Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 2
(1902)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 38]
| |
Van de overbevolking.IIOm de voortplanting te beperken moet men beroep doen op het verstand en op den wil der eenlingen. Daar ligt de groote moeilijkheid van het redmiddel, want de ellende verlaagt, de ellende breekt den wil-Eene aanhoudende, rustelooze propagande, met schrift en woord, is noodig om aan het volk de middelen te leeren om bevruchting te voorkomen. Men heeft te zegepralen over talrijke vooroordeelen, over eeuwenoude onverschilligheid, over ingewortelde vuilheid. De treurige, vieze kristene godsdienst heeft een denkbeeld van zonde gehecht aan de eenvoudigste en natuurlijkste lijfszorgen. En heden is de priester, hij weze katoliek of protestant, nog immer de verklaarde vijand van elke propagande die er naar streeft aan de hoogere fakulteiten van den geest eene matigende macht te geven op de zuiver dierlijke instinkten der voortteling. Eene dergelijke propagande heeft eveneens voor tegenstrevers het groote deel der geneesheeren, die, tot de burgerklas behoorend, hunne voorgewende wetenschap ten dezer dienste stellen. Daar die geneesheeren, door hun beroep zelf, aangewezen schijnen om over deze zaak te rechten, en daar hunne veronderstelde kennis hun een bijzonder gezag geeft in de oogen der naïeven, zijn zij gevaarlijke tegenstrevers die het goed is op hun eigen terrein te bestrijden. Daarom zet ik hier beknopt de | |
[pagina 39]
| |
voornaamste gegevens van het vraagstuk uiteen. Van af de huwbaarheid tot aan de keerjaren is de vrouw geschikt om op ieder oogenblik bevrucht te worden, maar zij is dit vooral tijdens het tijdperk dat zich uitstrekt van af twee of drie dagen vóór het verschijnen der maandstonden tot ongeveer veertien dagen er na. Op anderen tijd is zij veel minder ontvankelijk, zonder dat daarom zekerheid van niet-bevruchting bebestaat, daar de ontvankelijkheid, overigens, sterk verschilt van de eene vrouw tot de andere. Als men dus zeker wil zijn geen kind te verwekken, moet men vermijden dat het zaad in de baarmoeder binnendringt en er in aanraking komt met den eiërstok. Om dit doel te bereiken bestaan er in werkelijkheid maar twee middelen: 1°, de man kan zich terugtrekken op het oogenblik der uitstorting, zoodat het zaad buiten het lichaam der vrouw wordt uitgeworpen; 2°, men kan om het even welken mekanischen hinderpaal stellen aan het binnendringen van het zaad in de baarmoeder. Die versperring wordt gevormd, ofwel door eenen baarmoederkrans (pessaire) met gesloten bodem of door eene kleine spons die men in de scheede plaatst, ofwel door eenen koker uit zeer fijne stof gemaakt (kapoot) die den mannelijken eikel overdekt, een minder zeker middel overigens. Het gebruik van den baarmoederkrans of van de spons vergt het naastvolgend gebruik van den schedespoeler (irrigator) om het zaad uit te drijven dat in de scheede mocht gebleven zijn.Ga naar voetnoot(1) Het eerste middel is het eenvoudigste. Maar | |
[pagina 40]
| |
het vergt van wege den man eene tegenwoordigheid van geest en eene zelfbeheersching die men moeilijk onder den werkersstand aantreft. Dit middel is sinds onheugelijke tijden bekend en in praktijk gesteld. Men vindt het onder andere aangehaald in het Oude Testament! En men merkt niet dat het aanzienlijk geschaad heeft aan de ontelbare lieden die het gebruikten. Nochtans hebben, kortelings, onze geneesheeren voorgenomen te beweren dat dit middel zeer nadeelig is voor de gezondheid, zoowel bij den man als bij de vrouw, dat het oorzaak is van zenuwziekten, van ziekten aan de baarmoeder en wat weet ik meer! De ernstigste onder hen leggen den schadelijken invloed der onderbroken paring op de gezondheid van den man aldus uit: De paring is eene daad die moet gepleegd worden, van het eene eind tot het andere, op normale wijze door de werking van de zenuwcentrums die heur beheerschen, zonder inmenging der hoogere centrums. Deze verstoren de regelmatige werking van het dierlijk mekanism en veroorzaken daardoor aandoeningen in het zenuwstelsel. Dadelijk bemerkt men het bovenzinnelijke van die uitlegging. Zij spruit voort uit eene stelling die op geene feiten berust en eenvoudig afgeleid is uit de overeenkomst met gelijksoortige gevallen; die stelling voert tot niets minder dan de lichaamskoppeling te doen doorgaan voor eene uitsluitend dierlijke daad, zonder eenige betrekking met de liefde - wat nog eens het overblijfsel is van de kristelijke opvatting. Zoo de geneesheeren aandoeningen bestatigd hebben bij vele personen die de onderbroken paring in gebruik stellen, dan is het dat die praktijk bijzonderlijk buiten 't huwe- | |
[pagina 41]
| |
lijk wordt uitgeoefend door lieden die zich overdadig aan geslachtsvreugd overgeven. De schadelijke invloed van de onderbroken paring op de vrouw is nog minder uitlegbaar. En de geneesheeren gaan hier tot het onzinnige: ik heb er een weten beweren dat het mannelijk zaad eenen verfrisschenden invloed (!?) heeft op de baarmoeder! - Wat doet het, zelfs aan vrouwen waarbij een werkelijk venerisch genot bestaat, zoodra zij genoten hebben, of het zaad in hun lichaam ofwel er buiten wordt uitgestort? Zij geven er zich niet eens rekening van! Wat betreft het gebruik van den baarmoederkrans, daar kan een geneesheer onmogelijk eene ernstige tegenwerping op maken, vermits men tot geneeskundige doeleinden baarmoederkransen (non occlus) blijvend in de scheede plaatst, en vermits de scheedespoelers heel en al onschadelijk en van dagelijksch gebruik zijn in de geneeskunde. Het hoeft niet gezegd dat groote reinheid geëischt wordt bij het gebruik van voorbehoedmiddelen als den baarmoederskrans en de spons, die schadelijk kunnen worden wanneer men ze verwaarloost. Maar vuilheid is altijd schadelijk en heur gevaar is oneindig grooter bij de bevalling. Zelf als men aanneemt dat kunstmatige beperking van de voortteling eenige nadeelen heeft onder gezondheidsoogpunt, dan zijn die nadeelen toch onbeduidend in verhouding met de werkelijke gevaren waaraan, bij herhaalde bevallingen, ongelukkigen zijn blootgesteld die niet voldoende gevoed worden en zwaar moeten zwoegen, des te zwaarder naarmate zij meer kinderen hebben. Dit weten alle geneesheeren | |
[pagina 42]
| |
zeer wel, de meeste zijn echter te laf en oneerlijk genoeg om het niet te verkonden.Ga naar voetnoot(1) Het is vooral tot de vrouwen dat men zich onder het volk moet wenden, om hen aan te sporen tot het gebruik van voorbehoedmiddelen: Zij zijn het die gansch het lijden der moederschap dragen, het is vooral hun last die toeneemt met het aantal kinderen. De mannen zijn dikwerf bruten die het genot van het oogenblik nemen zonder zich over de toekomst te bekreunen. De vrouw is in dees geval, zooals in vele andere, de geofferde, het slachtoffer: wij moeten heur leeren zich verdedigen. Wij moeten heur ontdoen van heure bijgeloovigheden, heur ontrukken aan den priester die heur in zijne macht houdt, heur den weg toonen naar heur eigen heil. - Van heure gezondheid, lichamelijke als zedelijke, van den onbedwongen bloei heurer ware natuur, hangt de kracht en het leven af der komende geslachter.
Jacques Mesnil |
|