Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 2(1902)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Mijn liefde Ik leef door U, en, in mijn eindloos streven naar U, groeit heel mijn wezen lijk het licht waarin Gij baadt uw godlijk aangezicht, het blijvol licht van uw al-heerlijk leven. En 'k voel me almachtig tot U opgeheven. Ver van de wereld die gebogen ligt streeft mijne ziel, om in een schoon gedicht haar liefde-extaze in klanken weer te geven. U, liefste, dien 'k verheerlijk bovenal, geef ik het Lied dat klinkt in duizend wijzen, uit duizend monden die uw schoonheid prijzen. Ik doe het grootsch en machtig tot U rijzen, oprythmend op den maatgang van 't heelal, dat 'k op U uitstort in een woordenval. 1899 [pagina 57] [p. 57] II Ik heb nu weer uw heerlijk aangezicht, en in vervoering druk ik uw geprezen aanbeden oogen met mijn kussen dicht: Nu voel ik diep de schoonheid van uw wezen! Wijl trouw uw hoofd aan mijnen boezem ligt, poog ik uw liefde op uw gelaat te lezen; door mijne ziel gaat als een stroom van licht en gansch uw levensheil doortrilt mijn wezen. Terwijl mijn oog steeds biddend op u staart, voel ik weer nieuwer leven in me komen en grooter weelde mijne ziel doorstroomen... Voert mij uw liefde nu ter hemelvaart? Word ik de heiligste der englenzielen? O, god! laat mij nu juichend nederknielen! [pagina 58] [p. 58] III Toen diepe smart op onze schoudren woog, dronk onze ziel den wellust van de pijnen. Nu zien wij smart voor hooge vreugd verdwijnen, machtiger leven rijzen vóor ons oog. O, draag met mij tot aan den hemel hoog dat leven met zijn mooie kleuren-lijnen, die fel-geteekend vóor ons oog verschijnen gelijk, aan 't wijde ruim, de regenboog. Kom, wijd met mij der blauwe oneindigheid 't geweldig leven met zijn zonnesching, die wijde zee vol gouden tinteling. Het godlijk oorbeeld onzer liefde, dwing 't tot vereenzelving met de heerlijkheid die boven alles troont, in eeuwigheid. 1899 [pagina 59] [p. 59] IV Hoe zie ik steeds uw eeuwig aangezicht doortrilt van weelde, ontzaglijk opgeheven, met héél uw liefde als met een krans omgeven, in heel zijn schoonheid kalm tot mij gericht. 'k Wil wéér mij zelven op uw lippen geven, lijk in de zon mij koestrend in het licht dat U omzweeft. Ik voel mijn aangezicht doortinteld met de schoonheid van uw leven. En zie, hoe 'k weer mijn armen om U sprei, mijn kloppend hart U aan den boezen vlei, uw heerlijk lijf vol liefde houd omwonden! Ik voel zoo innig mij aan U verbonden en draag uw beeltenis zoo diep in mij... Ik heb in U het leven, 't àl gevonden!.... 1900 Siska van Daelen. Vorige Volgende