| |
| |
| |
Afvallige en bekeerling
De islam in recente Nederlandse romans
Op 2 maart 2007 verscheen in NRC Handelsblad een bericht met de kop ‘El Bezaz opnieuw bedreigd’. Naima El Bezaz, tegenwoordig vooral bekend door haar naturalistische schetsen van het leven in een nieuwbouwwijk, Vinexvrouwen en Meer Vinexvrouwen, had het namelijk gewaagd een roman te publiceren waarin de islam niet al te positief wordt afgebeeld. Deze roman, De verstotene (2006), draait om de zeventienjarige Marokkaans-Nederlandse Mina, die kritisch is ten aanzien van het geloof van haar ouders, en daarom door haar familie verstoten wordt. Op haar 33ste, wanneer ze haar naam veranderd heeft in Amelie, wordt filmmaker Theo van Gogh vermoord door een radicale moslim van Marokkaanse afkomst. Tot haar verbijstering wordt Amelie door haar sociale omgeving opeens vereenzelvigd met ‘de Marokkanen’ en in een adem door ook met ‘de moslims’, die verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van Theo van Gogh. Zo is de roman een kritiek op de sociale structuren binnen de islam, maar tegelijk ook op de xenofobie onder Nederlanders die in iedere Marokkaan een terrorist zien.
De bedreigingen aan het adres van El Bezaz kwamen van moslims die in de schrijfster, net als in haar hoofdpersonage, een afvallige zagen, iemand die spotte met de islam. Dat politici vanwege zulke bedreigingen beveiligd moeten worden, is helaas niet nieuw, maar een romanschrijfster? Was er, na de processen tegen W.F. Hermans en Gerard Reve, niet stilzwijgend afgesproken dat de literatuur een vrij domein zou zijn? Welnu, radicale moslims hebben zulke ‘afspraken’ nooit erkend, denk aan de affaire-Rushdie uit de jaren tachtig.
| |
| |
jaap faber
werd in 1985 geboren in Rotterdam. Hij studeerde musicologie, literatuurwetenschap en Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht (UU). In 2008 studeerde en werkte hij enkele maanden aan de University of Sheffield (UK). Van 2005 tot 2008 was hij redacteur van Vooys, tijdschrift voor letteren. In 2009 studeerde hij cum laude af aan de Graduate School of Humanities (UU) met een scriptie over literaire representaties van islam en moderniteit in contemporain Nederlands proza. Als lector Nederlands was hij verbonden aan de Universiteit van Boekarest, nu werkt hij voor de Károli Gáspár-universiteit in Boedapest. Hij doceert taalverwerving, linguïstiek en Nederlandstalige literatuur.
Adres: jaapfr@gmail.com
| |
Literaire interventies
De ophef over De verstotene liet, hoe vervelend ook, één ding duidelijk zien: de roman is geen dood genre. Door El Bezaz wordt de roman gebruikt als een serieuze vorm van engagement, en zo werd hij door haar bedreigers ook opgevat. Ook de literaire kritiek had veel aandacht voor de wijze waarop de auteur via haar werk stelling neemt in het maatschappelijke debat, en vaak minder voor de literaire waarde van de roman (waarover niet positief geoordeeld werd).
In feite gebeurde hier literair gezien exact wat Thomas Vaessens, hoogleraar moderne letterkunde aan de UvA, in 2009 bepleitte in zijn boek De revanche van de roman. Hij laat daarin enkele contemporaine auteurs de revue passeren die volgens hem het vrijblijvende postmodernisme voorbij zijn, en streven naar een vorm van ‘laatpostmodern engagement’. Het laatste hoofdstuk van dit boek is een pleidooi om ‘literaire teksten [te] lezen als ideologisch geladen interventies van auteurs in de publieke sfeer.’ Hoewel El Bezaz in het boek van Vaessens niet voorkomt, is zij precies het soort schrijver dat hem voor ogen staat: maatschappelijk betrokken, niet schrijvend vanuit een ivoren toren, als persoon net zo goed deelnemend aan het maatschappelijke debat als door middel van haar werk.
De ‘publieke sfeer’ waar het in dit concrete geval om gaat, is het Nederlandse islamdebat, dat in 2006 al geruime tijd bezig was en sindsdien onverminderd doorgaat. Centraal daarin staat vaak de vraag: in hoeverre zijn ‘de islam’ en ‘het Westen’ onverenigbare grootheden? Ofwel: kan de islam probleemloos een deel van de westerse, in casu Nederlandse cultuur en maatschappij worden, of staat zij daar haaks op?
| |
| |
| |
Het Nederlandse islamdebat
Veel prominente deelnemers aan het islamdebat waren en zijn van mening dat dat laatste het geval is. Al in 1991 publiceerde Frits Bolkestein, toentertijd fractievoorzitter van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie in de Tweede Kamer, een opinieartikel in de Volkskrant waarin hij betoogde dat enkele kernwaarden van de westerse samenleving door de islam niet onderschreven worden. De kernwaarden waar hij op doelde, zijn onder andere de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat. Het probleem, zo stelde Bolkestein, is dat de islam nooit een periode van verlichting heeft meegemaakt zoals de westerse, christelijk-humanistische wereld die wel heeft gekend. Nadien zijn vele politici, opiniemakers en anderen hem in deze redering gevolgd, zodanig dat deze opvatting tot de dominante stem in het islamdebat kon uitgroeien. Zeker na de terroristische aanslagen in de VS op elf september 2001 en de moord op Theo van Gogh in 2004 is het debat in een stroomversnelling geraakt en kon steeds vaker worden vernomen dat de islam een bedreiging vormt voor de westerse samenleving, dat de islam zich bijzonder problematisch verhoudt tot ‘de moderniteit’. Met moderniteit wordt dan doorgaans ‘culturele moderniteit’ bedoelt, grofweg: de waarden van de Verlichting zoals hierboven genoemd.
Hoe wordt in de contemporaine literatuur gereflecteerd op de aanwezigheid van de islam in Nederland, op de verhouding tussen islamitische en westerse waarden? Ofwel: hoe zijn hedendaagse romans te lezen als interventies in de publieke sfeer? In wat volgt, zal ik aan de hand van een tiental recente prozawerken op die vragen ingaan.
| |
De moslim als uittreder
Naast het al genoemde werk van Naima El Bezaz draait ook het debuut van Said El Haji, De dagen van Sjaitan (2000), om een jonge moslim die breekt met zijn geloof. Het verhaal wordt voor het grootste deel verteld vanuit het perspectief van de ongeveer elfjarige Hamid, die opgroeit in een moslimgemeenschap in het fictieve Nederlandse dorpje Berkenrode. Al snel is duidelijk dat Hamid weinig respect heeft voor het geloof van zijn omgeving: hij haat de Koran, hij haat de Koranschool en hij hekelt de hypocrisie van zijn immer biddende vader. In het eerste en laatste hoofdstuk van het boek, wanneer Hamid een stuk ouder is, blijkt dan ook dat hij zijn geloof (en familie) vaarwel heeft gezegd: wanneer hij de imam van zijn dorp tegenkomt, pretendeert hij niet te weten wie Allah is, en zegt hij tegen de imam geen vader te hebben.
De traditionele autoriteiten komen er in de roman slecht vanaf. Hamids vader is gewelddadig en geeft weinig om de gevoelens van zijn gezinsleden, de imam van het dorp wordt beschreven als weinig bij de tijd en eigenlijk overbodig, en de geloofsfanaticus die het dorp rijk is, blijkt een waanzinnige die er 's nachts op uit trekt om scha- | |
| |
pen te stelen, naar eigen zeggen in opdracht van Allah. Nog tekenender is wellicht dat geen van de gelovigen een antwoord heeft op het titelpersonage Sjaitan (Arabisch voor Satan), die de rust in de gemeenschap komt verstoren met blasfemische verhalen. De roman werd door een recensent de eerste islamitische ontzuilingsroman genoemd, en die kwalificatie is begrijpelijk. El Haji beschrijft de Nederlandse moslimgemeenschap als ouderwets, bekrompen, patriarchaal en intellectueel leeg. Daarnaast komt in de proloog en epiloog God de Vader zelf als personage voor, en blijkt hij totaal machteloos te zijn wanneer zijn engelen tegen hem in opstand komen en tegen zijn wil naar de aarde afdalen. De roman is in die zin niet alleen een afrekening met de gelovigen, maar ook met het geloof en met God zelf. Hoewel het laatste hoofdstuk suggereert dat Hamid, na in de trein een visioen te hebben gekregen, terugkeert naar het geloof, blijft het beeld dat er in de roman van geschetst wordt hard en ontluisterend.
| |
De moslim als terrorist
In 2008 verschenen Het recht op terugkeer van Leon de Winter en Harlekino van Tessa de Loo. Beiden gevestigde namen, en in het geval van De Winter ook een gevestigde naam in het publieke debat. De Joodse De Winter heeft nooit een geheim gemaakt van zijn opvattingen: hij hekelde het politiek-correcte denken over de islam ‘die de overheersende kracht in ons deel van de wereld aan het worden is’ en moslims ‘ervan [weerhoudt] te delen in de moderniteit’, en een ‘levensvatbare Palestijnse staat is een fictie’. Ook in zijn romans schuwt hij de actualiteit bepaald niet: Het recht op terugkeer is weliswaar een toekomstverhaal maar haakt heel duidelijk aan bij het Israelisch-Palestijnse conflict: in 2024 is Israel gekrompen tot een zwaar beveiligde stadsstaat, alleen toegankelijk voor mensen met Joods DNA. Het zoontje van hoofdpersonage Bram (Joods) is jaren daarvoor verdwenen, ontvoerd, zo blijkt op het einde van de roman, door een jihadistische organisatie die Joodse kinderen opleidt tot zelfmoordterrorist.
Ook in De Winters recentste roman, VSV (2012), speelt moslimterrorisme een grote rol. Het verhaal is te complex om hier in zijn geheel na te vertellen, maar een belangrijke plotlijn bestaat uit een groepje Marokkaans-Nederlandse jongens die eerst de Stopera in Amsterdam opblazen, vervolgens een vliegtuig kapen, de vrijlating van Mohammed Bouyeri eisen en tot slot een school gijzelen om zo Geert Wilders in handen te krijgen.
In Harlekino speelt terrorisme een beduidend kleinere rol. De roman draait om twintiger Saïd, een Nederlandse jongen met een Marokkaanse vader, naar wie hij in Marokko op zoek gaat met zijn boezemvriend Hassan. Saïd vindt in Marokko wel enkele familieleden, komt veel over zijn vader te weten en bekeert zich tot de islam, maar zijn vader zelf blijkt gewoon in Nederland te wonen en de ontmoeting met hem loopt
| |
| |
uit op een desillusie. Na de reis wordt Saïd steeds fanatieker, terwijl Hassan, die altijd al moslim was, het geloof steeds minder ernstig neemt en tegenover Saïd ook toegeeft homoseksueel te zijn. Saïd besluit de homodiscotheek waar Hassan vaak komt op te blazen met zelfgemaakte kneedbommen, maar hij durft uiteindelijk niet en blaast dan een varkensboerderij op.
Opvallend in zowel VSV als Harlekino is de (psychologische) motivering voor de terroristische daden, of beter: het gebrek daaraan. Noch van Saïd, nog van Sallie, de leider van de terroristen in VSV, komen we als lezers veel te weten over de redenen voor hun actie. Beiden verantwoorden zich (tegenover zichzelf vooral) met een beroep op de Koran en de verwerpelijkheid van hetgeen ze bestrijden (homoseksualiteit/het eten van varkens, de decadente goddeloze Nederlandse samenleving), maar een intrinsieke religieuze overtuiging lijkt toch niet aan de orde te zijn. Veeleer is er tussen de twee terroristen een parallel die een andere interpretatie aanbiedt: beiden zijn zeer teleurgesteld in hun vader. Sallies vader heeft de islam de rug toegekeerd en is crimineel geworden, Saïds vader heeft zijn familie verlaten en wil niets meer met hen, noch met Saïd te maken hebben. In beide romans is het motief van de verdwenen vader vele malen sterker dan het motief van de religieuze plicht, en in beide gevallen lijkt het terrorisme dan ook eerder een wanhoopsdaad met de religie als surrogaat voor een menselijke vader dan een actie uit oprechte overtuiging.
| |
De moslim als westerse projectie
Twee bijzondere boeken wat betreft de representatie van de islam zijn Tirza van Arnon Grunberg en De steniging van Frénk van der Linden, beide uit 2006. Bijzonder, omdat in beide boeken geen van de hoofdpersonages moslim is.
Tirza gaat over Hofmeester, die zichzelf ‘de ziekte van de blanke middenklasse’ noemt. Hij heeft in verschillende aspecten van zijn leven gefaald: zijn vrouw is bij hem weg, hij is overtollig verklaard op zijn werk en zijn droom om financieel onafhankelijk te worden is in rook opgegaan na de aanslagen van elf september (vanwege ‘de wereldeconomie’). Het enige wat hij nog heeft, is zijn jongste dochter, Tirza. De roman speelt zich voor het grootste deel af op haar achttiende verjaardag, wanneer Hofmeester voor het eerst haar vriendje zal zien. In dit vriendje, een sympathieke en ongelovige jongen, herkent hij Mohammed Atta, de leider van de terroristen van elf september. Alles wat hij kwijt is, projecteert hij op hem, nu deze jongen ook nog zijn dochter van hem ‘afpakt’, door met haar naar Afrika op reis te gaan. Hofmeester doodt vervolgens Tirza en haar vriendje Choukri, die hij aan stukken zaagt.
Een soortgelijke projectie komt aan bod in De steniging, een roman over de 22-jarige Priscilla, een Hollands meisje uit de Bollenstreek, en haar relatie met Karim, een knappe Marokkaanse jongen die Nederlands studeert. Alles aan Karim en zijn familie
| |
| |
is voor Priscilla beter dan haar eigen huis, waar herinneringen liggen aan jeugdtrauma's, ruzies, ellende. Bij Karim thuis zijn ze beschaafd en vriendelijk, en bovendien ongelovig. Maar wanneer Karim op een avond zijn twijfels uit over hun relatie, omdat hij vermoedt niet ‘de eerste’ (in bed) voor haar te zijn geweest, knapt er iets bij Priscilla. Ze rijdt achter hem aan op haar scooter en slaat hem dood met een baksteen, ‘gestenigd [...] als een overspelige vrouw in een woestijndorp’, zoals Karims vader het omschrijft.
De Taibah-moskee in de Bijlmermeer, Foto Domenico Mangano.
In beide romans is het niet zozeer de islam die op negatieve wijze geportretteerd wordt, maar de visie van de autochtone Nederlander erop. Opvallend is wat dat betreft dat beide hoofdpersonages als typische representant van een bepaalde (blanke) bevolkingsgroep worden omschreven: Hofmeester als de blanke middenklasse (woonachtig op stand in Amsterdam), Priscilla als arbeidersmeisje uit de Bollenstreek (‘hun wereldje [...] was echt Holland op z'n smalst’). Beiden vermoorden zij een Marokkaanse Nederlander die expliciet afstand van het geloof heeft genomen, maar op wie zij desondanks al hun haat jegens de islam (maar eigenlijk jegens hun eigen ellende) projecteren. Hofmeester laat Choukri pagina's uit de Koran eten voor hij hem doodt, en vraagt hem wie hij denkt dat sterker is: Allah of zijn kettingzaag? Priscilla ziet na Karims opmerking niets anders dan ‘een of andere imam’ in hem. Als interventies in
| |
| |
het maatschappelijke debat laten de romans zodoende zien hoe autochtone Nederlanders hun problemen afschuiven op de islam, hoewel die daar niets mee te maken heeft, en nog sterker op individuen die met die islam geassocieerd worden, hoewel ze niet eens moslim zijn.
| |
De moslima als grote liefde
Ook Klare taal van Richard Osinga en Hajar & Daan van Robert Anker, beide uit 2004, vertonen enige overeenkomst. Die zit hem in dit geval in de liefdesrelatie: beide romans gaan over een Nederlandse ongelovige man die een relatie krijgt met een Marokkaans-Nederlandse moslima. Maar er is nog een andere overeenkomst: in beide romans is er, meer dan in enig ander van de besproken werken, aandacht voor het contemporaine maatschappelijk debat over de islam. Kortom: de romans zijn niet alleen een interventie in het islamdebat, ze thematiseren dit ook.
In Klare taal wordt hoofdfiguur Jacob (arabist) de speelbal van de media wanneer hij zich formeel tot de islam bekeert om met Asma te kunnen trouwen. Vanwege een publicatie die volgens de media een nieuwe interpretatie van de Koran voorstelt, wordt Jacob gezien als modern, verlicht moslim, maar eigenlijk weet hij van de islam niets af. Wanneer het hele mediacircus hem boven het hoofd groeit, geeft hij publiekelijk toe alleen moslim te zijn geworden om de liefde. Inmiddels heeft Asma hem echter verlaten, ironisch genoeg omdat hij nooit meer tijd voor haar had vanwege al zijn mediaoptredens.
Daan, de mannelijke hoofdpersoon uit Hajar & Daan, is docent geschiedenis op een zogenaamde ‘zwarte school’ in Amsterdam, en krijgt een relatie met zijn uit Marokko afkomstige leerlinge Hajar. De school kan in deze roman gezien worden als de Nederlandse maatschappij in het klein, en het docentencorps als de intellectuele en leidende elite, die niet alleen moet besluiten hoe om te gaan met de aanwezigheid van de islam, maar daar ook uitgebreid over debatteert tijdens docentenvergaderingen.
Naast de representatie van moslims (die niet veel afwijkt van bijvoorbeeld De dagen van Sjaitan: conservatief, streng, bij tijd en wijlen hypocriet) bieden de romans vooral ook een representatie van de wijze waarop in Nederland de openbare meningsvorming over de islam tot stand komt. De media in Klare taal zijn nauwelijks geïnteresseerd in de feiten, en willen vooral een ‘sensationele’ moslim aan het woord laten - Jacobs woorden worden voortdurend uit hun verband gerukt, en zijn positie in het medialandschap ‘dankt’ hij puur aan wat de journalisten denken dat hij is en vindt, niet aan zijn daadwerkelijke identiteit of mening. Ook het ‘islamdebat’ tijdens de docentenvergadering in Hajar & Daan blijkt voor een aanzienlijk deel gevoerd te worden op basis van vooronderstellingen, geruchten en halve waarheden.
| |
| |
| |
De literaire islam
Bij wijze van conclusie een klein gedachte-experiment. Welk beeld krijgt iemand die volledig onbekend is met de islam van deze religie, enkel en alleen door het lezen van Nederlandse literatuur? En zou deze persoon de islam vervolgens beschouwen als onverenigbaar met westerse, moderne verlichtingswaarden?
Het beeld zal allerminst eensluidend positief zijn, dat is duidelijk. In de romans van El Bezaz en El Haji komen de negatieve kanten voor het individu het sterkst naar voren: grote familiedwang, conservatisme, huiselijk geweld, intolerantie. De hoofdpersonages nemen dan ook allebei afstand van het geloof van hun ouders, een geloofsafval die overigens ook voorkomt bij Hajar in het boek van Robert Anker, bij Choukri en Hakim van Grunberg en Van der Linden, bij Saïds vriend Hassan uit Harlekino en bij Asma uit Klare taal. Al deze personages zijn jongeren die religieus zijn opgevoed, maar de religie vaarwel zeggen zodra ze de kans hebben. De interpretatie ligt dan ook voor de hand dat de islam in de literatuur wordt voorgesteld als iets van een oudere generatie, iets wat de jongeren, die in Nederland opgroeien, beknelt.
Nog sterker komen de negatieve kanten van de islam aan bod in de werken van Tessa de Loo en Leon de Winter, wanneer het gaat om terrorisme. Opvallend genoeg is in deze romans juist geen sprake van familiedwang: de hoofdpersonages worden liefdevol opgevoed (zij het zonder vader), en kiezen er zelf voor zich op te offeren voor hun geloof.
Toch liggen de zaken genuanceerder dan dat. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de romans van Grunberg en Van der Linden wordt het ‘conflict’ tussen moslims en westerse Nederlanders niet eenzijdig gesitueerd bij de eersten, en Anker en Osinga laten in hun werk zien hoe makkelijk er in het publieke debat van alles geroepen wordt, vaak zonder daarbij moslims zelf (of, in het geval van Jacob, bijzonder onrepresentatieve moslims) aan het woord te laten.
De waarde van literatuur in het islamdebat schuilt voor een groot deel in het persoonlijke verhaal, ook wanneer dit fictief is. Waar in het debat vaak ‘de moslims’ tegenover ‘het Westen’ worden gezet, en de kloof tussen religieuze en moderne verlichtingswaarden als onoverbrugbaar wordt voorgesteld, laat de literatuur zien dat ieder verhaal anders is, en dat jongeren die naar hun identiteit zoeken niet simpelweg kiezen tussen ‘moslim’ of ‘westers’. De romans van El Bezaz en Grunberg laten zien dat een afvallige moslim ook door de autochtone Nederlanders niet zomaar geaccepteerd wordt, terwijl De Loo en De Winter in hun werk weergeven dat moslimfundamentalisme ook kan wortelen in problematische familierelaties. Hoewel de islam in geen van de besproken werken bejubeld wordt, nuanceert de literatuur het idee dat islamitische waarden per definitie in botsing komen met westerse. De romans laten zodoende zien dat de grote kwesties uit het publieke debat niet louter academisch zijn en wel degelijk
| |
| |
een rol van betekenis spelen in het leven van individuele mensen, maar tegelijk dat die levens door zoveel meer worden bepaald dan door iemands culturele achtergrond of persoonlijke geloof alleen.
Literatuur
|
Robert Anker, Hajar en Daan, Querido, Amsterdam, 2004. |
Frits Bolkestein, ‘Integratie van minderheden moet met lef worden aangepakt’, in: de Volkskrant, 12 september 1991. |
S.N. Eisenstadt, ‘Fundamentalist Movements in the Framework of Multiple Modernities’, in: Höfert & Salvatore, 2000: pp. 175-196. |
Naima El Bezaz, De verstotene, Contact, Amsterdam, 2006. |
Said El Haji, De dagen van Sjaitan, Vassallucci, Amsterdam, 2000 |
Arnon Grunberg, Tirza, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2006. |
A. Höfert & A. Salvatore (red.), Between Europe and Islam. Shaping Modernity in a Transcultural Space, Peter Lang, Brussel, 2000. |
Frénk van der Linden, De steniging, Contact, Amsterdam, 2006. |
Tessa de Loo, Harlekino, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2008. |
‘El Bezaz opnieuw bedreigd’, in: NRC Handelsblad, 2 maart 2007. |
Richard Osinga, Klare Taal, Querido, Amsterdam, 2004. |
Pieter Steinz, ‘Socrates in de moskee’, in: NRC Handelsblad, 3 november 2000. |
Thomas Vaessens, De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement, Vantilt, Nijmegen, 2009. |
Leon De Winter, ‘Een levensvatbare Palestijnse staat is een fictie’, in: NRC Handelsblad, 12 augustus 2005. |
Leon De Winter, ‘Multiculturalisten’, in: Elsevier, 4 augustus 2007. |
Leon De Winter, (2007b), ‘Moslimzusjes’, in: Elsevier, 3 februari 2007. |
Leon De Winter, Het recht op terugkeer, De Bezige Bij, Amsterdam, 2008. |
Leon De Winter, VSV, De Bezige Bij, Amsterdam, 2012. |
|
|