| |
| |
| |
Het Internationaal Anti-Militaristisch Kongres (Gehouden te Amsterdam 26, 27 en 28 Juni 1904).
Op het einde der maand Juni van dit jaar heeft een gebeurtenis plaats gehad, die van vèr strekkende gevolgen kan zijn en daarom wel eens wat nader mag worden beschouwd.
Wij bedoelen de oprichting van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging op den grondslag: Geen man en geen cent voor het Militarisme!
Uit verschillende landen waren personen samengekomen naar Amsterdam, om tezamen een poging te doen ten einde gemeenschappelijk een kruistocht te openen tegen het alles verslindende monster: het Militarisme. Zij hadden gehoor gegeven aan een oproeping uitgegaan van eenige personen, die zoo brutaal waren, zonder bizondere sterke organisaties achter zich, een Internationaal Kongres bijeen te roepen.
Dat zou en dat moest op niets neerdraaien. Dat zou een mislukking zijn, die de zaak meer achter- dan vooruit zou helpen!
Zoo riep men van verschillende zijden en al werden vele door deze ongeluksprofeten een oogenblik ontmoedigd, men hield stand en geprikkeld door dien tegenstand ontwikkelden enkelen een groote mate van energie.
En nu?
Allen moeten erkennen dat het kongres geslaagd is, | |
| |
geslaagd zelfs boven de verwachting van hen die het samenriepen, geslaagd waar sommigen zoo gaarne een totale mislukking hadden gewenscht.
Immers daar waren afgevaardigden uit de Engelsche mijnstreken van Durham en Northumberland, vertegenwoordigende 116,000 arbeiders. Daar waren afgevaardigden, die kwamen namens de Federatie van Spaansche vakvereenigingen, vertegenwoordigend minstens 100,000 arbeiders. Daar was een afgevaardigde uit Boheme, die kwam namens 35 mijnwerkers uit Noordelijk Boheme.
Dat waren dus alleen afgevaardigden namens ¼ millioen arbeiders.
Zwartgalligge Nurksen, die nog overgoten zijn met den ouden zuurdesem van vorige kongressen met kommissies tot onderzoek der mandaten, trekken die cijfers in twijfel! Zoo o.a. Cornelissen in zijn Internationale Brieven voorkomende in het Volksdagblad, dat te Amsterdam verschijnt. Van hem zijn ook de andere grieven, die wij straks bespreken. Zijn de mandaten onderzocht? Zoo vragen menschen die zelven niet op het kongres waren en dus van niets weten - de beste stuurlieden staan altijd aan wal, dat is bekend genoeg - maar wij kunnen verzekeren dat deze afgevaardigden werkelijk een mandaat hadden van de vereenigingen, die zij zeiden te vertegenwoordigen, want de betreffende vereenigingen hadden reeds vooraf gemeld dat zij zouden meedoen en wie zij afvaardigden. Het tijdroovend en partijdig werken eener kommissie was dus gelukkig totaal overbodig. De meeste harrewarderij onstaat juist door zoo 'n nationale kommissie tot onderzoek der geloofsbrieven, omdat zij veelal afgevaardigden, op volkomen regelmatige wijze gekozen, afwijst om- | |
| |
dat zij haar niet welgevallig zijn. Is het zoo niet gegaan met de uitsluiting der Jongen indertijd op het Socialistisch Kongres te Zürich, die ofschoon evenals alle anderen gekozen niet werden toegelaten, omdat zij niet welgevallig waren aan de firma Bebel - Liebknecht-Singer, die het monopolie van het socialisme meende te bezitten?
Is dat zoo niet gegaan met de uitsluiting van Malatesta op het Socialistisch Kongres te Londen, ofschoon hij een mandaat had van verschillende vakvereenigingen in Spanje, minstens even regelmatig als dat van Iglesias, die echter als sujét van bovengenoemde firma meer geloofd werd dan de anderen?
Hier dus zonder kommissie van onderzoek geen harrewarderij. Dààr met een kommissie van onderzoek juist wel harrewarderij. De poging dus, om de waarde dier afgevaardigden te kleineeren, is jammerlijk in het water gevallen.
Eigenaardig dat men zich beroept op het Internationaal Revolutionair Kongres, dat in 1900 gehouden zou worden maar door het verbod van de Fransche regeering hoogstens een romp- kongres was, zonder zich af te vragen of het klubje personen, dat elkander toevallig gevonden had en samenkwam wel in de daad bestond uit afgevaardigden uit die landen, waartoe zij behoorden? Zijn die mandaten soms onderzocht? Wij waren daar ook bij, maar hebben niets daarvan bespeurd.
En nog eigenaardiger mag het heeten, dat zich noemende anarchisten zoo ontzettend veel waarde hechten aan mandaten, die toch goed in den regel moesten zijn!! Had dit romp-kongres het recht, om een opdracht te geven aan de Engelsche revolutionairen - gesteld dat dit | |
| |
zoo ware, ofschoon wij er ons niets van herinneren - tot de bijeenroeping van een nieuw Internationaal Kongres? Wij weten van verschillende personen die opgekomen waren naar het Kongres te Parijs, maar die geen enkele vergadering hebben bijgewoond, omdat zij niet wisten waar vergaderd werd. Zoo'n romp - kongres kon dus zulk een opdracht niet geven.
In elk geval deze Vereeniging, deze tweede Internationale is gesticht en zij zal aan het werk gaan zonder af te wachten wat anderen doen en of zij daartoe het recht hadden. Want al had zij dit formeel niet, zij heeft dat recht genomen, wat haar toch door geen oprecht anarchist ontzegd kan worden.
Terwijl men niet zoo heel veel had aan te merken op het kongres zelf, heeft men natuurlijk met beide handen zich vastgeklampt aan een der resoluties, en wel de laatste, waarin men den pas heeft afgesloten aan de lijdelijke verzetters, om met ons mede te doen en wij hebben daardoor natuurlijk het epitheton onverdraagzaam naar het hoofd geslingerd gekregen.
Zijn dan niet alle krachten ons welkom in den strijd tegen het militarisme?
Neen, geenszins.
Wij willen er eenigen opsommen. Zoo is ons niet welkom keizer Nikolaas II van Rusland of zijn vredeskonferentie, want we weten vooraf dat zij het niet meenen en ons dus slechts tusschen de beenen kunnen loopen. Niet welkom is de paus, die wel vrede predikt maar oorlog stookt en dus het zou vergeefsche moeite, ijdele tijd - verspilling zijn om te trachten met hem samen te werken.
Niet welkom zijn de vredebonders, die wel den | |
| |
oorlog verfoeien, maar niet de middelen willen gebruiken, om hem in den hartader aan te tasten. Niet welkom zijn de sociaaldemokraten, die wel anti-militaristen willen heeten, maar in plaats van de tegenwoordige legers een volksleger wenschen, zooals in Zwitserland, omdat wij weten dat deze ruil zou zijn: lood om oud ijzer.
En sints wanneer mogen wij nu niet zelven bepalen met wie wij willen samenwerken?
O, men is nog in daden zoo weinig vrij en zij vallen ons het hardst die zelven theoriseeren en niets doen.
Maar men gaat toch uitsluiten!
Neen, men zegt alleen met wie men al en met wie men niet wil samenwerken.
Haal er nu asjeblieft het kongres te Londen in 1896 niet bij, want dat heeft er niets mede te maken.
Wij gaan uit van de meening dat elk het recht heeft en de vrijheid moet hebben om tot een bepaald doel samen te werken met wien men wil. En een ander voor te schrijven wat hij doen en laten moet, dat is hem zijn vrijheid benemen.
Wat was het geval te Londen?
Daar werden alle socialisten uitgenoodigd van welke school of kleur ook. Wij hadden daarom het recht daarhenen te gaan, al waren wij anarchisten, want wij gevoelden ons even goed socialist. Ik heb dan ook mijn standpunt op dat kongres zoo duidelijk mogelijk uiteengezet. Ik zei daar: als gij bepaalt dat het kongres alleen dient voor die socialisten, die de politieke of parlementaire aktie voorstaan, dan heb ik daar vrede mede, want gij lieden hebt volkomen het recht om vast te stellen met wie gij wilt samengaan, maar dan zult gij mij dus nooit weer hier zien. Zoolang gij dit echter niet doet, zoolang | |
| |
heb ik het recht om ook te verschijnen en ben ik evenmin een indringer als gij.
Wat ik dus dien oproepers kwalijk nam, was dat zij onder een bedriegelijke leuze opriepen en geenszins dat zij zeiden onder welke voorwaarden zij wilden samengaan.
Wij deden een oproeping niet aan allen die zich antimilitarist noemen, neen wij zeiden duidelijk dat wij alleen wilden samengaan met hen, die geen man en geen cent willen toestaan aan het militarisme.
En wat zou nu een samengaan met de lijdelijke verzetters hebben gegeven? Niets dan dat men 't kwaad binnenhaalde in eigen kring, dat men altijd onder elkaar ging twisten en dat men ten slotte geen van beiden iets uitvoerde.
Laat elk zijn eigen weg gaan.
Zijn er punten, waarop wij samen kunnen werken, wij zullen van zelven tot elkaar komen en zijn er die niet, dan tracht elk zijn doel te bereiken door de middelen, die hem het beste toeschijnen.
Waarlijk, wanneer men maar genoeg vertrouwen had op de vrijheid, veel zou ontegensprekelijk beter gaan.
Laat dus elk de vrijheid om zich te organiseeren op zijn manier, zonder dat wij dadelijk schreeuwen over onverdraagzaamheid en uitsluiting.
Met vrijheid voor allen zullen wij het verste komen.
Onze eerste misdaad is dus een handhaving der vrijheid om te bepalen met wie wij al dan niet willen samenwerken,
De tweede misdaad... of domheid is, dat wij het tweede kongres hebben vastgesteld te Oxford.
Maar waarom deden wij dit?
| |
| |
Omdat de Engelsche afgevaardigden het vroegen en wij van meening waren dat als de Engelschen meer kans zagen een beter kongres te houden te Oxford dan te Londen, wij niet zoo eigenwijs moesten wezen om hun de wet te stellen. Wij gaven dus eenvoudig gehoor aan hetgeen men ons van Engelsche zijde verzocht.
Het is precies in het klein als de verlegging van den zetel der Internationale in 1872 naar New York. Hoe kan men dat vergelijken? De oude Internationale lag overhoop en om zichzelve weer te redden, verplaatste men haar naar New York.
Als iemand eerst de vaststelling van Oxford als plaats voor het volgende kongres vergelijkt met het gaan naar Kampen; als men daarna de vergelijking maakt met de verlegging van den zetel der Internationale naar New York, dan komt men tot de konklusie dat New York op één lijn wordt geplaats met Kampen, wat niet bizonder vleiend is voor een wereldstad als New York.
Onze tweede misdaad is dan dat wij onze Engelsche kameraden de vrijheid lieten, om de plaats te bepalen waar zij meenden het beste een dergelijk kongres bijeen te brengen.
Onze derde misdaad, is dat wij een beroep hebben gedaan op de vakvereenigingen, ten einde deze tot blijven of aansluiten te nopen. Maar mogen wij dan niet een beroep doen op wie wij willen? Moeten wij daartoe eerst permissie vragen aan den een of ander? Zij hoeven toch geen gehoor te geven aan die oproeping, zij worden toch door niemand gedwongen, zij blijven volkomen vrij. Wij meenen dat er een zeer nauw verband bestaat tusschen het militarisme en de vakbeweging en dus wanneer wij uitzien naar bondgenooten in den strijd | |
| |
tegen het militarisme, dan zoeken wij die in het kamp van hen, die naar onze overtuiging het meest den druk van het militarisme gevoelen en dat zijn de vakvereenigingsmannen. Zien zij dat niet in, des te slechter voor hen. Ze zullen dan nog wat moeten leeren.
Is dit een splijtbout, een breekijzer, in de vakorganisaties?
Wij zien dit niet in. Een vakman, die niet begrijpt dat het militarisme de schutspatroon is van het kapitalistische stelsel, waaronder hij zucht, is nog zeer achterlijk. En die achterlijkheid behoeft niet gesterkt te worden door hen te zeggen: vriendje, je moet je vooral in je organisatie niet bezig houden met anti-militarisme. Wij koketteeren niet met de vakvereenigingen, maar zijn gewoon onzen eigen weg te gaan. Menschen die altijd en alles aan elkaar willen lijmen ter wille der eenheid, zijn bang dat er scheuring zal komen en vermijden dus alles, totdat men door zuivere neutraliteit ten slotte een schim is waar geen kracht van uitgaat. Wij hebben genoeg van zoo'n eenheid en wij, die weten hoe zij veelal hier te lande kunstmatig gekweekt is met jesuïtische kronkelpolitiek, wij hebben dus niet de minste vrees daarvoor. Wie niet met ons wil gaan, hij late het, maar wij zijn overtuigd dat de naakte werkelijkheid hen te eeniger tijd naar ons zal toedrijven en dan zal men erkennen dat wij goed gezien hebben door dezen weg bij voorbaat aan te geven.
Het Anti-Militarisme te willen vergelijken met de verkiezingsaktie, dat is zoo gedwongen en onwaar, dat wij daar geen woord over vuil willen maken.
De heethoofdige Franschen, die ons te Amsterdam het hoofd op hol hebben gemaakt, hebben zeer goed | |
| |
begrepen dat alleen kracht kan uitgaan van hetgeen bij elkaar behoort en dat hebben wij gezocht en meenen wij te vinden in de formule, die wij aannamen.
Mogelijk dwalen wij - wie beweert onfeilbaar te zijn? - maar het is ons minder te doen om de groote massa, die zich anti-militarist noemt maar het niet is, dan om overtuigde menschen, die het Militarisme in den hartader willen aantasten en daarvoor met gelijkgezinden in dezelfde richting willen werken.
En wat wil nu dit kongres?
Twee zaken zijn voornamelijk te Amsterdam tot stand gebracht:
1° De oprichting van een Internationale Anti-Militaristische Vereeniging onder de werklieden met de leuze: Geen man en geen cent voor het leger.
2e De vaststelling van een Kongres te Oxford in het jaar 1905. Met dit voorloopig resultaat zijn wij tevreden, want wij hebben dit kongres nooit anders beschouwd dan als een voorbereiding, het leggen van een fundeering. Wij begrijpen zeer goed dat het gekonsolideerd moet worden en dit zal nu moeten geschieden.
Als manifest is het volgende stuk de wereld ingezonden:
Het Kongres van Amsterdam heeft de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging der arbeiders opgericht. Tegen de zwarte Internationale der kerken en de gouden Internationale der financiers, plaatst zij de Anti-Militaristische Internationale van den arbeid - van den arbeid die niets bezit en alles voortbrengt, geheel ten bate van het kapitaal dat niets voortbrengt en alles bezit. Ten spijt van vergaderingen van pacifisten (vredevrienden), van too- | |
| |
neelvertooningen der hervormingsgezinden, worden de menschen verpletterd onder het gewicht der militaire lasten.
Sints de regeeringen spreken van vrede, volgen de oorlogen elkander op en het kanon vervangt de plaats van de arbitrage.
De Anti-Militaristische Internationale rafelt dit net van moord en leugen uiteen, opgelegd aan de volkeren door de onwetendheid van een bende schelmen en geduld door de onwetendheid der massa.
Zij aanvaardt zelfs niet het voorwendsel der nationale militietroepen als in Zwitserland.
Het Kongres te Amsterdam heeft definitief de organisatie dezer Internationale samengesteld, die de noodzakelijke oorlogsmachine zal zijn tegen den huichelachtigen en leugenachtigen oorlog.
Echter voordat zij de verantwoordelijkheid aanvaardt van een verbitterden strijd, wier gevolgen de ernstigste kunnen zijn en ook om de regeerders te verplichten om hun ziel te openbaren aan de volkeren, heeft het kongres beslist dat het Algemeen Komitee der Vereeniging in zijn manifest de regeeringen ter verantwoording zal roepen.
Zietdaar dus de vragen die wij de regeeringen stellen:
‘Wilt gij ter goeder trouw een einde maken aan den onverdragelijken toestand, die door het voortduren van het Militarisme in het leven is geroepen voor de menschen?
Hebt ge althans het plan ontworpen van een verandering van den hedendaagschen staat van gewapenden vrede in een meer rationeelen toestand?
Welke middelen stelt gij voor te nemen om de | |
| |
geduchte sociale veranderingen, die elken aanval op het militaristische stelsel zal aanbrengen, af te wenden?
Welke argumenten geeft gij op om het bestaan van het stelsel van gewapenden vrede te rechtvaardigen tegenover de oppositie der Anti-militaristen?’
De regeeringen zullen deze vragen moeten beantwoorden vóór het samenkomen van het kongres te Oxford in Juni 1905; en uit haar antwoorden of haar stilzwijgen zal het kongres de logische konklusies trekken.
In dien tusschentijd zullen het Algemeen Komitee en de Nationale Komitees een actieve propaganda maken, met alle middelen die zij ter hunner beschikking hebben.
De Internationale Anti-Militaristische Vereeniging is opgericht om een verbitterden strijd te voeren tegen het Militarisme en tegen alle instellingen die het bestaan er van noodzakelijk maken. Zij biedt een machtig middel van aktie aan de arbeiders der vakvereenigingen aan, die hun anti-militaristische gevoelens in de vakvereenigingen niet voldoende kunnen uitdrukken en ook aan de arbeiders - zoowel aan die van het hoofd als aan hen die het tegenwoordig stelsel herleidt tot den toestand van werkdieren - die geen deel willen of kunnen uitmaken van de vakvereenigingen.
Het geduld heeft lang genoeg geduurd. De aktie is noodzakelijk. Mannen en vrouwen met hart, gij die verontwaardigd zijt over de leugen, de wreedheid en de onrechtvaardigheid, de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging der arbeiders doet een beroep op u. Aan het werk! Voorwaarts! Weg met het Militarisme.
Voor Nederland: |
(F. Domela Nieuwenhuis. |
|
(N.J.C. Schermerhorn. |
| |
| |
Voor Frankrijk: |
(Georges Yvetot |
|
(Miguel Almereyda. |
Voor Oostenrijk en Bohemen: |
(Karl Vohryzeck. |
|
(Max Nacht. |
Voor Engeland: |
(Frederic Charles. |
|
(George Darien |
Voor Spanje en Portugal: |
(S. Nacht. |
|
(P. Vallina. |
Voor Italië: |
(Dessano. |
Zeker, wij zijn ook niet zoo verblind om alles mooi te vinden, wat van deze pas gestichte Vereeniging uitgaat en zoo is naar onze meening dit stuk niet genoeg overwogen met de kalmte des geestes, die het vereischt. In der haast samengesteld is het in onze oogen geen meesterstuk, al drukt het bij benadering uit wat wij willen.
In de eerste plaats mist het den ekonomischen ondergrond, die het noodzakelijk had moeten hebben. Men had duidelijk moeten doen uitkomen, hoe de kapitalistische productiewijze, hoe het privaateigendom van grond en arbeidsmiddelen de hoofdoorzaak is van alle ellende, hoe de strijd gevoerd moet worden tegen het kapitalisme en het gezag, die tweelingbroeders die zoo nauw aan elkander verbonden zijn dat zij onafscheidelijk kunnen worden genoemd. Dat kapitalisme, dat gezag nu vinden hun krachtigsten steun in het militarisme en den godsdienst, die ze als twee schilden dekken, zoodat ze niet goed zijn te naderen. Nu moeten wij die schilden trachten weg te rukken of van kracht berooven. | |
| |
En daarom bindt de vereeniging den strijd aan tegen het Militarisme in al zijn vormen en gedaanten.
In de tweede plaats vinden wij die ter verantwoording roeping der regeeringen wel wat naïf. Wie verwacht nog van de regeeringen eenig antwoord? Een beroep op de regeeringen is niets, wij moeten ons wenden tot het volk zelf, omdat dit er onder lijdt. Kan men zich een regeering denken zonder militaristisch stelsel tot steun? En aan de regeeringen te vragen om zich zelven af te schaffen, dat is toch wel wat heel veel gevraagd.
Maar enfin, wij hebben het stuk aanvaard en al drukt het niet uit, wat wij er zoo gaarne in gewenscht hadden, dit is geen reden om niet met de vereeniging mede te gaan. Wij hebben het mede - onderteekend en wij zullen het dus aanvaarden tot tijd en wijle een beter ontstaat, dat zuiverder onze bedoeling weergeeft.
Verder zijn eenige resoluties aangenomen, die wij volledigheidshalve híer bij elkaar gevoegd willen geven:
| |
I.
‘In zake het Antimilitarisme en de Vakbeweging nam men de volgende resoluties aan:
A. voorgesteld door de Hollandsche delegatie:
Op het International Anti-Militaristisch Kongres, gehouden op 26, 27 en 28 Juni te Amsterdam;
Besprekende het punt: Vakorganisatie en Anti-Milit. komt de Nederlandsche delegatie tot de volgende konklusie:
De vakbeweging is een beweging met een tweeledig doel:
a. direkte verbetering van de levensomstandigheden der leden:
| |
| |
b. wegbereiding voor een gezonde samenleving.
Het militarisme heeft ten doel, om de kapitalistische maatschappij, waartegen de vakbeweging direkt en indirekt den strijd aanbindt zoowel in het binnen- en buitenland, te handhaven.
Bij groote stakingen worden de soldaten gebruikt voor onderkruipers en met scherp gewapend tegen de stakende arbeiders, zooals in Nederland in 1903. In Hongarije werden in 1904 de stakers onder de wapenen geroepen en als zoodanig gedwongen tot onderkruipersdiensten.
Om al deze redenen staat het militarisme de vakbeweging in den weg. En wil de vakbeweging zichzelve niet tot machteloosheid doemen, dan is ze verplicht om zich te plaatsen tegenover het militarisme, door het stelsel principieel te bestrijden, alsook door zich in verbinding te stellen met de militairen en overal waar hun dat mogelijk is, een vriendschappeljke verbinding tot stand te brengen met alle middelen die zich daarvoor leenen, doch in hoofdzaak door in onafgebroken verbinding te blijven met de vakvereenigingsleden, die onder de wapenen zijn.
B. Voorgesteld door Girault uit Frankrijk:
Het Kongres spreekt de wenschelijkheid uit om onder de vakorganisaties van alle landen vereenigingen van jongelieden te stichten met het doel om een krachtige propaganda van aktief anti-militarisme te maken.
C. Voorgesteld door Vohryzeck uit Boheme:
Het Kongres besluit aan de vakvereenigingen der geheele wereld de taktiek der Fransche vakvereenigingen tegen het militarisme aan te bevelen en besluit dit aan het Kongres te Oxford op te dragen ter uitvoering.
| |
| |
| |
II.
In zake het Anti - Militarisme en Algemeene Werkstaking in geval van oorlog, voorgesteld door de Hollandsche delegatie:
Het Kongres,
overwegende dat de nationale geschillen nooit in het belang zijn van het proletariaat maar in dat van zijn verdrukkers;
overwegende dat alle moderne oorlogen, (die uitsluitend worden verwekt door de kapitalistische klasse in haar belang,) een middel zijn in haar handen om de kracht van de revolutionaire beweging te breken en de suprematie der bourgeois te bevestigen door de voortzetting van de meest schaamtelooze uitzuiging;
overwegende dat geen regeering als verontschuldiging kan voorwenden dat zij geprovoceerd is geweest, daar de regeering het resultaat is van den internationalen wil van het kapitalisme;
verklaart het Internationaal Anti-Militaristisch Kongres te Amsterdam, dat de arbeiders van alle landen een oorlogsverklaring der regeeringen zouden beantwoorden door een beroep op het volk om de Algemeene Werkstaking te proklameeren, vooral en vóór alle dingen in het transportbedrijf te water en te land en in de werkplaatsen ter vervaardiging van wapenen enz. (arsenalen) en noodigt de anti-militaristen van alle vo[l]keren uit tot een levendige en krachtige propaganda voor dit denkbeeld.
| |
III.
Inzake van het Anti-Militarisme en het onderwijs, voorgesteld door de Hollandsche delegatie:
Het Kongres,
overwegende dat de opvoeding en het onderwijs beslis- | |
| |
sen over de toekomst der jeugd en dat deze èn in het gezin èn in de school den militaristischen geest aankweeken,
overwegende dat de moeder voor het meerendeel der arbeiders de opvoedster is van de kinderen,
wil vooral de propaganda bevorderen onder de moeders, ten einde een anti - militaristischen geest van af de vroegste jeugd aan te kweeken, door te leeren waartoe de legers dienen en nauwlettend toe te zien op de boeken der kinderen op de school zoowel als in het huis en op het speelgoed der kinderen,
wil het denkbeeld bevorderen om in de vakantie kinderen der verschillende landen te ruilen ten einde een internationalen geest aan te kweeken,
wil ook de energieke propaganda voor de werkstaking der moeders, als de zoons worden verplicht ten oorlog te gaan en wil de stichting bevorderen van libertaire scholen, waar de kinderen vrij blijven van de vooroordeelen van grenzen, vaderland, enz.
en besluit zooveel mogelijk de propaganda in die ríchting ter hand te nemen.
| |
IV.
In zake het Anti-Militarisme en de persoonlijke dienstweigering, voorgesteld door de Fransche delegatie:
Het Kongres te Amsterdam, oprichter van de tweede Internationale Vereeniging,
verklaart te staan op den grondslag der revolutionaire beginselen en niet in zich op te nemen de theorie van lijdelijk verzet als gevolg van den christelijken geest. Het is het geweld, dat het Kongres proklameert, geweld het kind van aktief en niet lijdelijk verzet, daar de lijdelijke revolutie de loochening is van het werk, waarom wij zijn vereenigd.
| |
| |
Het vraagt een ernstig onderzoek van vormlooze theoriën van christelijke strekking, die een noodlottige dubbelzinnigheid te berde kunnen brengen.
Daartegenover stond de volgende resolutie van Samson, die verworpen werd:
Het Kongres, enz.,
gehoord de bespreking inzake het Millitarisme en persoonlijke diesntweigering, geeft te kennen het volgende:
Daar het Militarisme in de eerste plaats eischt van het individu volkomen onderwerping van den persoonlijken wil (discipline) en in de tweede plaats eischt onderwerping zonder voorbehoud aan de bevelen, gegeven door z.g.n. meerderen, en daardoor in stand houdt trapsgewijze ondergeschiktheid (subordinatie), welke beiden ten gevolge hebben een aanslag op het fijnste persoonlijk gevoel, en dus vernietiging van het individu,
spreekt als zijn meening uit dat door ons zulk een stelsel met alle kracht moet worden bestreden, en geeft tevens te kennen een gevoel van hoogachting voor hen die dienstweigering plegen en zich daardoor plaatsen tegen het gezag van den staat, wetende daardoor hun gewetensvrijheid te moeten boeten met de vrijheidberooving van hun persoon;
meent voorts, ten slotte, dat niemand onzer persoonlijk kan aanraden tot dienstweigering, omdat in dit geval elk de gevolgen van eigen daden, vrucht van eigen denken, moet dragen.’
In een tijdschrift als Ontwaking behoort ook akte genomen van deze Ontwaking, die moge bijdragen om de wereld te verlossen van het groote monster dat knaagt aan de welvaart en vrijheid der volkeren.
F. Domela Nieuwenhuis.
|
|