De wetenschap als Grond onzer wijsgeerige en maatschappelijke Overtuiging
Zekere lieden hebben een fellen hekel aan de wetenschap. Dit schijnt onwaarschijnlijk en toch is het waar. Sommigen zijn haar niet genegen omdat zij aan kunst doen, anderen omdat zij aan niets doen, allen omdat ze, bij ondervinding of van hooren zeggen, overtuigd zijn dat de wetenschap een vervelend iets is, dat erg veel inspanning vergt. Houdt gij hen vóor dat wetenschappelijke ontwikkeling onmisbaar is voor iemand, die zich in volle bewustheid een overtuiging vormen wil, dan plooiën ze den mond tot een: ‘malle vent, ik heb medelijden met je’ en doceeren met magistrale, waanwijze voldaanheid nagenoeg de volgende argumentatie:
‘Wat de wetenschap heden waarheid heet, noemt ze morgen leugen. Zij is onmachtig ook maar één vraagstuk der gedachte op te lossen. Met wijsbegeerte en sociologie heeft ze niets te maken, daar wisten de oude Grieksche philosophen zooveel van als de moderne geleerden met al hun wetenschap.’
Is het niet betreurlijk die voor den gedachtenvooruitgang noodlottige dwalingen te zien verspreiden, en dat door menschen, wier ongestaafde, willekeurige beweringen bewijzen, dat zij van de wetenschap slechts weten wat hen daarvan aan slecht verteerde begrippen uit hun schooltijd is bijgebleven, ofwel, dat ze niet de