| |
| |
| |
Taal & Cultuur
[T] Het buitenland & wij
Kort voor de zomervakantie publiceerden vijf Vlaams-Nederlandse organisaties (Ons Erfdeel, deBuren, CVN, de Taalunie en De Brakke Grond) een document waarin ze opriepen tot meer grensoverschrijdende samenwerking. Enkele dagen later publiceerde Dorian Van der Brempt, directeur van het Vlaams-Nederlandse huis deBuren, in De Standaard een opiniestuk waarin hij nogmaals pleitte voor een ver doorgevoerde culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Van der Brempt somt in zijn bijdrage een tiental voorbeelden van samenwerking op.
In beide artikelen wordt vooral gefocust op de culturele samenwerking, maar ook op andere terreinen is samenwerken meer dan aangewezen. Een daarvan is het Nederlandstalige onderwijs in het buitenland en laten we het hier dan niet uitsluitend hebben over het vak Nederlands in het hoger onderwijs. Daar verloopt de samenwerking via de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) en de Nederlandse Taalunie behoorlijk. In ruim veertig landen buiten Vlaanderen en Nederland wordt de Nederlandse taal en cultuur onderwezen aan ongeveer vijftienduizend studenten. Bijna zevenhonderd docenten zijn voordurend in de weer om dit onderwijs te verzorgen.
De IVN organiseert vierjaarlijks ook het Colloquium Neerlandicum. Dan worden al die docenten uitgenodigd naar een universiteit in de Lage Landen om daar een week lang met elkaar over de Nederlandse taal en cultuur te spreken. Van 27 tot en met 31 augustus 2012 zal dit voor de achttiende keer georganiseerd worden, deze keer in Antwerpen. Het thema van deze editie is Andere werelden. De lezingen en themabijeenkomsten van het Achttiende Colloquium Neerlandicum worden ingedeeld in drie stromen: taalkunde (inclusief didactiek en taalverwerving), letterkunde en cultuur.
Op 22, 23 en 24 november 2011 vindt aan de Universiteit van Aruba de Conferentie Neerlandistiek in het Caribisch Gebied plaats. De primaire doelstelling van deze conferentie is het oprichten van een platform van neerlandici in het Caribisch gebied die op regelmatige basis overleg voeren over hun onderwijs en onderzoek. Het is de bedoeling dat deze conferentie om de twee jaar in een andere plaats van het Caribisch gebied georganiseerd wordt.
Wanneer we het echter hebben over het basis- en middelbaar onderwijs Nederlands in het buitenland, dan is er van samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland veel minder sprake. Jaarlijks verhuizen honderden Nederlandse en Vlaamse gezinnen, tijdelijk of definitief, naar het buitenland. Zeker mensen die maar voor beperkte tijd naar het
| |
| |
buitenland vertrekken, vinden het zeer belangrijk dat hun kinderen, bij terugkeer, zonder al te grote problemen weer aansluiting kunnen vinden bij het Nederlandse of Vlaamse onderwijs. Daarvoor moet men ook in het buitenland een beroep kunnen doen op degelijk onderwijs in het Nederlands. Dat kan door deeltijds of volledig Nederlandstalig onderwijs te volgen, op school of via afstandsonderwijs.
In Nederland bestaat hiervoor al meer dan dertig jaar de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB). Ze kreeg in 1980 van het Nederlands ministerie van OCW de opdracht om het Nederlands onderwijs in het buitenland te bevorderen, te ondersteunen en te adviseren. De Stichting NOB ontvangt hiervoor een ruime subsidie waarmee het tweehonderddertig Nederlandse scholen in het buitenland en drie organisaties voor afstandsonderwijs steunt. Daarnaast is de NOB ook de werkgever van de Nederlandse personeelsleden en vertegenwoordigt ze Nederland in het bestuur van de Europese scholen. Er bestaan ongeveer dertig Nederlandse dagscholen, vooral in gebieden waar veel Nederlanders wonen. Daarnaast zijn er in tweeëntachtig landen ruim tweehonderd zogenaamde NTC-scholen (Nederlandse taal en cultuur). Dat zijn scholen waar gemiddeld drie uur per week Nederlandse les gegeven wordt. De NOB geeft ook voorlichting aan ouders over de manieren waarop ze het Nederlands onderwijs in het buitenland kunnen volgen. Ze kunnen ook informatie krijgen via het magazine BuitenBand.
Eind 2010 volgden ongeveer 13.500 leerlingen van vier tot achttien jaar Nederlands onderwijs in het buitenland. Ze doen dit als onderdeel van of als aanvulling op het internationale oflokale onderwijs, via volledig Nederlandse scholen, Europese scholen of via onderwijs op afstand. Het grootste gedeelte volgt NTC-onderwijs (67 procent). Zo'n 20 procent van de leerlingen volgt volledig Nederlandstalig onderwijs op dagscholen. Deze dagscholen bevinden zich met name daar waar van oudsher veel Nederlanders wonen, zoals Curaçao, Aruba, Jakarta en Singapore. Ongeveer 10 procent van al die leerlingen komt uit Vlaanderen. De NOB is ook bestuurder en werkgever van de Nederlandstalige afdeling van het Lycée international in Saint Germain-en-Laye, ten westen van Parijs. In 2010 volgden daar 186 leerlingen de Nederlandstalige afdeling.
Vlaanderen kan daar bijzonder weinig tegenover stellen. Uit een discussie in het Vlaams Parlement in het voorjaar van 2010 blijkt dat er op dit ogenblik eigenlijk geen initiatieven zijn voor Vlamingen in het buitenland, behalve de Europese scholen. In 2010 waren 426 Vlaamse leerlingen ingeschreven in een Nederlandstalige sectie van zo'n Europese school. Tot september 2010 detacheerde de Vlaamse
| |
| |
Gemeenschap twee leerkrachten naar de internationale school Ferney-Voltaire. De Vlaamse minister van Onderwijs verantwoordde zijn beslissing om op de detacheringen van leerkrachten voor het Lycée International Ferney-Voltaire terug te komen op basis van het geringe aantal Vlaamse kinderen in die instelling. In verschillende parlementaire vragen wordt verzocht om samenwerking met de NOB te onderzoeken. Het heeft weinig zin - en het is ook niet betaalbaar - dat Vlaanderen zelf onderwijs gaat verzorgen in het buitenland. Daarvoor is samenwerking met de ervaren NOB meer aangewezen. Vlaamse ouders kunnen daar nu overigens ook al een beroep op doen, maar zij komen dan op een wachtlijst terecht en ze moeten ook meer betalen dan de Nederlandse leerlingen. Soms wordt er ook opgemerkt dat het lesmateriaal erg Nederlands getint is. Een nauwere samenwerking van het Vlaamse ministerie van Onderwijs met de NOB lijkt ons hierbij zeer aangewezen. Uiteraard kan hierbij ook de Nederlandse Taalunie diensten bewijzen.
Overigens is er in de Verenigde Staten al een voorzichtige vorm van samenwerking op onderwijsgebied. 't Klokhuis is een school in de buurt van New York die onderwijs verzorgt in de Nederlandse taal en cultuur. De Vlaamse overheid, met name het Vlaams Huis in New York, verleent zijn medewerking door lokalen ter beschikking te stellen. Daar wordt elke maandag les gegeven, met zicht op de Empire State Building. Overigens maken ook Vlamingen deel uit van het bestuur van de school.
Dorian Van der Brempt besluit zijn bijdrage in De Standaard met een oproep om meer te dromen en iets minder te rekenen. Een mooie gedachte, maar in deze tijd waarin de boekhouders de dienst uitmaken, is het misschien niet onverstandig hen erop te wijzen dat ook in het Nederlandstalige onderwijs in het buitenland door samenwerking veel bespaard kan worden en veel aan efficiëntie kan worden gewonnen. We kunnen er maar van dromen dat deze argumenten gehoor vinden.
dirk van assche
www.stichtingnob.nl, www.klokhuis.com |
http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2009-20i0/g485-i.pdf, www.ivnnl.com |
| |
[T] De Brakke Grond anno 2011
Op een boogscheut van het drukke Amsterdamse plein de Dam ligt de Nes, een smalle straat waar een uitgaanssfeer hangt en waar je veel couleur locale vindt. Halverwege de steeg huist de Brakke Grond al dertig jaar in zijn gezellige pand. Het Vlaamse cultuurhuis heeft daarmee een droomlocatie in wat ook wel de alternatieve theaterbuurt van Amsterdam genoemd kan worden. Het café de Brakke Grond trekt voorbijgangers aan met zijn terras en menukaart met Vlaamse specialiteiten. Vanaf dat terras is het slechts enkele passen tot de ingang van het cultuurhuis zelf. De eerste paar meters leiden je niet door de aantrekkelijkste ruimte, maar zorgen wel voor een open toegang tot de twee grote theaterzalen, kleinere workshop- of expositieruimtes en de binnentuin.
Het programma dat de Brakke Grond in al deze zalen aanbiedt, mikt duidelijk meer op kwaliteit dan kwantiteit; los van doorlopende tentoonstellingen is er zeker niet elke avond een voorstelling of activiteit geprogrammeerd. Maar toch is er het hele jaar door aanbod genoeg, in de meest uiteenlopende kunstvormen, van theater over fototentoonstellingen tot zelfs debatten over architectuur. Bepaalde genres keren wat meer terug op de affiche dan andere: film, jazz en literatuur komen bijvoorbeeld niet of opvallend minder aan bod dan fotografie, theater en performance. In het missionstatement op de site worden ze nochtans wel allemaal - op literatuur na - vermeld: ‘In de Brakke Grond zie je het spannendste uit Vlaanderen op het gebied van theater, performance, dans, muziek, beeldende kunst, fotografie, film en documentaire.’ Dat daarbij bepaalde nadrukken worden gelegd, is een bewuste keuze volgens Tom Rummens, programmeur podiumkunsten: ‘De Brakke Grond wil vooral een toegevoegde waarde bieden binnen de Amsterdamse cultuurscene en werkt minder met genres waarvan het aanbod bij andere cultuurhuizen in de stad al zo groot en uitstekend is dat onze - vooral budgettair bescheiden - inbreng geen meerwaarde oplevert.’ De Vlaming die naar het programma kijkt, zal er geen overzicht vinden van de bekende of populaire Vlaamse cultuur. Geen Clouseau, films van Erik Van Looy, dansvoorstellingen van Rosas of grootse musicalproducties; wel gloednieuwe rockbands als
| |
| |
Manngold, fotografische kortfilms van hedendaagse kunstenaars, producties van Toneelgroep Ceremonia of vernieuwende mengvormen van dans en performance in het dansfestival Something Raw. Al zouden meer projecten als Weg van KVS en Josse de Pauw (zoals nu aangekondigd voor april 2012) in het programmaboekje niet misstaan, de keuze voor gevestigde Vlaamse namen in het programma is sinds jaren geen onderdeel meer van de strategie van de Brakke Grond. Het cultuurhuis wil niet zozeer de Vlaamse cultuur an sich tonen, maar streeft ernaar kenmerkende ontwikkelingen in de kunst uit Vlaanderen naar Nederland te brengen, en die daar tegelijkertijd te introduceren in een internationaal uitwisselingsproject. Het cultuurhuis ‘is meer dan een plaats waar Amsterdammers de Vlaamse cultuur kunnen aanschouwen, het is ook een actieve speler in het Nederlandse cultuurlandschap die de nadruk legt op vernieuwing en artistieke uitwisseling op internationaal niveau’, aldus directeur Leen Laconte. De Brakke Grond programmeert dan ook niet alleen Vlaamse kunstvormen, maar biedt op het jaarlijkse pop- en rockfestival Sonic Connections bijvoorbeeld ook een podium aan Nederlandse bands, om zo het publiek aan te trekken en het tegelijk kennis te laten maken met Vlaamse bands, terwijl het intussen ook nog internationale interactie stimuleert binnen de muziekwereld.
De Vlaamse rockband Drums Are For Parades tijdens Sonic Connections, een minifestival in de Brakke Grond. De fotograaf is Bart Heemskerk, winnaar van de workshop popfotografie in de Brakke Grond.
Naast de nadruk op bepaalde kunstgenres en de keuze voor niet al te voor de hand liggende projecten, is er nog een derde tendens in de programmering te onderscheiden: de nadruk op talent. De foto-expositie (Re):Tilt presenteerde in de zomermaanden van 2011 bijvoorbeeld het werk van studenten fotografie uit Nederland en Vlaanderen. Ook Sonic Connections toont steevast jonge acts en legt de nadruk op onverwachte cross-overs. De Brakke Grond slaagt er dan ook in relatief nieuwe namen te lanceren in Nederland, en zelfs daarbuiten. Het ondertussen internationaal vermaarde Abattoir Fermé stond al voor zijn selectie voor het Vlaams-Nederlandse theaterfestival (dat door de Brakke Grond wordt ondersteund) op de affiche in Amsterdam, waardoor het theatergezelschap werd opgemerkt in Nederland; drie jaar later speelde zijn voorstelling Galapagos in Duitsland, Noorwegen en Zwitserland. Ook de Antwerpse popgroep Blackie & The Oohoos kreeg een sterke boost in 2010, toen de band op verzoek van het Vlaamse cultuurhuis optrad met het Nederlandse strijkkwartet Raggaze. Het resultaat was een Vlaams-Nederlandse combinatie die sterk aansloeg en het begin van een grotere naambekendheid betekende.
Een laatste opvallende aspect van de programmering zijn de talrijke initiatieven die de Brakke Grond zelf neemt, en waarbij het
| |
| |
opnieuw verder gaat dan louter presenteren wat Vlaanderen te bieden heeft. Zo organiseerde het cultuurhuis zelf een festivalletje rond de onafhankelijkheid van Congo en ook de eerder vermelde festivals Sonic Connections en Something Raw zijn daar een voorbeeld van. Het huis sluit ook af en toe aan bij bestaande kunstinitiatieven om een groter bereik te krijgen. Het recentste voorbeeld is de Nuit Blanche Amsterdam 2011. Deze alternatieve kunstnacht had aanvankelijk geen Vlaamse inbreng, maar door de samenwerking met de Brakke Grond was er in het programma plaats voor het Gentse muziekcollectief Kapotski.
Nuit Blanche lokte uiteindelijk 3.500 bezoekers, onder wie heel wat jongeren, die allemaal bij de Brakke Grond hun kaartje kwamen afhalen, vaak de zalen binnengingen en de naam van het cultuurhuis dus wel zullen onthouden. Dit is een heel goed voorbeeld van de manier waarop het huis steeds meer tracht een jonger publiek te bereiken. Een andere strategie van het huis is het bewust gebruikmaken van geïntegreerde formats als festivals, en daar ook publieksactiviteiten en workshops aan koppelen. Dat het aanbod steeds meer focust op multidisciplinariteit en steeds meer de nadruk legt op beelden in plaats van op tekst, lijkt eveneens een bewust keuze om jongeren aan te trekken. Daar slaagt het huis mondjesmaat in. Een korte steekproef onder Amsterdamse studenten toont dat de naam als kunstenhuis toch wel een belletje doet rinkelen. Meestal wordt het meteen geassocieerd met de Nes en vallen er woorden als ‘underground’ en ‘alternatief’. Dat het een Vlaams cultuurhuis betreft, is meestal minder bekend, zelfs bij mensen die er al een voorstelling of tentoonstelling bezochten. Het huis blijkt een trouwe, vaste kern bezoekers te hebben, onder wie heel wat ouderen die voornamelijk het theaterhuis kennen. En al heeft de Brakke Grond bij het brede publiek misschien niet dezelfde klinkende naam als de grote cultuurtempels in Amsterdam, in cultuurkringen heeft het huis wel degelijk een sterke reputatie. Heel wat cultuurminnende Nederlanders vinden dan ook hun weg naar het gezellige hoekje in de Nes, en vooral bij internationaal gekleurde projecten zijn de nationaliteiten van het publiek heel erg divers.
Het is een evolutie waar directeur Leen Laconte trots op is. Begin juli 2011 is bekendgemaakt dat zij de Brakke Grond eind 2011 verlaat. Het bestuur en medewerkers noemen haar de drijvende kracht achter de nieuwe impulsen die het huis ‘op de kaart van het internationale kunstenveld’ hebben gezet. De Brakke Grond die Laconte achterlaat, heeft een toekomstperspectief en bouwt verder op een erfenis van dertig jaar. Benieuwd welke richting het cultuurhuis zal uitgaan onder de nieuwe leiding.
elly simoens
www.brakkegrond.nl
| |
[T] Stimulator van jong vlaams muziektalent. Tien jaar vzw poppunt
‘Sinds de internationale doorbraak van dEUS staan vooral de steden Gent en Antwerpen steviger op de internationale kaart van de alternatieve rockmuziek. In Brussel zit je op het kruispunt van zoveel culturen en dat merk je aan de muziek. Onze popmuziekwereld, de digitale muziek inbegrepen, houdt zijn antennes naar alle windrichtingen uitgestoken, ook de zuidelijke. Daar komt de warmte vandaan.’ Aldus Luc Nowé bij het tienjarig bestaan van Poppunt, ‘zijn’ Poppunt.
Toen Luc Nowé eind vorige eeuw als Belgische popmuzikant zijn mogelijkheden om op te treden wilde vergroten, ging hij naar Nederland. Nu is zijn geesteskind het centrale aanspreekpunt van Vlaamse popmuzikanten. Via de website Poppunt.be, automatisch gekoppeld aan het platform vi.be, dat muzikanten en deejays toelaat hun muziek online te zetten, ontvouwt zich het poplandschap, met alle pieken en dalen, tunnelvisies en vergezichten van dien. Altijd journalistiek verantwoord op zoek naar het best bewaarde geheim of de doorbraak die eraan zit te komen. Het overzicht van de festivals en andere speelgelegenheden voor singer-songwriters, bands en deejays is voorbeeldig.
In Vlaanderen is popbeleid relatief nieuw. In Nederland dateert het van de tweede helft van de jaren zeventig. Enkele leden van de folkrockband CCC Inc. grepen de tijdgeest bij de lurven en
| |
| |
schreven de actiebrochure Popmuziek. Je kunt er altijd nog op dansen.... Ze pleitten ervoor om de scheppende popmuzikant artistiek serieus te nemen. Hun gouden tip was: verhuis de serieuze popmuzieksector in de gemeenteburelen van Jeugdzaken naar Kunst. Op die manier werd - sommige, geselecteerde - popmuziek subsidiabel. Niet de bandleden persoonlijk, maar de podia die dergelijke muziek programmeerden, konden zo een circuit opbouwen, het zogeheten clubcircuit. De pionierende Stichting Popmuziek Nederland, met zijn netwerk in Amsterdam, groeide uit tot het indrukwekkende Nationaal Popinstituut. Na reorganisatie ging het met de genre-instituten voor jazz en nieuwe gecomponeerde muziek op in Muziek Centrum Nederland.
Het Poppunt-team met in het midden oprichter en coördinator Luc Nowé, Foto Koen Bauters.
Poppunt heeft geen last gehad van remmende voorsprong. Het begon toen internet al een vaste waarde was. Het kantoor kan daarom toe met bescheiden huisvesting in Brussel. De website is behalve informatief ook zeer onderhoudend. Vanuit Nederland wordt Poppunt nauwlettend gevolgd, want de vernieuwende Europese popmuziek komt niet zelden uit Vlaanderen. De missie van Poppunt is glashelder: talent een duw in de rug geven.
Nowé komt zelf uit de praktijk en wilde dan ook de zaken concreet aanpakken, vanuit het perspectief van de makers: ‘Pas toen ik zelf meemaakte hoe het clubcircuit in Nederland werkte, kreeg ik het idee om voor Vlaanderen iets dergelijks op te zetten. Zoiets als indertijd het Popinstituut in Amsterdam was voor ons niet het doel. Ik was lezer van het tijdschrift Music Maker. De redactie zat in Arnhem. Daar ben ik eens gaan praten en zo ben ik in contact genomen met de muziekjournalist Jan van der Plas. Hij is de auteur van onder meer de Muzikantengids. Vanaf de start van Poppunt is hij “onze man” in Nederland geweest.’ Volgens Jan van der Plas heeft Poppunt met een paar aanpassingen een aantal elementen kunnen overnemen, zoals de Muzikantendag en wat in Vlaanderen de Pop Thesis Prijs heet - in Nederland: Popmuziekscriptieprijs. Van de Muzikantengids kwam een geactualiseerde versie die met medewerking van Tijs Vastesaeger op de Vlaamse situatie is toegesneden. Van der Plas: ‘Een Vlaamse popgroep die een
| |
| |
rechtspersoon wil worden begint een vzw. Die letters “zw”, zonder winst, geven voor mij het verschil weer tussen de intentie van een Vlaamse band en een Nederlandse.’
Flip Kowlier, Gabriel Rios en Milow (Jonathan Vandenbroeck) zijn Vlaamse popartiesten die de afgelopen tien jaar veel aandacht op zich zagen gevestigd vanuit Nederland. Andersom zijn The Scene (rond Thé Lau) en Anouk grote namen in Vlaanderen. Met Poppunt, in verbinding met de radiomakers van Studio Brussel, als richtsnoer, komt de popsmaak van de Vlamingen alternatief over. Dat betekent zoveel als: gemaakt zonder vooropgezet winstoogmerk, noodzakelijkerwijs opborrelend uit de scheppende bron. De artistieke muzikale motivatie is belangrijk voor de volgers van Poppunt.
Poppunt draait op een uitgebreid vrijwilligersnetwerk. In Nederland is de popsector in alle geledingen in de afgelopen tien jaar geprofessionaliseerd. Dat is het grootste verschil in aanpak. Buma Cultuur is momenteel de belangrijkste instantie voor popmusici in bezit van copyrights. De archivering van papier en geluidsdragers van Nederlandse popmuziek in brede zin van het woord was in Nederland de voorloper van de digitale encyclopedisering. Poppunt is minder de bewaarder of rubriceerder van cultureel erfgoed en meer de stimulator van de kunst zelf.
Op een prettige en luchtige maar niet badinerende manier etaleert Poppunt eigen artistiek onderscheidingsvermogen. Die insteek kan soms een bezwaar zijn, omdat het met persoonlijke smaak te maken heeft. Het grote voordeel is dat het niet bureaucratisch overkomt wat ze doen. De medewerkers zijn allemaal op de eerste plaats fervente muziekliefhebbers die de ontwikkelingen scherp in de gaten houden. Pure enthousiastelingen zijn ze, die uit eigen ervaring de basis kennen waar de nieuwe aanwas vandaan moet komen. Ondanks of dankzij de malaise in de muziekindustrie, komen de liefhebbers nog altijd graag samen in muziekcafés, in popzalen en op festivals om van ‘hun’ muziek te genieten en er met elkaar over te praten. Poppunt denkt vanuit de Vlaamse situatie en vraag vooral mee over het creëren van kansen om interessante popmuzikanten live te confronteren met een kritisch publiek.
De kwaliteitspodia in Vlaanderen én Nederland weten Poppunt te vinden als het gaat om informatie, namen en adressen. Het tienjarige jubileum van de organisatie zet daarnaast weer eens aan het denken over de betekenis of het belang van het Nederlandse taalgebied voor makers en liefhebbers van popmuziek. Het Engels, de lingua franca van de popmuziek, heeft geen negatieve invloed gehad, zoveel is duidelijk. Integendeel, de singer-songwriters van nu bewijzen dat het geloofwaardig is om Angelsaksische en Afro-Amerikaanse stijlen te herbezielen met direct verstaanbare woorden. Lezen over popmuziek, zoals de journalistieke bijdragen op de site van Poppunt, blijft een manier van onderscheid maken tussen achteloze consumptie en aandachtig deelnemen. Voor ambitieuze popmusici is een Duw van Poppunt mooi meegenomen. In Nederland bestaat, veelzeggend, alleen het duwtje.
LUTGARD MUTSAERS
www.poppunt.be
|
|