Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
Wie Wind zaait zal Storm oogsten.Onder de aanzienlijkste staatslieden die, gedurende de laatste jaren, de volkeren teisterden door hun kwaaddoende bedrijvigheid, beschikte er geen over zoo'n uitgebreide macht als von Plehwe, de russische minister van binnenlandsche zaken, in wiens handen, grootendeels, het onbeperkt gezag van het czarisme berustte. Hij toch, hield het hooger toezicht over de censuur, die de geheele russische pers muilbant; hij is het die, zoowat op eigen hand en zonder rechtspleging, eenieder die verdacht wierd van oproerige denkbeelden verbande naar Siberië of elders; 't is op hem dat het grootste deel weegt van de verantwoordelijkheid voor de moorderijen van Odessa en Kisjineff, voor de studentenslachtingen van Warschau, Moskou en Kieff. En, gelijk hij ongenadig verpletterde onder den ijzeren druk van zijn politie-almacht, wat er onder de russische jongelingschap een vrije ziel vertoonde, zoo ook verdrukte en tyranniseerde hij het ongelukkige Finland, waaraan hij de laatste overblijfsels van vrijheid en zelfstandigheid ontroofde. Plehwe was de verpersoonlijking van het autocratisch regiem, dat Rusland houdt gekromd onder een ondragelijken last. Boven zijn hoofd gedijdden al de haat en de wrok, zoo kwistig gezaaid door het bar- | |
[pagina 203]
| |
baarsch regeeringsstelsel waarvan hij feitelijk, nog meer dan de Czaar, de onrustbarende verantwoordelijkheid droeg. Hij was de man-met-de-vuist, waarvan het weinig oproerig ‘Handelsblad van Antwerpen’ mocht zeggen: ‘Plehwe heeft meer tranen doen vergieten dan er noodig zijn om de heide onder water te zetten.’ Bloed vergt bloed- en Plehwe oogstte de vruchten van zijn werken: een wrekende bom doodde hem, op 28 Juli 1. 1., in zijn op staatskosten gepantserd rijtuig.
Deze aanslag, zoowel als die op gouverneur Bobrikoff - die veeleer de daad was van een finsch vaderlander, zooals deze bedreven wierd door iemand wiens betrachtingen waarschijnlijk niet verder reiken dan tot een grondwet - toonen eens te meer dat het terrorisme, de ‘propaganda van de daad’ als men wil, geen speciaalanarchistisch monopolie is. De oorzaken die dergelijke geweldsdaden doen ontstaan zijn veelzijdig en vol wijd- en uiteenloopende vertakkingen. Toch vindt men telkens in hoofdzaak: wrok en wanhoop, in een gevoelvolle, offerzuchtige ziel teweeg gebracht door geleden onrecht en door het zicht van verdrukking rond hem; daarbij komt het groote verlangen om onweerstaanbaar ín te werken, door een daad, op de verbeelding zooals op het denken eener laksche, verduldig-lijdende omgeving. In vele gevallen - zooals hier met Plehwe, zooals met Canovas en anderen - voegt zich daar den drang aan toe om een direct voor het kwaad verantwoordelijken persoon te treffen en anderen, door dit voorbeeld, tot overweging te brengen. Dán wordt de opstandsdaad een | |
[pagina 204]
| |
daad van propaganda, van verschrikking en van vergelding tegelijk. Maar wat ook heur beweegredenen zijn en of zij voortspruit uit het individueel geweten, zooals bij de anarchisten, of het gevolg zij van goed beraamde overeenkomsten, zooals bij de nihilisten of de fenians b.v., immer is zoo 'n opstandsdaad het logisch antwoord van omlaag op den geweldsroep van omhoog. Hoe luider en dwingender die roep klinkt, - d.i. hoe tyrannieker het gezagsgeweld drukt- hoe eerder en veelvuldiger zal het antwoord, omlaag, zich laten hooren. Altijd en overal waar de geweldstactiek als historisch verschijnsel voorkwam, is zij het gevolg geweest van de bepaalde rechteloosheid der verdrukten en van de willekeurigheid der machtbezitters. Aanslagen zijn voor het individueel optreden, maar meestal meer bewust, wat de revolutie is voor het optreden van de massa.
Daaruit moet blijken hoe gevaarvol, hoe averechtswerkend de uitzonderingswetten zouden zijn die de regeeringen, door een wereldlandsche overeenkomst, in het leven willen roepen tegen het Anarchisme, dat zij voor de gelegenheid met terrorisme vereenzelvigen; - met terrorisme, waartoe offerveerdige lieden van alle denkwijzen, van alle landen en van alle tijden en om de meest verschillende doeleinden, zich lieten vervoeren. Het terrorisme met uitzonderingsmiddelen uitroeiën gaat niet. Terrorisme is het kind van geweld en elke versterking van gezags-willekeur kan niet anders dan nieuw voedsel brengen aan het terrorisme, dat alzoo aan omvang zal winnen. | |
[pagina 205]
| |
En de anarchistische wijsbegeerte, de idee der volstrekte vrijheid kortwieken, beletten dat zij zou doordringen tot de duizenden en duizenden die onbewust in het donker dolen, snakkende naar licht? Ook dát gaat niet! Men verstikt geen gedacht door de stem zijner voornaamste dragers te smooren. Het gedacht is onverdelgbaar zooals het onvatbaar is. Anarchisten inkerkeren kan men wel, maar de Anarchie inmuren niet. Laat ons nu eens nader beschouwen wat, meer bezonder, het doel kan zijn van anarchistische-terroristen, wier daad méér is dan een opperste beweging van tot het uiterste gedreven haat of vertwijfeling. De dood van een keizer of koning, een minister of president, van om het even wie, zal, op zich zelf, het anarchistisch ideaal geen stap nader tot zijn verwezenlijking brengen. Het dadelijk gevolg is, nevens den dood van den getroffene, de dood van den offeraar ofwel zijn eeuwigdurende inkerkering. De menschheid verliest hierdoor een zijner gevoelvolste, offerveerdigste schepsels en het gezag-zelf wordt geenszins vernietigd, al ruimt men een zijner dragers op. Integendeel huldigt men na zoo'n aanslag gewoonlijk een tijdperk van vervolging en onderdrukking in. 't Is dus niet de rechtstreeksche ómwerping van het gezag die kan beoogd worden, maar wel de agitatie, zooals de uitdrukking ‘propaganda door de daad’ het aanduidt. Dit wordt overigens nog bevestigd door het feit, dat, menigmaal, niet-verantwoordelijke personen getroffen wierden. Zóó bij de aanslagen van Luccheni, Henri, Meunier en zooveel anderen. Jules Moineau heeft het verklaard, hoe hij en zijn makkers handelden in het | |
[pagina 206]
| |
vooruitzicht de openbare aandacht te vestigen op hun gedachten. Een aanslag brengt immers de heele wereld in beroering, en overal en door iedereen worden dan de drijfveeren van den dader besproken en overwogen. Nu ligt het voor de hand dat déés middel tot agitatie des te veelvuldiger zal gebruikt worden, naarmate men de gewone propaganda-middelen wegneemt en een gevoel van wrok aankweekt in het gemoed van velen. Een niet-anarchist, Dr W. Borgius, zegt aan het slot van zijn werk over de ‘Gedachtenwereld van het Anarchisme’Ga naar voetnoot(1): ‘Als men in een Staat, waar voorheen het princiep der vrijheid van denkwijze en der gelijkheid vóor de wet van alle burgers wezenlijk geheerscht heeft, tegen een bepaald gedeelte der bevolking, tegen een bepaalde leerstelling, met uitzonderingswetten te velde trekt, dan zoekt men daarmêe kunstmatig een gemoedstoestand in de naastbetrokken omgeving, welke het optieren van het terrorisme den grond voorbereid.’
Wij zegden 't reeds: Een levenskrachtig gedacht in den doofpot verstikken, dat gaat niet. Dat gaat niet, noch door uitzonderingswetten, noch door welkdanige tyrannie. Rusland is daar om het te bewijzen. Niettegenstaande alles dringt het socialisme er door en de misnoegdheid is er algemeen. De propaganda wordt er bedekter maar ook hardknekkiger en met meer toewijding gevoerd dan elders. - Ook in geen ander land zijn de aanslagen talrijker dan dáár, wat volstrekt natuurlijk is: én omdat alle werking terugwerking, alle terrorisme | |
[pagina 207]
| |
van omhoog terrorisme van omlaag verwekt, én omdat daar de bom bijna uitsluitend overblijft als openbaar middel van protest of agitatie. Zoolang men rechten blijft over den medemensch, in naam van om het even welke abstractie; zoolang menschen, met geweld, gezag uitoefenen op andere menschen; zoolang er heerschers en regeeringen blijven, zoolang zullen individueele zoowel als collectieve opstandsdaden zich onvermijdelijk voordoen. En zij zullen talrijker en stelselmatiger voorkomen, naarmate de drukking der overheersching zwaarder en willekeuriger is.
Segher Rabauw.
6 Oogst 1904. |
|