men mijn opvatting kunnen deelen, kùnnen controleeren. 't Minst geloof 'k in bovenaardsche voorstellingen, wèrkelikheid ...jà...!
Uitstekend - ik óók. U verwart. 'k Heb 't niet over bovenaardsche fragmenten gehad - ik sprak van 'n ingeprent begrip - b.v. van den hemel, dat men tot 'n brok leven maakt - juist om aan te toonen, hoe onreëel zoo 'n begrip is - hoe onlogisch zoo 'n hallucinatie! Schildert u de natuur, gelijk wij haar waarnemen, - kunt u zeker heerlik werk leveren, mits 't geen copie is. Ik voor mij, beschouw heel wat zoogenaamde kunstwerken, als copieën, die eenvoudig door gekweekte schilders, werden nàgemaakt. Hoe beter de maker van zoo'n zielloos ding, z'n vak geleerd heeft, hoe meer menschen bedot worden. O, de menigte denkt direct, als ze 'u verzorgd landschapje of 'n interieurtje voor zich heeft - dat 't door 'n reuzenartist vervaardigd werd. Per slot van rekening, is 't, dóór hen zoo hoog geprezen, geróémde kunstproduct - máákwerk, fabriekswerk, imitatie der dingen, waar de ziel part noch deel aan heeft.
| |
| |
...Uw zienswijze mòet 'k natuurlik, als die van iedereen, eerbiedigen - wat meer zegt: ik respecteer ze...maar voor de rest!... 't Lijkt me toe, dat u meer woorden gebruikt dan u màg gebruiken. Op m'n éér, uw theorieën zijn niet gelijk...aan uw prestaties en dat kan ook niet - omdat u te weinig, volgens uw eigen verklaring, van de techniek der schilderkunst verstaat... Uw oordeel is onbesuisd, zonder fondament - en als ik u openhartig raden mag - zet dit doekje - dàt 'n vóórtbrèngsel is van uw zonderlinge ideeën - in 'n hóék - berg 't 'n poos op - laat uw theorietjes bezinken - neem flink lessen, studeer!!...en de kúnst is.....
(Verontwaardigd)
Kunst - kúnst! U misbruikt die bepaling. Mèn misbruikt... en géén wonder! 'r Ligt 'n verheffing in - kunstenaar te schijnen. 'n Verheffing van den eenen mensch, die de kunst méént te beoefenen, boven den ander - die 't nìèt doet. De waarachtige kunstenaar verlangt die verheffing niet. Want wat is kunst anders, dan de benaming voor 'n productie, die haar ontstaan vond, in de botsing van twee machten - natuur en onnatuur - leugen en wáárheid? Wat is de scheppende kunstenaar anders, dan 'n waarheidszoeker, die volmaakt hoopt weer te geven, wat de mensch en de natuur, aan volmaking ontbreekt...die ons telkens wijst op de verkrachting van bijna elk gróót rèìn streven? Wie niet met dit doel werkt, is 'n fabrikant, 'n léùgenaar - zònder dat ie 'r zèlf dikwels van bewust is!
Há, há - óch - óch - wat 'n fameuse portie onbekookte
| |
| |
jeugdige geestdrift. Te vergeven, als 't maar geen aanstellerij wordt. U schijnt met alle geweld, techniek te willen negeeren. Onzinnig!
Ik negeer niets. Ik weet heel goed, dat techniek noodzakelik is - dat 'k òneindig véél te leeren heb. Ik had tijd, nòch geld, om jàren te studeeren - met dat al, word ik geen kunstenaar, als ik niet geroepen ben - àls ik niet uit eigen drang aan den arbeid ga. We zijn 't, òf we zijn 't niet - van wòrden is geen sprake. Bekwàmen kan men zich, want 'n kunstenaar, wil kleur en lijn volmaakt hebben, kan niet missen. Hij is oprecht werker - en daarom offert hij den vorm niet aan 't onderwerp op - Nèt zoolang zal ie eischen stellen aan zich zelf - tot z'n zending op aarde volbracht is - 'n Kunstenaar heeft 'n zending te vervullen.
Wat 'n groote woorden. Is je dat gedragen tegenover meneer. Je hebt 'n pretèntie, 'n aanmatiging! - Foei! 'k Schaam me voor je. Als meneer zwaar beleedigd weggeloopen was, kón ik 'm geen ongelijk geven.
(Neemt de portefeuille die tegen 'n stoel staat)
Meneer wil je nogal helpen, móói begin. Deze werkstukken heeft meneer voor je meegebracht. Bedank meneer liever, dan al die zotteklap uit te braken.
Niet erg, meneer Wouters. Ik mag zulke ideetjes wel hooren verkondigen. 'k Loop zoo één, twee, drie, niet wèg. Waarom? We kunnen ons allemaal niet 't zelfde uitdrukken, als we jong zijn
(Kalm tot Theo)
En jij drukt - pardon - ù drukt u làng niet slecht uit... Wij hadden 't over
| |
| |
vorm, geloof 'k, niet?
(Wijst naar de figuur op het doek)
Nóú? Nou - hier mankeert nog iets aan. Laten we eens uw theorie aan de praktijk passen. Ik neem ùw werk, juist 't ùwe...omdat u, dat merkte ik - tusschen twee haakjes - Theo Wouters aan het verheerliken was. U beweerde den vorm niet aan 't onderwerp op te offeren. Kijk's, deze hand is ruim 'n centimeter te kort...en, noù - zoudt u durven volhouen dat de proportieën van dit hoofd evenredig aan 't lichaam zijn?...en...
(Hem terzijde duwend)
Kleine ziel - doe toch geen overbodige moeite, m'n maaksel te bederven. Onnóózele, m'n werk is amper opgezet - en nu al, ofschoon u 't ziet, kritiseert u - alléén in de hoop me te vermorselen. Ik weet wel, dat jullie - onfeilbare schilders, leden van de academie, geen eerlik, geestdriftig, ernstig strevend man duldt. Je bent bang voor 'n oorspronkelik werker. Je ònbeholpenheid, je gemodder, je diefstallen zouden aan de kaak gesteld worden... O - néé - ù loopt niet weg als u de waarheid wordt toegedonderd. U moet uw waardigheid als artist bewaren, dat hoort 'r zoo bij. Ik ben onbezonnen, omdat 'k temperament heb. Ik kan geen schilder zijn, omdat 'k niet tot de klíék ben toegelaten. Ik ben niets - totaal niets! Ik heb immers geen menschenleven gestudeerd, - ìk had immers geen cèntjes genoeg voor jullie academie. Néé - ìk ben geen lid van 'n kunstbazar - en 'k wìl 't ook niet wezen. - Durft u van kunst spreken? De bedoeling 'r van, kunt u niet eens begrijpen. U staan bij 'n ziels-product, bij 'n wanhoops-wrochtsel, is 'r 'n beleediging voor. Om artíst te zijn, moet je over 'n geweten beschikken - dàt kun je niet! Zou je me anders
| |
| |
willen worgen omdat ik àrm ben, já àrm!
(Smartelik).
Geen plekje heb 'k, waar ik voortdurend zijn kan; ik sjouw m'n doek van boven naar beneden - 't huis loop 'k rond om lìcht te zoeken. Nu zijn zelfs de ruitjes van de zolderraampjes vol sneeuw en moet 'k hier m'n toevlucht nemen - stràks, als ik in den weg sta, mag 'k misschien op straat 'n plekje...
Foei! foei! Schààm je. Alle fatsoen lijkt uit je.
Fatsoen! Fatsoen?! Huichel maar, toé, al kom je in opstand van binnen. Glimlach!.. Krijgen je natuurlike aandoeningen de overhand, verstóp ze, glímlach!! Je moet fatsoenlik blijven. Heb ik je niet gedresseerd naar behooren?
Ik onderwerp me niet! Ik wil lachen en huilen, als ik lachen of huilen móét! Niet op commando. Ik lieg niet om anderen te believen, ik heb geen lust me te schamen als ik 'k alléén ben. Ik doe niet meê aan die eeuwige bedriegerij, me zèlf wil 'k zijn! Voelt u niet, dat 'k onfatsoenlik móest worden, nadat ze me, tot in m'n hóógste aspiraties dienstbaar willen maken, afhankelik van de dóór hèn, van ìedereen afgeluisterde meening.
(Jules is onder dezen uitval kalm opgestaan, trekt bedaard z'n handschoenen aan, neemt z'n hoed, pijnlike stilte).
(Wouters de hand toestekend)
Bonjour, meneer Wouters.
| |
| |
Sans excuses
(Guus evenzoo doend)
Nu... Guus, 7 uur van avond, denk 'r aan.
(Hem uitlatend)
't Spijt me, dat m'n, dat u...
(Men hoort beide de trap afgaan).
Johan Schmidt.
Monnikendam 04.
|
|