Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Over KunstkeurenZe zijn schaarsch, men kon wel zeggen ze bestaan niet, de menschen die totaal gelijk zijn aan andere menschen, zoo naar het uiterlijk als het bijzonder innerlijke. Wanneer nu iemand kunst wil maken, dan vergt men van hem in de eerste plaats dat hij zich-zelf weze, dat hij is zooals hij is, alzoo min of meer verschillend van de andere menschen. En dit is rechtmatig... De verscheidenheid der temperamenten, uitbloeiend in edele eerlijkheid, is als de verscheidenheid van mooie bloemen, geurend in éénen hof!... Over het algemeen wordt de waarheid zulker stelling gewillig toegegeven... in theorie. Diep wordt het echter niet gevoeld, want zoodra eene dier straks gevergde persoonlijkheden opdaagt, wordt zij langs alle kanten beknibbeld en verguisd. - De kritiekers (zij die het hards om persoonlijkheid roepen) kunnen nooit hunnen persoonlijken bril wat weg leggen, om eens een algemeener, als men wil een objectiever, kijkglas te gebruiken bij hun keuren. En diezelfde fout ontmoet men maar al te veelvuldig bij befaamde, oorspronkelijke kunstenaren, die zeer gewillig het werk van met hen verschillende confraters - werk gezien met een bepaalden blik, die niet de hunne is - als voddengoed begapen. - 't Is droevig en erg nadeelig voor de kunstenaars en de kunst in 't algemeen. Moge het eens veranderen!... | |
[pagina 58]
| |
Te midden het gebas der éenoogige kritiek en het onderling gevit van ware kunstenaars, groeit den hof vol joodsche onkruid-kunst die, met volle tuigen, zuigt en drinkt het kostbare voedsel uit den grond... Ondertusschen leeren de onvoorbereide toeschouwers heelemaal niets begrijpen. Het volk blijft in de kunst totaal oningewijd (waar een degelijke, welbegrepen kritiek kon aan verhelpen). De weinige belangstellers die kunstwerken verzamelen willen, durven (onbetrouwend als zij zijn) tot geen koopen besluiten. Zullen de kunstenaars het niet gaan inzien, dat zij zelven grootendeels dit wantrouwen kweeken en alzoo het hunne bijdragen om het aanmoedigingsgeld te doen verhuizen naar uitspanningen en... uitspattingen, waarmeê de verbruiker zich verbeest, in plaats zich te veredelen door kunstgenot?
Eene andere oorzaak van den jammerlijken toestand van onbegrip, waarin het volk zich tegenover de kunst bevindt, moet gezocht worden in het onderwijs, dat voor het kunstonderricht zelfs geen plaatsje op zijn programma vond. Onbegrijpend staan doorgaans de onderwijzers vóor ieder zelfstandig kunstwerk. Van de geschiedenis der kunst en vooral van de hedendaagsche kunstbewegingen weten zij weinig of niets.Ga naar voetnoot(1) 'k Weet wel dat het niet is door hunne schuld. Ook in de normaal opleiding | |
[pagina 59]
| |
der toekomstige onderrichters of verlichters, wordt niet (als soms in 't voorbijgaan, op een domme wijs) over kunst gerept. Maar in afwachting wordt de kunstonkunde der onderwijzers overgeplant op hunne leerlingen, die later het publiek uitmaken. - Dit is schadelijk èn voor de kunst èn voor de leerlingen, want de meeste hunner blijven, grootendeels door die tekortkoming in hun opvoeding, van alle later kunstgenot verstoken. - ‘De kunst veredelt het volk’, stellig, maar op voorwaarde dat het volk de kunst begrijpen en genieten kan. Door het gebrek aan opleiding moet het volk kunstgenot ontberen, en missen de kunst en kunstenaren de hoogst noodige waardeering. Een ander gevolg van gebrek aan kunstopleiding: Sommige éénoogigen uit het rijk der blinden leggen eene zekere belangstelling voor de kunst aan den dag, en die lieden gaan dan dadelijk tot een verwaand beoordeelen over, met geen anderen gids dan een bekrompen, gesugereerden schoonheidszin. Een gelouterden smaak en beredeneerd oordeel ontbreken bij al die kruidenieren, rentenieren, winkelieren, officieren en andere verwaanden die het soms hebben over Kunst.
Moge uit het midden der ware, oorspronkelijke kunstenaren een verdraagzamer eensgezindheid verrijzen - het tegenbeeld van den heerschenden ingehouden-naijver! Die vereende macht zou hen erkenning geven en door hun streven kwam er wel eens eene wijziging ten goede in de programmas der scholen - in die der normaalscholen in de eerste plaats. Zoo zagen we dan, misschien, de geschiedenis der kunst | |
[pagina 60]
| |
uit vroeger dagen en het leven der kunst van heden, een deel uitmaken der opvoeding van komende geslachten.... Het rijk der onkundige bezitters, ezels die uit de hoogte neerzien op de kunst, zou dan allengs verminderen. De valsche, misleidende kritiekers, zouden dan geen allesslikkend gehoor meer vinden en konden zelf vergaan in den modder, waaronder zij, ongestraft, zoo menige schoonheid trachten te begraven... En de ware kunst kon dan zoo gemakkelijk niet verhongeren!
Aloïs De Laet. |
|