| |
| |
| |
Baas boven Rietveld?
Gezelligheid in tijden van designschmerz
Het is midden februari en in de haard omarmen gretige vlammen een stuk acaciahout. Het grote blok is hard en tevens het laatste, zo zegt de gastheer (G), maar zo nodig - de wijn walst reeds lui in de glazen - zal hij niet aarzelen om zelfs het salonmeubilair op te offeren voor hun sporadisch, maar vooral warm en dierbaar minisymposion. En zo krijgt zijn jonge gast (L) het gespreksonderwerp van de avond in de schoot geworpen.
L: Ha! Jij hebt het over de zwartgeblakerde stoelen, luchters en boekenrekken van de jonge Nederlandse ontwerper Maarten Baas. Hoor ik hier enige ironie?
G: Luister, Luca, laten we de feiten eerst op een rijtje zetten. De jongen...
L: Maarten Baas.
G: ... hoe oud was hij toen hij die burgermansfauteuils in de hens stak? Twintig? Oké, vierentwintig. Dat is iets wat je op die leeftijd zonder meer moet doen, anders ben je net zo burgerlijk als de stoel zelf. Niets mis mee. Bravo! Maar nu komt het. Hij studeert ermee af in 2002 aan de Design Academy te Eindhoven en een jaar later zijn deze ‘aangebrande’ meubels een succès fou op de Salone del Mobile van Milaan. SMOKE heet die collectie!
L: Geweldig toch! Ik beschouw die actie, dat ‘aanbranden’ zoals jij het noemt, als het resultaat van zijn nadenken over de essentie van de stoel. Van de stoel als vorm. De
| |
| |
geert setola
werd in 1945 geboren in Brugge. Studeerde vrije en toegepaste grafiek aan Sint-Lukas in Brussel. Is vormgever, vrij kunstenaar en publicist. Richtte in 1967 mede het Vlaams Verbond van Grafische Ontwerpers op. Was gastdocent en jurylid aan academies in Nederland, België, Frankrijk en Ierland. Was in 1995 initiatiefnemer en medeoprichter van Post-St.Joost, de postacademische opleiding grafisch ontwerpen aan de Academie St. Joost in Breda, waar hij ook docent was. Publiceerde Verloren brood, een bundel verhalen, toespraken, gedichten. Richtte samen met Joep Pohlen de kleine uitgeverij Fontana op, waar Letterfontein verscheen, een introductie tot de typografie. Dit boek werd vertaald in het Frans, Engels, Duits en Spaans. Schrijft sinds 2003 libretti en poëzie voor hedendaags muziektheater.
Adres: geert@setola.com.
stoel als een feniks uit zijn as herrezen. Nee, nee, Gerhard, dat meen ik oprecht! Iets gecontroleerd in brand jagen hoeft niet altijd negatief te zijn. Denk aan de boeren die de oogstresten op de velden plachten af te branden om ze klaar te maken voor het volgende seizoen.
G: ...Oh! En het blakeren, vroeger, van de houten scheepsrompen om ze vrij te maken van wormvraat. Allemaal heel nuttig, maar ik kan het oppervlakkig verkolen van stoelen voorlopig alleen maar zien als een gecontroleerde vorm van beschadiging. Om niet te zeggen ‘vernedering’. Zoiets blijkt toch ook zonneklaar uit de inzending van Maarten Baas voor de Salone in Milaan van het jaar daarop, toen hij een aantal verbrande designklassiekers liet zien. De rood-geel-blauwe Rietveldstoel, de lounge chair van Eames en het boekenrek van Ettore Sottsass. Komaan, Luca, dat is toch doodgewoon lekker provoceren. Een vorm van vadermoord. En het werkt! De grote musea, topgaleries, verzamelaars, ze zijn er allemaal meteen bovenop gesprongen. Het is kunst!
L: Rustig! Ik geef toe dat ik ook even schrok toen ik die ‘rood-geel-blauwe’ zwartgeblakerd zag, hier en daar zelfs gespleten. Maar Baas is niet de enige die met designklassiekers aan de haal is gegaan. Herinner je je nog Alessandro Mendini met zijn variant op de zigzagstoel van Rietveld? De rugleuning verlengd in de vorm van een kruis?
| |
| |
Stoel uit Maarten Baas' SMOKE-collectie. Origineel ontwerp: Gerrit Rietvelds Rood-blauwe stoel uit 1918, 88 × 66 × 83 cm © Maarten Baas / Foto Job Jonathan Schlingemann | www.splinter.tv.
G: Jazeker! Die hele bliksemse bende van Memphis en Alchimia vond ik juist buitengewoon geestig. In 1979 heb ik die tentoonstelling bezocht in het Forum Design in Linz. Daar heb ik me waarlijk bevrijd gevoeld van het dictatoriale modernisme. Én tegelijk enorm gelachen. Maar Mendini en de zijnen vernietigden geen Rietvelds. Hoe doet Baas dat trouwens? Koopt hij die dure klassiekers op om ze af te fakkelen? Maakt hij ze eerst na?
L: Weet ik niet. Ik heb wel een filmpje bekeken waarin Baas een roodgeelblauwe Rietveld blakert. Hij deed het heel bedachtzaam, het duurde een tijd. Het leek het begin van de nacht, in een weide bij een boerderij of zo. Zijn gezicht werd door de vlammen dramatisch verlicht. Het straalde strengheid uit, concentratie en ook iets... euh... sacraals. De stoel stond op een verhoog, een tafel misschien, het deed denken aan een altaar. Het vlamde en het vlamde maar en juist toen ik dacht dat het ding in een vuurzee zou verdwijnen, kwam er een arm in beeld met een slang die gericht water begon te vernevelen. Veel stoom natuurlijk, en toen was er het moment dat de stoel - het kadaver zou ik bijna zeggen - geblust was en werd weggedragen. Het sacrale was ineens verdwenen, het leek meer op het wegbrengen van een geslacht varken op een afgehaakte deur. De camera zoemde nog in op de zwarte, verkoolde houtschubben.
| |
| |
Stoel uit Maarten Baas' SMOKE-collectie. Origineel ontwerp: Gerrit Rietvelds Zigzagstoel uit 1934, 75 × 38 × 42 cm © Maarten Baas / Foto Job Jonathan Schlingemann | www.splinter.tv.
G: Luca, Luca, je wordt sentimenteel als je niet oppast.
L: Oké.
De gast en de gastheer staren een wijle zwijgend in de haard. De gastheer pookt het blok hout op, er ontsnapt wat rook. Bij wijze van time out bekijken ze meer werk van Maarten Baas op websites van designgaleries als Moss in New York, van het designlabel Moooi in Amsterdam. En natuurlijk, ten overvloede, nog maar eens via de sober uitgevoerde site van Maarten Baas zelf.
G: Even recapituleren. Waar wilde je nu eigenlijk heen, Luca, met dat brandschatten van de stoel als het zoeken naar zijn essentie - of hoe zei je dat?
L: Wat ik bedoel is dat een stoel, ook al is het een designicoon, slechts een stoel is omdat wij hem zo noemen. Hij kan zichzelf geen naam geven, want een stoel is een stoel en is niet van zichzelf bewust. Dat is het lijdzame, onmenselijke lot - ja, je grinnikt - van de stoel. Zijn essentie. Noch wij noch de designer kunnen die essentie ooit treffen. We kunnen aan zijn vorm morrelen, maar niet aan zijn kern. Zo doet elke
| |
| |
ontwerper steeds weer bewuste én onbewuste pogingen om de stoel te definiëren. De stoel kan getroffen worden door de bliksem, maar zijn essentie niet. Het is het ‘fenomeen stoel’ waarvoor iedere designer een eigen, nieuwe existentie creëert, maar de essentie, de ‘eidos’ blijft onstoffelijk, ongrijpbaar.
Maarten Baas, Grandfather Clock, uit de Real Time-collectie, 2009 © Maarten Baas / Foto Job Jonathan Schlingemann | www.splinter.tv.
G: Mmm.
L: Iets anders. Hoe kijk jij dan aan tegen de klokken uit het project Real Time?
G: Een vondst!
L: Niet meer dan dat?
G: Natuurlijk wel, het is een geweldige vondst. En heel geestig. Neem die hoge, staande, ouderwetse Grandfather Clock. Waarin je achter de matglazen wijzerplaat zonder wijzers het wazige hoofd van een man ziet, en zijn hand die telkens de wijzers tekent, ze weer uitveegt en ze een positie verder opnieuw tekent. En dan het feit dat die gefilmde handeling exact twaalf uur heeft geduurd: een sublieme logica.
L: Mee eens. Een collega van me wilde er een hebben. Wat dacht je: iets in de buurt van de tachtigduizend euro! Daar kun je een echte man twee jaar voor inhuren om wijzers live op een cirkel te tekenen, zei hij.
| |
| |
Maarten Baas, Sweepers Clock, uit de Real Time-collectie, 2009 © Maarten Baas / Foto Job Jonathan Schlingemann | www.splinter.tv.
G: Flauw! Dan de Sweepers Clock. Mannetjes op het strand, van grote hoogte gefilmd, die met wrakhout wijzers leggen, de klok rond. Ik vind de hele serie Real Time gewoonweg uniek. Overigens, je kunt wél al een Baas kopen voor 89 eurocent: de Analog Digital Clock als app voor de iPhone 4. Toch heb ik ook moeite met die, euh... Hoe zal ik het noemen... De absolute wanverhouding tussen wat uit de handen van deze ontwerper komt en de bedragen die hij daarvoor vraagt. Ik bedoel...
L: ... Ik weet het, maar Maarten Baas geldt niet voor niets als een van de mondiale topontwerpers, nietwaar?
G: Ha! ‘Geldt’ en ‘niet voor niets’ zeg je, in één en dezelfde zin. De financiële spijker op de kapitalistische kop. Mag ik even lachen?
L: Hèhè.
G: God, Luca, drink nog eens uit. Sorry.
L: Ja. Gerhard. Nu even heel serieus. Net zoals jij in 1979 in Linz genoot van de lancering van dat verse postmodernisme, met zijn tomeloze fantasie, zijn avant-gardistisch sarcasme, zo ben ík nu zeer gecharmeerd van het werk van Maarten Baas. Hij sluit gewoon aan bij de huidige tijdgeest, zijn werk is geestig, fantasierijk, intelligent. Het komt uit een speels en ingenieus brein. Hij is gewoon de Bad Boy of Design, zoals ik ergens las, the Dutch Wunderkind. Toch?
| |
| |
G: Ik zal je niet tegenspreken. Hij is inderdaad erg jong. Vijfendertig. En beroemd. Zijn roem is al groter dan zijn oeuvre. Ik gun het hem best, hoor.
L: Goed. Wat ik voor jou heel belangrijk zou vinden om mee te nemen in de manier waarop je naar zijn werk kijkt - ik zeg het voorzichtig, Gerhard, omdat je, laten we zeggen, gebukt gaat onder vooroordelen...
G: Hahahaha!
L: ...is de vaststelling dat Maarten Baas zichzelf niet ziet als de zoveelste meubelontwerper. Hij maakt ze niet eens zelf, hij concipieert ze. Hij ziet design als een platform, een breed spectrum van disciplines, zoals de gastronomie of het theater.
G: Pardon? Eh... gastronomie? Theater?
L: Precies. Werelden waarin niet in eerste instantie een object wordt gemaakt en verkocht, maar een mise-en-scène gecreëerd, storytelling. Hij ziet zijn ontwerpen als illustraties van een denkbeeldige wereld. Hij wil ontregelende werken maken, hij accepteert geen stilstaande definitie van design, hij vindt dat het zijn job is om definities van design uit te wissen, net zoals bij de Real Time Clock. Dát, Gerhard, is hoe hij het uitdrukte naar aanleiding van zijn tentoonstelling in het Musée des Arts Décoratifs, vorig jaar in Parijs.
In de haard is het rustige branden verworden tot een loom smeulen. De gastheer jaagt het met een blaaspijp aan. Het springt op en krijgt de oranjeroze gloed van een glas zuiderse rosé, opgeheven naar de ondergaande zon. Met genoegen aanvaardt de gast een bijbehorend glas.
G: Dat vind ik een mooi verhaal, Luca, echt waar. En als het gaat om het ‘ontregelende’ van design vind je in mij een natuurlijke medestander. Scepsis is my middle name, nietwaar? En dat geldt absoluut ook voor design. Ik was altijd al een van de eerste kopers van design, maar ik ben door al die stoelen heen gezakt. In de Eames-chair ging ik zitten en vond mezelf op slag met de afgebroken rugleuning op de grond terug. Wat wil je met een rug die slechts met vier lijmpunten aan de zitting vasthangt? Dan die mooie, door Joe Colombo als eerste kunststofstoeltjes uit één mal gegoten, ha! In het zitvlak ontstond na een paar maanden een spleet waar - bij het opstaan - het vel van je billen in bleef hangen. Ja, lach maar. Uiteindelijk heeft Colombo toch een andere mal moeten maken. De laatste van mijn zes stuks staat nu
| |
| |
nog in de kippenren, verdomd! Kun je me volgen als ik toch ‘ergens’ iets van een waarde hecht aan functionaliteit?
Meubelen uit de Clay Furniture-collectie van Maarten Baas, © Maarten Baas / Foto Job Jonathan Schlingemann | www.splinter.tv.
L: Natuurlijk, natuurlijk, hahahaha...
G: Op het gevaar af dat je denkt dat ik bezig ben een filippica op te tuigen tegen Baas moet ik het nu toch eens hebben over die andere, niet geblakerde stoelen van hem - het lijkt wel of elke designer verdorie zijn carrière start met een stoelendans, maar dit terzijde. De Clay Furniture! The Plain Collection! Gefröbelde, iele stoeltje-tafeltje-bankje-draadfiguren van synthetische klei. Wat ís dat? Vormeloos gefriemel vind ik het. Jajaaa, Picasso maakte van kroonkurken en propjes papier, fietssturen en zadels, enzovoort ook grappige werkjes die het erg goed doen op foto's van Brassaï. Misschien zijn die dingetjes nu zelfs onbetaalbaar, maar dat is commercie. Onze Pablo is niet de kunstgeschiedenis binnengerold vanwege zijn grappige frutsels, nietwaar? Ik ben de eerste om toe te geven dat ‘kleimeubilair’ mogelijk een plaatsje verdient in het MoMa en in de huiskamer van Brad Pitt. Als kunstobject dan, als autonome vormgeving voor mijn part, maar is het aspect dat de gewone sterveling erop zou moeten kunnen zitten nu werkelijk de bottomline van een comfortabele, respectabel ontworpen stoel?
L: Ben je er dan al eens op gaan zitten, op de Plain Clay Dining Chair?
| |
| |
G: Ben je mal? Met mijn drieënnegentig kilo?
L: Nee... maar... bekijk de collectie nu eens nader, Gerhard, hier op de site van Den Herder, het productiehuis van de compagnon van Maarten Baas. Kijk hier, dat is toch pure schoonheid! Dat totaal vrije en nieuwe uitgangspunt voor het creëren van gebruiksvoorwerpen! Design werd in het tijdperk vóór Maarten Baas alleen maar mooi gevonden vanwege zijn industriële perfectie. Wat Baas doet is ‘deperfectioneren’. Een zucht van verlichting wekt het bij mij op. Geen obligate cirkels, driehoeken en vierkanten. Snap je wat ik zeg? Geen canon meer. Vrijheid!
G: Oef... Luca... Ik zie wederom wat je bedoelt. En ik heb er de pest over in dat ik weer met het woordje ‘maar’ moet aan komen zetten, maar... hier beland ik toch op een terrein... euh... noem het een groter kader: dat van Dutch Design in zijn algemeenheid. Met de beste wil van de wereld kan ik het werk van Maarten Baas daar niet los van zien. Begrijp me goed: geen filippica, niet tegen hem, en niet tegen Dutch Design. Je kent me, ik geef mijn mening graag voor een betere. My God, wat klink ik ineens oud...
L: Ga door.
G: De imperfectie. Ik herinner me een artikel, in het blad Items, een jaar of tien geleden zelfs, van Marc Vlemmings. Dat ging specifiek over de imperfectie als nieuwe hype. Als een vlucht naar voren van de designer uit angst voor afwijzing. Voorbeelden? De meubels van gerecycled hout van Piet Hein Eek. Toegegeven: leuk, fris idee. Tongue in cheek. Noem het humor voor mijn part. Terug naar Marc Vlemmings... even bladeren... hier heb ik het, luister: ‘Piet Hein Eek, Hella Jongerius, het blijft bij oefenen... in wezen zijn het laffe producten, omdat ze hun excuus al met zich meedragen. Het zal wel te maken hebben met de angst om in kitsch te vervallen. Typisch Nederlands, ben je geneigd te denken.’ Het lijkt een soort koketteren met ‘Verelendung’, Luca.
L: Maar hoezo typisch Nederlands?
G: Er zit een merkwaardig aspect aan het Nederlands design van de laatste - pakweg - twintig jaar, vind ik. Dat is het idee om met oude, in principe goedkope materialen nieuwe samenstellingen te maken en die dan voor exorbitante bedragen in kleine oplagen te verkopen. Neem Rudy Graumans' kroonluchter in het MoMa: 85 lichtpeertjes-aan-draden samengeknoopt; Tejo Remy's Chest of Drawers, ook in het MoMa: een stuk of twintig oude kastladen strak samengebonden met een riem; en nu dan
| |
| |
ook Maarten Baas met een stapeling aan elkaar bevestigde stoelen en bankjes etcetera, onder de titel Hey, chair, be a bookshelf!. Baas schrijft er zelf bij: ‘A chair became a book-shelf; a lampshade became a vase, a violin a coat rack.’ Het is al assemblage en transformatie wat de klok slaat in het contemporaine Nederlandse ontwerp. Man wordt klok, kleifriemeltje wordt stoel, Dutch Design solliciteert naar de titel The best branded one trick pony.
L: Gerhard, je gaat, denk ik, te veel uit van design als een enkelvoudige discipline. De negentiger jaren lanceerden inderdaad een recycling trend in design. En daarmee ook minimalisme, humor, zelfspot, nostalgie, hernieuwd vakmanschap. Maar vooral lateral thinking. En dat op een lichte, voor iedereen te volgen toon. Dat vind ik een zeer grote verdienste. Nu is de grens van deze voor mij toch heel sympathieke, elke stijl negerende periode bereikt. Het negeren van stijlen is tot stijl verheven. Maar Maarten Baas negeert niets. Hij steekt doodgewoon alle grenzen over!
G: Oké. Wat komt hierna, Luca? Of, om het anders te zeggen: quo vadis, Maarten?
Het vuur is uit. As is wat rest van een prachtig stuk hout. De gastheer reikt de gast zijn mantel aan. Deze dankt en stapt met opgezette kraag de deur uit, het zwartwitte landschap in. Stroomafwaarts van de Schelde, lijkt het, blaft een winterharde ironie.
|
|