Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1903)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 108]
| |
Kolonisatie.
| |
[pagina 109]
| |
volksstammen tegenover zwakkere pleegden die zij daarna onderdrukten en de wet stelden, ontstonden politieke verhoudingen. Politiek beteekent dus feitelijk overheersching. Daar de politiek zoo'n machtigen invloed kreeg meenden vele socialisten dat het voldoende zou zijn het gezag te bemeesteren en het daarna te wijzigen om socialisme te verwezenlijken. Zoo ontstond de democratie die het eenhoofdig gezag wilde vervangen door het gezag van velen. Zij gaat uit van de valsche onderstelling dat er moet geheerscht worden. De uitingsvorm der democratie leidt noodzakelijk tot het vertegenwoordigend stelsel waarbij een enkele spreekt en handelt in naam van duizenden. Deze worden dus feitelijk weer overheerscht door een enkele. Is deze overheersching tastbaar? Hoe worden wij ze gewaar? Door haar invloed is het dat wij tot arbeid worden gedwongen. Hoeveel werklieden zouden morgen nog aan den vorigen arbeid gaan als broodzorg hen niet verplichtte den bepaalden arbeid van alle dagen te hernemen. Hoe komt het dat wij niet te eten hebben als wij die opgelegde taak niet verrichten? Omdat enkelen den arbeid voor ons organiseeren die de macht in handen hebben om ons te dwingen. Zij hoeven daarom geen rechtstreeksch geweld te gebruiken, hoewel zij het gedurig tot hun beschikking hebben. Door hun meesterschap over den grond en de arbeidsmiddelen dwingen zij ons werkelijk tot arbeiden, daar wij, in geval van verzet, aan verhongering worden prijs gegeven. Welk verschil bestaat er dan eigenlijk tusschen een verkochte neger en den modernen loonslaaf. De eerste vertegenwoordigde een zekere handelswaarde. Zijn afsterven was | |
[pagina 110]
| |
immer een verlies voor den eigenaar. Aan het leven van den loonarbeider wordt geen de minste waarde gehecht daar de voorraad altijd groot genoeg is. En al die menschen zijn ten zeerste overtuigd dat een besturend gezag noodzakelijk is. Vele anarchisten zelfs durven niet ronduit bekennen dat gezag heel en al overbodig is. Zij kunnen zich het ingewikkeld leven eener groote stad, de inrichting van spoorwegen niet voorstellen zonder gezaghebbend lichaam. Beschouwen wij het leven eener groote stad op een werkdag. Al die menschen, die daar zoo druk door elkander loopen, volgen schijnbaar hun eigen wil. Onbewust worden allen bewogen door de onzichtbare draden van het gezag dat elk hunner naar een bepaalde, bezigheid drijft waaraan zij zich niet naar goedvinden kunnen onttrekken. Het ware nochtans voldoende al die menschen een klaar begrip van hunn toestand te geven om er werkelijke anarchisten van te maken. Steden, spoorwegen, grootindustrie zouden heel wel mogelijk zijn met zulke menschen indien wij slechts hetzelfde vertrouwen in andere menschen stelden dat wij in ons zelve hebben. Als men velen vraagt of zij het zonder meesters zouden kunnen stellen, durven zij gerust voor hun persoon verantwoorden maar er zijn nog zooveel anderen, beweren zij, waarop men niet mag bouwen en die den boel in de war zouden sturen. Laat ons vertrouwen hebben in den geest en den goeden wil van andere menschen, evenveel als in ons zelven. Wij weten immers dat de menschen van natuur tot arbeid geneigd zijn en dat overleg niet het uitsluitend eigendom van regeeringslichamen is. Natuurlijk moet zoo'n staat van zaken voorbereid worden. De menschen zullen | |
[pagina 111]
| |
nog veel leergeld moeten betalen eer zij in staat zijn anarchistisch te leven. Terwijl heden de anarchie nog grootendeels bij de theorie blijft zou men kolonisatie, de praktijk er van kunnen heeten. In het kapitalistisch systeem is er in alle geval geen andere uitweg (buiten kolonisatie) dan uitgebuit te worden of zelf anderen uit te buiten. De meesten vervullen beurtelings beide rollen. De arbeider wordt in de fabriek geëxploiteerd; daarvoor ontvangt hij een loon, dat, hoe gering ook, hem in staat stelt anderen te exploiteeren. Hij die met geld waren koopt, dwingt daardoor tal van andere menschen op bepaalden tijd en plaats met hun waren voor hem klaar te zijn. Daar het niet uit vrije wil is dat die menschen arbeiden voor een hongerloon, worden zij voortdurend uitgebuit door allen die geld in handen hebben. Niemand zal ontkennen dat het eerlijker is uigebuit te worden dan zelf uit te buiten. Wij zeggen dit niet om den arbeider te vleien. Hij is noch beter noch slechter dan zijn evenmensch uit de hoogere standen. Als men de gebreken en de onbeschaafdheid der arbeiders naast de verdorvenheid en de ikzucht der gegoede standen stelt zal het verschil wel zoo groot niet wezen. De voortdurende exploitatie van den arbeider werkt nog allernoodlottigst op zijn ontwikkeling als mensch, ja belemmert die soms geheel. Nooit kan zijn vrije wil zich uiten, nooit kan hij zich zedelijk ontwikkelen door zedelijk handelen. Al zijn tijd is door slavenarbeid ingenomen, al zijn denkbeelden zíjn door broodzorg overschaduwd. Van dezen toestand krijgt men best een denbeeld wanneer men de achterbuurten van groote | |
[pagina 112]
| |
steden doorkruist en daar met de menschen wil omgaan. Wanneer ik nu begin in te zien dat mijn leven verkeerd loopt en geen uitweg mogelijk is, dan wordt dat op den duur een aahoudende kwelling waarvan ik mij ten allen prijze wil ontmaken. Ik wordt gewaar dat ik moet breken met de maatschappij waarin ik tot nu toe geleefd heb. Deze overtuiging heeft aanleiding gegeven tot de meeste kolonies. Zij ontstonden niet alleen in Holland en in België maar sedert lang in Engeland en vooral in Amerika waar zij zeer talrijk zijn. Als wij de invloeden nagaan die de meeste menschen tot kolonisatie dreven, zien wij dat zij vóór alles met de maatschappij willen afbreken. Zij zochten de eenzaamheid en vermeden zooveel mogelijk alle betrekking met de buitenwereld. Deze handelwijze is zeer begrijpelijk van fijngevoelige menschen die immer aan de beteekenis der maatschappelijke verhoudingen denken en aan het onrecht dat er gedurig gepleegd wordt, waaraan zij allen deel hebben. Elke aanraking met de maatschappij wordt op den duur pijnlijk. Alleen is zulk doordrijven tot het uiterste niet praktisch en dat moet men zijn om een kolonie te doen gelukken. Zoo kwamen sommige kolonisten er toe, eens dat zij grond in handen hadden, hun kleeding om zoo te zeggen af te schaffen, in afwachting dat zij daarin zelf zouden kunnen voorzien. Anderen zagen er van af per spoor te reizen, wilden geen geld meer aanraken en poogden alles zelf te maken! Kortom, zij leefden als echte Robinsons die zelfs het gestrande schip niet hadden waaruit hun voorganger zooveel partij | |
[pagina 113]
| |
trok. Dit droeg er natuurlijk toe bij om die menschen in de buitenwereld voor zonderlingen, voor gekken te doen doorgaan. Hun levenswijze had nochtans een schoone gedachte tot grond. Zij wilden hun medemenschen zoo weinig mogelijk leed veroorzaken en wenschten geen gebruik te maken van produkten waaraan om zoo te zeggen het bloed, het levensgeluk van duizenden menschen kleefde. Maar, door tot het uiterste konsekwent te willen blijven bereikt men nooit het doel. Om praktisch te zijn moet men toegevingen doen aan de bestaande toestanden die ons allen gevormd hebben en waarmede wij als vergroeid zijn. Wat verstaan wij eigenlijk door kolonisatie? Vroeger beteekende het een nederzetting van een groep menschen in een vreemd land op last van een volk, met doel dat land uit te baten ten voordeele van dat volk. Dit begrip is allengs algemeener geworden en men gebruikt het woord nu ook om de groepen arbeiders aan te duiden die zich vereenigen om te ontkomen aan den druk der huidige samenleving. Zij trachten, door een geheel nieuwe wijze van leven den middelweg te vinden tusschen ‘uitbuiten’ en ‘uitgebuit worden’ Zij willen het socialisme nu reeds in praktijk stellen. Daartegen worden natuurlijk veel bezwaren aangevoerd. De sociaal-democraten o.a. zien er een gevaar in voor de toekomst van het socialisme. Heel de maatschappij, beweren zij, evolueert in de richting van het socialisme door de centralisatie van het grootbedrijf en de opeenhooping van het kapitaal. Daarom vinden zij het dwaas, nu krachten te gaan wijden aan twijfelachtige proefnemingen als schier of morgen het socia- | |
[pagina 114]
| |
lisme over heel de wereld zal verwezenlijkt worden. Dat het socialisme over heel de wereld, zelfs maar in Europa op korten tijd algemeen zou worden, is een hersenschim. De beschavingstoestand der volkeren van Europa is zeer verschillend. Hoe meer men er van het Westen naar het Oosten gaat, des te achterlijker zijn de toestanden. De politieke revolutie van 1789, die ook gedeeltelijk ekonomisch was, moet nog gemaakt worden in Oost-Duitschland, in Hongarije. Zal men dan moeten wachten tot de Russische lijfeigenen ook socialisten geworden zijn om tot de praktijk over te gaan. De invoering van het socialisme zal noodzakelijk partieel gebeuren. Zij zal afhangen van den ontwikkelingsgraad der bevolking, van hun min of meer grooten aandrang om de klaar geworden beginselen in praktijk te stellen. In West-Europa heeft het socialisme de meeste kans van slagen. Daar zal het waarschijnlijk het eerst verwezenlijkt worden. Hoe verstaan wij het socialisme? Wij zouden het als volgt kunnen samenvatten: Zonder dwang van hooger hand voortbrengen en de prodrukten verdeelen. Het spreekt van zelf dat zulke samenleving moet gegrondvest zijn op de solidariteit van haar leden. Daarom is het voor ons zoo'n verheugend verschijnsel solidariteit in werking te zien, zooals bij de groote spoorstaking in Holland. Het is een pas ontloken, nog teer plantje dat wij zullen kweeken en verzorgen opdat het welig opgroeie. Solidariteit, toegepast op de voortbrengst, beteekent dat elk den arbeid ter hand neemt dien hij kan en wil verrichten. Arbeidsdwang, dat is de vijand dien wij moeten bekampen. Vrijwillige arbeid, gesproten uit de | |
[pagina 115]
| |
begeerte van elk individu zal in alle behoeften moeten voorzien. Volgens de sociaal-democraten zou de ontwikkeling van het moderne groot-bedrijf dus ook tot zulken arbeid moeten leiden. Zijn daarin de sporen er van aanwezig? Men schenke den fabriekarbeider even de vrijheid, niet die van verhongeren, maar de werkelijke vrijheid. Dadelijk zal hij zijn werk ontloopen. Het is hem onmogelijk zijn arbeid lief te hebben. In vele bedrijven is de arbeidsverdeeling zoo ver gedreven dat er voor ieder werkman nog enkel het eentonige besturen eener machien of de eeuwig herhaalde vervaardiging van een klein onderdeel van een produkt overblijft. Dat zulken arbeid een nadeeligen invloed heeft op de ontwikkeling van zijn geest, ligt voor de hand Op den duur wordt de arbeider onbekwaam tot gezond denken. Hij laat zich door allerlei mooipraters medeslepen zonder zelfstandig te kunnen oordeelen. Zulke menschen worden geen goede socialisten. Het socialisme wordt in Holland beter begrepen door de plattelandsche bevolking dan in de industrieplaatsen. Daartoe behoort bewust solidariteitsgevoel. Het socialisme is een vrucht van het rijpe denken; niet de materieele toestanden hebben het verwekt. Eerst als de mensch een klaar denkbeeld kreeg van zijn verhouding in de maatschappij, als hij niet meer blind geloofde maar zelfstandig begon te denken onstond socialisme. Ieder eerlijk socialist moet er naar streven een stuk socialisme te verwezenlijken. De pogingen in dien zin leiden allen tot produktieve associatie. Om zoo iets tot stand te brengen moet men echter omzichtig te werk gaan. Daartoe behoort een grondige kennis van al wat | |
[pagina 116]
| |
op dit gebied bestaat en vooraf gegaan is. Men moet liever niet beginnen dan een mislukking te gemoet gaan. Velen die aan zulke mislukte poging deelnamen beginnen te twijfelen aan de mogelijkheid eener betere samenleving, op volledige vrijheid gegrond. Men heeft wel eens spottender wijze beweerd dat men in Amsterdam gemakkelijk een vergadering zou kunnen beleggen bestaande uit oud-kolonisten van Walden. Vele dezer menschen hadden gehoopt daar zuiver socialisme verwezenlijkt te vinden. Teleurgesteld, werden zij onverschillig aan de beweging, ja, sommigen werden haar hevigste bekampers. Allen die aan koloniseeren denken wil ik dringend waarschuwen niet in de fouten hunner voorgangers te vervallen, zoowel van de mislukte vestigingen als van de bestaande die op verkeerde basis begonnen en nu alle moeite hebben om zich staande te houden en de bedreven feilen te herstellen. Men richt zich veelal naar voorop gestelde princiepen en laat zich niet genoeg leiden door de praktijk en het werkelijk leven. Een mensch toch, hoe bewust ook van het verkeerde zijner opleiding en van zijn vorig leven, kan zich zoo maar niet met een slag losrukken uit dat verband waarmede hij als het ware vergroeid is. Te Blaricum stelde men de broederlijke liefde voorop en verwaarloosde het materieele. Men begon met samen in een groot huis te wonen. Weldra was er met al die broederlijkheid geen huis meer te houden. Man en vrouw hebben soms moeite om vrede met elkaar te houden. Hou zouden dan menschen, als vrienden bijeengekomen, het lang kunnen uithouden wanneer zij dage- | |
[pagina 117]
| |
lijks gedwongen zijn voortdurend met elkaar in aanraking te komen. Die menschen oefenen gedurig invloed uit op elkander. De invloed van sommigen is zoo krachtig dat hij zich aan alle anderen opdringt. In een groote stad kan men zoo'n invloed gemakkelijk ontgaan, doch in een gesloten kring wordt dat spoedig een onaangenaam gevoel dat weldra in vijandschap ontaardt. Men tracht elkaar uit te drijven, zoekt partijgenooten en gelukt er al te gemakkelijk in iemand het leven ondraaglijk te maken. Alle huiselijke omstandigheden behooren in een kolonie streng gescheiden te blijven. Het ware zelfs wenschelijk Rossi's zienswijze op dit stuk te kunnen toepassen, n.l. dat man en vrouw afzonderlijke huizen bewoonden en als volkomen onafhankelijke personen werkzaam konden zijn. Vele mannen begrijpen niet dat zij enkel een vrouw kunnen nemen omdat deze tot een eeuwenlang onderdrukt geslacht behoort. Een werkelijk vrije vrouw zou zich nooit voor een geheel leven aan een man kunnen verbinden en ik ben wel zeker dat niet een vrouw hier aanwezig is die niet zou wenschen, al ware het maar voor korten tijd, den drukkenden invloed te kunnen ontgaan dien haar man onvermijdelijk op haar uitoefent. Sommigen gingen zoo ver, vrouwen in de kolonie te brengen tegen hun zin. Zij moesten zich schikken omdat ze niet anders konden. Men trachte dus van in den aanvang het ontstaan van zulke wantoestanden te voorkomen. Bij de produktie moet men natuurlijk in de eerste plaats zoeken voort te brengen wat men zelf behoeft. | |
[pagina 118]
| |
Nochtans is het onvermijdelijk dat men verschillende artikelen uit de maatschappij zal moeten betrekken die men verlaten heeft. Hierin ligt wederom een klip die de kolonies zullen om te zeilen hebben. Men is genoodzaakt handel te drijven met de produkten die men te veel heeft, om andere zaken te kunnen koopen die men niet zelf kan voortbrengen. Daarbij ontwikkelen zich allerlei kapitalistische neigingen die reeds vele kolonies, met zuiver bedoelingen ontstaan, hebben doen ontaarden in kapitalistische ondernemingen. Het is niet om de kolonisatie-beweging tegen te werken dat ik al die naargeestige bedenkingen in't midden breng. Integendeel, ik ga er geheel in op en het doel van al mijn streven is, in de meest geschikte voorwaarden te kunnen herbeginnen. Ik geloof echter het denkbeeld meer van dienst te zijn door de toestanden in hun naakte waarheid af te schilderen dan door ze te verbloemen. Het leven in een kolonie is lang niet prettig en men behoeft niet te watertanden om er in te komen. De zeven maanden die ik te Blaricum doorbracht heb ik meer leed verkropt en zien verkroppen dan in zeven jaar daarbuiten. ‘Dunne spoeling maakt magere varkens’ en vooral knorrigd varkens. De produktie moet voldoende zijn om in aller behoeften te kunnen voorzien. Het is een eenvoudige rekensom, die echter te voren moet gemaakt worden. Hoe men het ook aanlegt, in alle geval heeft men 2000 frank per hoofd aanvangskapitaal noodig. Zonder deze som is het een roekeloos spel te beginnen en gaat men een zekere mislukking te gemoet die meer afbreuk doet aan de beweging dan wanneer men niet begonnen ware. In mijn | |
[pagina 119]
| |
boek over kolonisatie heb ik dikwijls hiervoor gewaarschuwd. Ook heb ik een zoo objectief mogelijk licht laten vallen op de toestanden in de verschillende kolonies en heb daarbij niemand gespaard noch ontzien. De ondervinding heeft door vele harde lessen geleerd dat gemeenschappelijk samenwonen onmogelijk is; dat men het zóo moet inrichten dat de grootst mogelijke vrijheid gewaarborgd is; dat men moet beginnen met menschen die daartegen bestand zijn en die ook de vrijheid van anderen kunnen eerbiedigen. Zoodra iemand bewijzen kan dat zijn arbeid opweegt tegen hetgeen hij in ruil van de kolonie ontvangt mag niemand hem laken. Ook wachte men zich voor het streng volhouden van systemen die de proef der ondervinding nog niet doorstaan hebben. Te Blaricum meende men dat alle arbeid gemeenschappelijk moest verricht worden. Als b.v. de tuinlieden eenig werk van belang wilden uitvoeren moesten zij vooraf vergaderen met de andere kolonisten, dezer goedkeuring besliste over de zaak. Die menschen meenden dus te mogen oordeelen over zaken die zij niet, of maar oppervlakkig kenden. En dat noemt men communisme! De arbeid behoort vrij te zijn in alle opzichten en de tuinman mag zijn hof inrichten en veranderen zooals het hem goeddunkt. Staat hij b.v. voor een werk dat hij onmogelijk alleen kan verrichten dan zal hij de hulp van anderen inroepen. Eens die taak verricht gaat ieder zijns weegs. Als onbevoegden zich gedurig met uw werk bemoeien wordt dat een tyrannie al ruim zoo erg als die van een patroon. Als iemand de berekeningen gemaakt heeft en bevonden dat een zaak uitvoerbaar is dan moet hij de | |
[pagina 120]
| |
proef niet nemen met een broederschap in één groot huis te zetten. Het is vooral onder zulke broeders, die de liefde voorop stellen, dat het meest gekrakeeld wordt. In Holland had men 20.000 gulden bijeengebracht voor zulke proefneming. De som is verteerd zonder dat ze merkelijken interest heeft opgeleverd. Het herhaalde mislukken van zulke proeven doet de beweging in 't zand verloopen en levert gegronde kritieken aan de tegenpartij. Ik heb het bijgewoond dat achttien Amsterdamsche gezinnen vol geesdrift uittrokken om zich te Blaricum te vestigen. Bij het aldaar gevolgde stelsel zijn er nog drie over gebleven. Ook had men het ongeluk op een totaal onvruchtbaren bodem te beginnen. De tweede nederzetting in Bussum kan zich bedruipen, hoewel ze bevoordeeld wordt door bemiddelde afnemers die voor sommige produkten meer dan den marktprijs betalen Velen beschouwen het landbouwbedrijf als een gemakkelijke, aangename taak, zoo iets waarbij een zwakke kloek en gezond zal worden. Zoo ziet men kleermakers die gaan boonjes pooten en groenten kweeken alsof dat kinderspel was. Ik zeg het u, gaat niet onberaden te werk. Laat de praktische menschen voorgaan. Om een boot over een zware zee te sturen bemant men ze met de meest ervaren zeelieden. Met zwakkelingen zou ze zeker omslaan. Ook in een kolonie heeft men af te rekenen met de concurrentie. Als wij niet met de maatschappij willen concurreeren doet zij het met ons. Het gaat niet op, zijn groenten aan een hooger prijs te verkoopen dan de ander boeren; evenmin mag men duurder brood bakken of men kan het zelf opeten. Als men produkten | |
[pagina 121]
| |
verkoopt moet men concurreeren en het best doet men dat in kwaliteit. Daarvoor zijn echter bekwame menschen noodig. Men beginne dus niet met een dominiee, een student in landbouwkunde en een geleerde, zooals in Blaricum. Zooals men bemerkt is de zaak nog zoo eenvoudig niet. In gedachten een kolonie oprichten is zeer gemakkelijk. Iets uitvoeren is heel wat anders. Wij moeten echter een stuk werk stichten, niet in één dag, maar dat ook niet vergaat in één dag. Geen overhaasting dus. Vooral waarschuw ik voor verkeerde uitgangsprinciepen. In Blaricum begon men uit liefde en er was nooit meer haat dan daar. Tracht toestanden te scheppen zoo schoon en zoo rechtvaardig mogelijk en wacht liever uw tijd af als ge daar nu nog niet toe in staat zijt. Ook in Antwerpen zijn, naar ik vernomen heb eenige moedige jongens begonnen, een kolonie te stichten. Zij blijven nog aan hun gewonen arbeid in de stad om een gevestigd kolonist te steunen, wat een goed denkbeeld is. Maar ik verneem ook dat zij geen aanvangskapitaal bezitten en dat zij grond moeten huren; dat is minder geraadzaam. Zoo verbetert men den grond tot eigen nadeel. Eens de huurtermijn verstreken krijgt men opslag en betaalt men wat men zelf voortgebracht heeft. Wacht u ook van samenwonen in eén huis Men zou zelfs nog verder moeten gaan en alle gemeenschap der gezinnen vermijdenGa naar voetnoot(1) Vriendschap wil ongedwongen zijn en is best op vrijheid gevestigd. Uit gedwongen samenzijn ontstaat gewoonlijk het tegendeel. Tracht zoo weinig mogelijk leergeld te betalen; ruimt alle denkbare hinderpalen uit de weg alvorens te | |
[pagina 122]
| |
beginnen. Een mislukking is niet alleen nadeelig onder geldelijk oogpunt; op zedelijk gebied is zij een ramp. Begint met praktische menschen die ge goed kent en waarop ge bouwen kunt. Maakt de toestanden van eerstaf zoo vrij, zoo rechtvaardig mogelijk. Vermijdt de klippen waar anderen op gestrand zijn. Laat u leiden door de praktijk en gaat te rade bij hen die er reeds lang aan doen. Zij kunnen u best inlichten. Verder wensch ik u alle heil. Ik heb gezegd! |
|