Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Een Vlaamsche Hoogeschool
| |
[pagina 80]
| |
tijd doeltreffend. De besturen moeten voorgelicht worden en daartoe is het beste middel het geven van het goede voorbeeld. Wanneer het persoonlijk initiatief den goeden weg baant wordt het vroeg of laat gevolgd door de besturen, die kunnen tusschen komen door hulp te verleenen. Zonder goed voorbeeld gaat het in dergelijke zaken moeilijker.’
Men beweert (en vindt zelfs overbodig het te bewijzen) dat de stichting van een nieuwe (laat staan, vrije) hoogeschool op onoverkomelijke hinderpalen zou stuiten; ja, bepaald onmogelijk is. Onmogelijk. - Waarom onmogelijk? Wat men, in België, voor fransche universiteiten kon, waarom zou dit zoo heelemaal onmogelijk zijn voor een vlaamsche hoogeschool? Het plan dat, ondertusschen, het meest wordt voorgestaan, bestaat in een geleidelijke vervlaamsching van de staatsuniversiteit van Gent. Men zou willen verkrijgen van de regeering, dat daar alle nieuw te benoemen hoogleeraars verplicht wierden in het Nederlandsch te doceeren, en dat de reeds in dienst zijnde professoren zouden verzocht worden eveneens hun leergangen in die taal te geven. Op die manier, zoo zegt de meest bevoegde en gezaghebbende voorstander van dit plan, zou de gentsche hoogeschool waarschijnlijk volledig vervlaamscht zijn na ongeveer twintig jaar. Die vervlaamsching zou dan nog maar strekken over de vier faculteiten. ‘Wat de Technische Scholen betreft, hier zou een volledige vervlaamsching, althans voorloopig, zeer moeilijk zijn.’Ga naar voetnoot(1) Er zouden daar, wel is | |
[pagina 81]
| |
waar, gaandeweg, gedeeltelijke verbeteringen worden ingevoerd; - maar kan dit wel voldoende zijn, nu er, meer dan ooit, zulke dringende behoefte komt aan vlaamsche ingenieurs? - Een begin van ontginning van het pas ontdekte noorder kolenbekken, kan zoo heel lang niet meer uitblijven. Of wij het betreuren of er vroolijk om zijn, in een min of meer kort tijdsverloop, zullen onze stoere, weigere, zoo vredig-gezonde Kempen, herschapen worden in een rumoerig, nijvrig, rookend Zwartland; en hierdoor zal, natuurlijk, eene heele omwenteling plaats grijpen, zoo in de economische als politieke toestanden van die streek. Van heel groot gewicht zal het dan zijn, of er Vlamingen gevonden worden die daar besturend werk kunnen verrichten. Wil ook de vlaamsche werkman er iets anders doen dan het zwaarste, 't grofste en 't minst bezoldigd sjouwerwerk, dan zal hij met vakkunde onderlegd moeten zijn. Dit alles is van een niet hoog genoeg te schatten belang, zoowel voor een vlaamsche beschaving in 't algemeen, als voor den economischen toestand van de Kempenaren in het bezonder. - Met wetten alléén, zal men niet bewerken dat die toekomstige nijverheid geen ontvlaamschende nijverheid zal worden en dat de kempische werkliê iets meer dan koelies in hun eigen gouw zouden zijn... De vier faculteiten, zonder de technische scholen, zouden waarschijnlijk vervlaamscht zijn na ongeveer twintig jaar, indien de regeering tot die vervlaamsching is over te halen. Men werkt echter al bezonder lang om dit ‘logste en traagste’ onder alle openbare besturen in beweging te krijgen en niets laat voorzien dat het heel kortelings in gang zou schieten. Bij de twintig overgangsjaren zullen er nog vele voorafgaande moeten ge- | |
[pagina 82]
| |
voegd. Het zal dus nog zoo dra niet zijn, dat de flaminganten zich kunnen verheugen in het bezit eener hoogeschool, als ze verduldig op den Staat blijven wachten. Zou het dan niet doelmatiger wezen het persoonlijk initiatief dadelijk te laten ingrijpen en een begin van uitvoering te geven aan wat men van de regeering, in ieder geval, niet vóór ruim een kwart eeuws zal bekomen? - Er hoeft zoo onzaggelijk veel voor een modern - ingerichte universiteit, dat het stichten van een nieuwe vlaamsche hoogeschool, vooral om geldelijke redenen, zeer moeielijk wordt. - Zoo luidt de gewone tegenwerping en die is niet van allen grond ontbloot. Het zou, dit geven we gereedelijk toe, voor het persoonlijk initiatief quasi onmogelijk zijn in ééns een gansch bewapende hoogeschool te doen verrijzen; maar 't zou niet te min doenbaar zijn een begin daar te stellen, - een begin dat de helft is van het einde. Men kon aanvangen met een paar faculteiten. Die der rechten en die der letteren en wijsbegeerte, stuiten op geen ál te zware hinderpalen en, met taai doorwerken, zou uit dit embryo de volledige vlaamsche hoogeschool kunnen groeien, waarschijnlijk op minder tijd dan noodig is om een bestaande universiteit te vervlaamschen.
Een hoogeschool, met al wat zij meebrengt aan geestelijk leven, oefent grooten invloed uit op de omgeving waarin zij is gevest. Zij wordt een ware behoefte voor de cultuurbeweging eener groote stad. Te Antwerpen dringt die behoefte zich meer en meer op en, op velerlei gebied, | |
[pagina 83]
| |
missen wij uitermate het intellectueel midden, dat een universiteit meêbrengt. Wij kunnen hier een gestage eropbloeiïng gâslaan in de kunstbeweging, vooral op het gebied van de vlaamsche muziek en ook van de schilderkunst; maar van een waarachtige cultuurbeweging en meer bepaald van een wetenschappelijk leven, kan er vooreerst geen sprake zijn. Nochtans (ik wijs er nadrukkelijk op) de behoefte daarnaar wordt steedts sterker gevoeld en, ook hierom, schijnt mij Antwerpen, het hart van het vlaamsche land, de aangeduide plaats om er een nieuwe vlaamsche hoogeschool in het leven te roepen. Op vlaamsch kunstgebied is er, in onze metropool, al veel tot stand gebracht door het privaat initiatief, al of niet gesteund door openbare besturen. - Nevens het ‘Koninklijk Vlaamsch Conservatorium’ hebben we o.a. het Nederlandsch Lyrisch Tooneel, dat, niettegenstaande nog veel tekort komingen, van grooten invloed is geweest op de vlaamsche muziekale beweging en wiens invloed, met den tijd, stellig nog stijgen zal. - Nog maar onlangs wist men hier, op een zeer kort tijdsverloop, de betrekkelijk hooge som van omstreeks honderd-duizend franken bijeen te brengen, voor het inrichten van vier concerten per jaar. Waar het nu belangen geldt, als die welke aan een vlaamsche hoogeschool zijn verbonden, en waarvoor op de hulp en op den steun van heel het vlaamsche land kan worden gerekend, daar meen ik wel dat er ook middel zou zijn om tot een goed einde te komen. - Het begin zal wellicht niet schitterend zijn, maar het zal de kern wezen waaruit de vrucht gaat rijpen. Had Benoit niet begonnen met zijn nederige muziekschool, dan er nooit spraak geweest van een vlaamsch conser- | |
[pagina 84]
| |
vatorium; en waren Keurvels en eenige anderen teruggedeinsd voor het schamel en meer dan onvolledig begin van het Lyrisch Tooneel, dan zou er, nu weldra, geen nieuwe schouwburg oprijzen, om deze stilaan groeiende instelleng te herbergen. Overigens, de nu zoo bloeiende en wél ingerichte ‘Université Libre de Bruxelles’ is ook niet als bij tooverslag ontstaan. Heur begin was bezonder nederig en veel moeilijkheden moesten overkomen worden. Zij begon, een goede halve eeuw geleden, met slechts twee faculteiten, die samen, hoop en al, negen en twintig leerlingen telden. Sommige leeraars gaven de beloofde leergangen niet; anderen lieten een leergang ten halve in den steek. - Toch is de vrije hoogeschool van Brussel groot en machtig geworden, dank zij den volhardenden wil der inrichters, vol onwrikbaar geloof in hun goede zaak.
De geschiedenis van de ‘Université libre de Bruxelles’ bevat menige leerrijke les. Zij bewijst dat het stichten van een vrije hoogeschool geen kinderspel maar toch ook geen onmogelijkheid is, en zij leert daarbij, dat de openbare besturen volgen als het persoonlijk initiatief den weg baant. - De grootste moeilijkheid bestaat in het vinden der baanbrekers: mannen van karakter, ‘met den wil in de handen’ en sterk door het ontzag hunner bevoegdheid. Als zulke mannen het werk aanvatten, dan zou het beheer der stad Antwerpen, zou prat op zijn welvaart, minstens zòòveel moeten doen voor een vlaamsche hoogeschool, als dit van Brussel deed voor de ‘Université libre’. De omstandigheden zouden de tusschenkomst der openbare besturen stellig bewerken; en, in zoover de autonomie van de instelling daar niet on- | |
[pagina 85]
| |
der zou lijden, kan niemand er bezwaar in zien iedere hulp, van waar zij ook komt, in dank te aanveerden. Een groot bezwaar, dat men natuurlijk zal inbrengen tegen een vrije hoogeschool, is de diploomskwestie, waarop de ‘Ecole libre d'enseignement supérieure’ gedeeltelijk is wrak geslagen en die ook veel moeilijkheden berokkende aan de ‘Université libre de Bruxelles’. Een groot aantal studenden bezoeken de universiteiten uitsluitend voor het verkrijgen van een diploma. Een vlaamsche hoogeschool zooals wij heur wenschen, zou, uit den aard der zaak, van zulk gehoor niet veel overlast hebben. Maar de vraag der diploomsaflevering blijft niet te min rechtop. - Al hecht men enkel een bijkomend en zeer ondergeschikt belang aan het diploma, toch blijft het noodzakelijk voor het uitoefenen van zekere beroepen en... de regeering heeft het afleveren van universitaire getuigschriften door wetten geregeld; d.i.: zonder heur toestemming onmogelijk gemaakt. Het bezwaar is dus gegrond. Wellicht zal de regeering niet goedschiks heur toestemming geven; maar: Wie de macht meent te hebben om een heele universiteit af te dwingen, zal het ook wel gedaan krijgen, dat het regulariseeren van getuigschriften in orde komt!...
- ‘Weer een twistappel te meer in het reeds zoo diep verdeelde kamp der vlaamschgezinden. Daarbij moet er niet aan gedacht worden, de algemeenheid te winnen voor een zóó opgevatte vrije hoogeschool; en de hulp van allen zal niet te veel zijn om tot het doel te komen’. - Maar, wou ik wel vragen aan degenen die niet zullen nalaten me dit toe te voegen, maar, als men nu met die hulp van allen (waarop men nooit te veel moet rekenen) | |
[pagina 86]
| |
nog minstens een kwart eeuws moet aanploeteren, om dan tot een resultaat te komen dat, op verre na, niet het gewenschte zou zijn? Het kan best nog vijf, tien, wellicht meer jaren aanloopen, eer een regeering met de vervlaamsching van een bestaande universiteit begint. Dan, ongeveer twintig jaar om de vervlaamsching te voltrekken (dus een kwart eeuws het tweetalig stelsel, dat al zooveel kwaad berokkende aan Vlaanderen). Daarna een vlaamsche staatsuniversiteit, aan wier toegevoegde Technische Scholen het Fransch de voertaal blijft. - Begint men met een gedeeltelijke, maar bepaald vlaamsche hoogeschool, dan heeft men een oogenblikkelijke uitslag. Men vermijdt het tweetaligstelsel en verkrijgt eens, waarschijnlijk sneller dan met de geleidelijke vervlaamsching eener bestaande universiteit, een volledige vlaamsche hoogeschool. We wezen er reeds op, dat de invoering van het Vlaamsch en de daaruit voortvloeiend, bijkomende kennis (door leeraars en studenten) van het Duitsch, het Fransch, en 't Engelsch, het beroepsonderwijs zouden vesten op steviger grondslag. De breedheid van opvatting in methoden en leerstof en, over 't algemeen, de vrijheid van geest der leeraars, (uit den aard grooter aan een vrije hoogeschool dan aan een universiteit onder rechtstreeksche voogdij van een, uit natuur, reactionnaire regeering) zouden tevens bewerken, dat onze toekomstige geneesheeren, ingenieurs, leeraars en rechtsgeleerden, niet alleen onderlegd zouden zijn met een maximun beroepskunde, maar meer kans zouden hebben naar karakter te zijn voorbereid om den maatschappelijken plicht te vervullen van allen die eenigerlei meerdere kennis verworven. Zij zouden niet alleen geleerden zijn, maar denkers vol liefde en daadkracht, die met Goethe mogen zeggen: ‘Ich | |
[pagina 87]
| |
bin ein Mensch gewesen und das heiszt ein Kämpfer sein’. - Nevens de volkshoogeschool en de hoogeschooluitbreiding, zou de door ons betrachte vlaamsche, vrije hoogeschool machtig veel kunnen bijdragen om voeling en toenadering te brengen tusschen volk en geleerden, ten bate der wetenschap en tot meerder heil van allen.
Segher Rabauw. |
|