| |
| |
| |
‘Schakel fladderende woorden tot een zwerm aaneen’
De poëziemagie van Peter Holvoet-Hanssen
Peter Holvoet-Hanssen maakt het zijn lezers en zijn critici allerminst gemakkelijk. Al ruim een decennium lang wervelt de dichter door de Nederlandse literatuur, met een poëzie die even meeslepend is als bevreemdend. De dichter zelf doet er in ieder geval alles aan om zoveel mogelijk mensen te winnen voor zijn werk en zijn poëtische universum; hij is alvast de meest gedreven en de meest compromisloze stadsdichter van Antwerpen. Tegelijk echter weigert hij resoluut een lyriek te schrijven op maat van de gemiddelde smaak: herkenbare, toegankelijke en traditioneel-romantische gedichten.
Ook wie zich als criticus of als onderzoeker over het werk van Holvoet-Hanssen buigt, wordt geconfronteerd met het besef dat deze poëzie hem of haar langs alle kanten ontsnapt. In die zin is het geen toeval dat frequent naar deze gedichten wordt verwezen om het ontbreken van een centrale betekeniskern in de postmoderne poëzie te illustreren (onder meer door Thomas Vaessens en Jos Joosten) en dat, bij gebrek aan een adequatere karakterisering, recensenten vooral gebruik maken van de etiketten die de dichter zelf voorstelt om zijn poëtische missie te omschrijven: kaperkapiteins, ontsnappingskoningen, speelvogels, tovenaars, hersenspinsels en bizarre tochten zijn dus nooit ver weg als het erom gaat Holvoet-Hanssen te typeren.
| |
De bizarre bloemlezer
Bij dat alles komt nog dat de dichter zijn eigen oeuvre voortdurend herordent en herinterpreteert. Zo verzamelt de tweede bundel, Strombolicchio (1999), in feite de ‘vroegste’ gedichten en gaat hij naar verluidt vooraf aan het gelauwerde debuut Dwangbuis
| |
| |
dirk de geest
doceert Literatuurwetenschap en moderne Nederlandse literatuur aan de KU Leuven. Hij publiceert over literatuurtheorie en over moderne Nederlandse letterkunde. Momenteel werkt hij aan een boek over het experimentele tijdschrift De Tafelronde en aan een studie over het Vlaamse proza tijdens het interbellum.
Adres: Blijde-Inkomststraat 21 - bus 3311, 3000 Leuven.
van Houdini, dat nochtans een jaar eerder verscheen. Met Santander (2001) werd dan weer, naar eigen zeggen van de dichter, een trilogie waardig afgesloten. De daaropvolgende poëziereis leidde tot het tweeluik Spinalonga (2005, bekroond met de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap) en Navagio (2008). Maar kijk, nu luidt het weer dat na tien jaar een samenhangend vijfluik is voltooid.
Om die nieuwste visie kracht bij te zetten stelde Holvoet-Hanssen zelf een lijvige bloemlezing samen van zijn werk tot hiertoe: De reis naar Inframundo (2011). Wat bij de meeste dichters de aanleiding zou worden voor een beperkte best of..., resulteert hier in een volstrekt nieuwe bundel van haast 200 bladzijden. Niet alleen heeft de dichter een aantal kleine wijzigingen aangebracht in de oorspronkelijke versies, hij heeft zijn hele oeuvre herschikt en zo een nieuwe samenhang gecreëerd. In de praktijk komt het erop neer dat de verzen niet, zoals gebruikelijk in een auteursbloemlezing, chronologisch maar thematisch zijn gerangschikt: een toch wel opmerkelijke werkwijze voor een dichter die als postmodern geboekstaafd staat! Verbazingwekkend is die thematische ordening echter niet. De poëzie van Holvoet-Hanssen is inderdaad één ingewikkeld kluwen van onderlinge verbanden en betekenislagen. Voortdurend wordt in latere bundels gealludeerd op het eerdere werk - of preluderen de gedichten omgekeerd op wat pas later wordt uitgewerkt -, de talrijke motieven realiseren een onvermoede samenhang tussen verzen die qua toon en thematiek ver uit elkaar liggen, en sommige verzen zijn zelfs nadrukkelijk opgebouwd als vernuftige echo's van andere teksten. Kortom, waar de argeloze lezer, zeker in de vroegste bundels, verloren dreigde te lopen in de massale woordenstroom heeft hij of zij nu meer vaste grond onder de voeten.
| |
| |
Keerzijde is wel dat de oorspronkelijke genealogie van het oeuvre en de aanvankelijke labyrintische structuur daarbij grotendeels verloren zijn gegaan.
De reis naar Inframundo valt uiteen in twee grote afdelingen, die ieder werk uit alle vijf de bundels groeperen. Uitgangspunt bij die ordening vormt de manier waarop de auteur zijn eigen lyriek bij herhaling als ‘hersenspinsels’ heeft getypeerd. Enerzijds is er ‘Het web’, anderzijds zijn er een aantal ‘Draden’ (dat het daarbij niet om een uitputtende lijst gaat, bewijst de afwezigheid van een bepalend lidwoord). Het ‘Web’ staat voor een soort van dichterlijke biotoop, met reeksen over het ‘Kapersnest’, de moeder en de vader. Het is als het ware de oorsprong van waaruit zich een veelheid aan lossere associatieve ‘Draden’ ontspint. Hier is een aantal verzen bijeengebracht rond ‘De stad’, maar evenzeer duikt ‘De oorlog’ op, net zoals personages als ‘De vos’, ‘De muze’ of ‘De hond van de Duivelsbrug’, en zelfs een reeks rond de letter ‘V’ (aan de basis waarvan een cahier voor Antwerpen Boekenstad ligt). Kortom, dit poëtische web is - zoals men van een spinnenweb kan verwachten - geen statische, strakke structuur maar een complex netwerk dat zich tijdens het lezen op tal van manieren eindeloos laat doorkruisen.
| |
De rusteloze reiziger
Een ding maakt deze reis naar de onderwereld ten overvloede duidelijk. Van meet af aan heeft Holvoet-Hanssen zijn literaire activiteiten bewust geënsceneerd als evenveel reizen, compleet met avonturen, hinderpalen, exotische locaties en bijzondere ontmoetingen. In De reis naar Inframundo komen een paar honderd plaatsnamen voor, en het aantal personages dat her en der opduikt, is al even aanzienlijk. Bij zijn ontdekkingstochten gaat de dichter overigens bijzonder eclectisch te werk. Alle denkbare grenzen worden overschreden. In amper een paar regels bereikt de poëtische kaperkapitein moeiteloos alle uithoeken van de wereld: van Vuureiland tot Timboektoe, van Oostende tot Kaboel en Kosovo, van het Schotse Kinloch Rannoch tot de Dode Zee of de nulmeridiaan. Naast die talloze horizontale verplaatsingen valt ook de verticaliteit vanzelf te overbruggen; van vulkanen en de onderwereld stijgt het ik enthousiast op naar sterren en planeten. Het universum van Holvoet-Hanssen blijft zelfs niet beperkt tot de aardbol. Ook mythische plaatsen liggen binnen handbereik, en temporele barrières vormen al evenmin een belemmering. Even vlotjes verspringen gedichten naar het legendarische Camelot van Koning Arthur, de onderwereld, de sprookjeswereld van Vrouw Holle en Sneeuwwitje, het Malpertuus waar de middeleeuwse vos Reinaert zijn snode plannen beraamt, de wolkenstad Nephelokokkugia van de Griekse komedieschrijver Aristophanes (maar waarvan een moderne versie opduikt in de Star Wars-films), het Wilde Westen van Winnetou, maar evenzeer de entourage van hedendaagse kunstenaars en zangers...
| |
| |
Peter Holvoet-Hanssen.
Wat die decors en personages verbindt, is dat het hoofdzakelijk kinderlijke fantasieën betreft, dromen van avonturiers die exotische veroveringen en grootse idealen realiseren. Tegelijk gaat het ook om figuren in de marge van de maatschappij, die subversief omgaan met gezag en orde en bewust hun rol als schampere buitenstaander opnemen. Die aparte, ‘zijdelingse’ kijk is inderdaad typerend voor wat Holvoet-Hanssen met zijn werk nastreeft. Niet voor niets identificeert de dichter zich graag met sommige van zijn personages. In zijn debuutbundel ging het hoofdzakelijk om de legendarische ontsnappingskunstenaar Harry Houdini (ook een HH, net zoals Holvoet-Hanssen), in Santander speelt de kwaadaardige vos Reinaert de hoofdrol, en overal duiken legendarische (historische of fictieve) kaperkapiteins op.
Niet minder dan drie bundeltitels verwijzen trouwens expliciet naar een ruimtelijke bestemming: Strombolicchio is een klein vulkaaneiland voor de kust van Italië, Santander is een Spaanse havenstad, en Spinalonga is de naam van een Grieks eiland waar lange tijd een leprozenkolonie was ondergebracht. In al die gevallen gaat het om meer dan een toevallige locatie. Als verbindingen tussen land en zee vormen deze plaatsen de ideale uitvalsbasis voor de dichter-kapitein, en telkens bepaalt de specifieke ruimte mee de centrale thematiek van de betreffende bundel. Het nadrukkelijkst gebeurt dat in Spinalonga. Het eiland wordt niet enkel in verband gebracht met aanvallen van piraten en melaatsen, maar ook met de letterlijke betekenis ‘lange doorn’. Vandaar is het - voor een creatieve geest als Holvoet-Hanssen - maar een minieme sprong naar de kerk Santa Maria della Spina in Pisa, waar een doorn uit de doornenkroon van Jezus Christus wordt bewaard, naar de handicap van een open rug (de spina bifida) en zoveel meer. Die rijke associaties culmineren in een aantal verbaal briljante maar tegelijk sterk aangrijpende
| |
| |
verzen waarin alle motieven samenkomen: het overlijden van de moeder, de Mariaverering, de melaatsheid en het lichamelijk lijden, de Passie en de dood van Jezus...
Maria della Spina
Nu drink ik bij mijn brood mijn zoute tranen,
ik ben een banneling, ik lijd geweld.
Heilige Maagd, poort van Gods genade, ik ben het: uw
dienstmaagd, Maria. Waarom blijft het hier zo donker?
Levend begraven. Doorn in mijn oog en woordenschat.
Ik heb nog gevochten om eruit te komen en zo vinden ze mij:
een arm boven het hoofd en het hoofd gedraaid. Maria!
Maria, schone vrouwe, boven allen uitverkoren: reik mij uw
hand die naar de hemel leidt. Van koudvuur naar zaligheid.
Ik ben verliefd op de zoon van de timmerman, hij leidde me
rond op Spinalonga. Rotswand Michaël, de pleintjes, -
Straten van Pijn. Maar de meidoorn draagt rode vruchten. Ik
voel mij weggepikt. In mij groeide een roos, mijn bloem was
toch nog niet uitgebloeid? Moest ik gesnoeid worden om de
kans op een tweede bloei te vergroten? Ik berust, o Licht.
Ooit zag ik rood van het zwemmen in geheime hartsstroom:
Ik bloosde bij zijn naam. Hij werkt nu op het kerkhof dat uw
zonlicht vangt. Onder hem lig ik, als een zwerfkat gevangen
in een vergeten kooi. Heilige Narcissus, hij werd 116 jaar.
Heilige Maagd, Venus van mijn droevig lot. Ik wil niet
baden in mirte of geurwater. Ik schik mij - groetjes aan
de grote schilder in het uitspansel. Uw dienstmaagd is
als voeding voor zijn doornstruik. Zal ik ooit weer parelen in
de samentrekkende zeeën, gefilterd door de aardkloot?
Wat verblindt mij als een duif die door het glasraam vliegt, op mijn
hoofd gaat zitten? Wie leest schaamteloos in mijn ziel? Bepotel mij
niet, afblijven! Ik ken je niet. Wie ben je, lezer? Ja, jij - wie ben jij?
| |
| |
Dit voorbeeld illustreert al hoe het de dichter, eerder dan om het bereiken van een vaste (zelfs fictieve) eindbestemming, vooral te doen is om de beweeglijkheid zelf, het permanent onderweg zijn. Ruimte en creativiteit zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Die centrifugale oriëntering staat evenwel de omgekeerde beweging niet in de weg. De ontsnappingskunstenaar en de kaperkapitein opereert immers optimaal wanneer hij telkens weer terugkan naar zijn eigen veilige biotoop, die tegelijk fungeert als een toevluchtsoord en als de uitvalsbasis voor alle poëtische verkenningen. Het eerste deel van De reis naar Inframundo is daarom integraal aan dat centrum gewijd. De bundel opent met een uitvoerige reeks over huize Kapersnest, de naam waaronder het gezin van Holvoet-Hanssen, dochter en katten inbegrepen, graag naar buiten treedt. Dat resulteert in een aantal verzen waarin romantiek, humor en anekdotiek nooit ver weg zijn; zo worden bijvoorbeeld herhaaldelijk uitspraken van de dochter in de tekst verwerkt. Tegelijk worden die initiële anekdotes bewust getransformeerd tot een ingenieus samenspel van klank en beeld. Dat gebeurt ook in de afdelingen die gewijd zijn aan de genealogie van de dichter. In deze gedichten over vader, grootmoeder en moeder wordt door de grillige associaties de gangbare ordening van het portret, de anekdote en de beschouwing doorkruist en fundamenteel ontwricht. Dat proces zet zich zelfs nog sterker door naarmate de ervaringen ingrijpender en persoonlijker worden. Zo geeft het overlijden van de geliefde moeder aanleiding tot enkele hoogtepunten uit dit oeuvre (en zelfs uit de recente Nederlandse poëzie). ‘Bij een witte raaf’ is een magistrale verklanking van het rouwproces. De beelden en indrukken in het vers geven alle de sfeer van vallen, stilstand en verlies aan waaraan het dichterlijke ik machteloos ten prooi valt:
In Ruiselede ligt de kermis plat, dus drijft de wind
de Sint naar Spanje en verstijfselt roze lucht tot mist
het deemstert boven de fabriek des doods waar ik nu schrijf
Zie rookpluimen ten hemel, moeder ligt er gloeiend bij
muzak die boven haar hoofd Winchester Cathedral fluit
gedachten als mortiergranaten, yeah where is my mind
Het borrelen, het bliepen, wachten op het piepen - denk
ik zag de katten vallen uit de bomen, stukjes mens
verzameld door een horde kinderen, schiet nu toch op
met je gedicht, geen hond die het leest, enkel jij en ik
Verstilde sneeuwbloemverzen aan de stengel van de roos
dus doe die onderzoekshandschoenen uit, de maskers af
| |
| |
en weg die monitor, de bloeddruk van mijn moeder blijft
op nul - ik mag niet klagen zei ze steeds, al kromde ze
van pijn - ze vliegt weg in een vissenschool die vuurwerk maakt
Ik wist het zegt haar witte kleindochter verwaaid want 's nachts
zat er een zwarte spin groot als een huis onder mijn bed
leeg maar wie weet is er voor dode mensen een planeet
De foor is donker, botsauto's die draaien rond de maan
bij de lift een man die vrouw en drie kinderen verloor
bij Ruiselede waar gehaaid de sterren flonkeren
13 december 2004
Het thematische web is voor Holvoet-Hanssen inderdaad nauw verbonden met het avontuur van de taal zelf. Het is de dichter niet enkel te doen om het creëren van een fantastisch universum of het vertellen van labyrintische verhalen, maar vooral om het schrijven van krachtdadige literatuur. Die obsessieve aandacht voor taal en vorm raakt in de recensies echter vaak ondergesneeuwd. De dichter zelf laat nochtans geen gelegenheid onverlet om zijn literatuuropvatting te formuleren, ook in zijn poëtische werk, maar dat gebeurt steevast op een hoogst beeldrijke en daardoor ondoorgrondelijke wijze. Hij heeft het onder meer over ‘hersenspinsels’ en ‘spinnenwebben’, maar daarnaast wemelt het van andere termen. In de bundel Strombolicchio kregen de afdelingen bijvoorbeeld titels als ‘fistels’, ‘baldakijnen’, ‘vliegende tapijten’ en ‘drijvende doodskisten’, evenveel aanduidingen voor een specifiek type poëzie.
Het wemelt in De reis naar Inframundo van opmerkingen die als poëticale commentaren gelezen kunnen worden. Het eerste vers van de openingsafdeling stelt bijvoorbeeld al programmatisch: ‘Ik breek mij af, bouw mij op’. Hoewel deze uitspraak in de mond gelegd wordt van de (fictieve) piraat J. Enterhaeck, vormt ze een perfecte karakterisering van wat de dichter voor ogen staat. Aan de ene kant worden de gangbare taal, de courante personages en de herkenbare wereld overhoop gehaald. Die vervreemding vormt echter geen doel op zich; uiteindelijk gaat het om het tot stand brengen van een nieuwe, eigengereide samenhang met behulp van ogenschijnlijk disparate fragmenten of associaties. Wat er staat, is bijgevolg noodzakelijk, net omdat het er zo staat.
Ook andere motieven vervullen vaak een poëticale functie. Het beeld van de zeereis is eveneens een metafoor voor de poëzie; het schip van de dichter is zowel een ‘fregat’ als een ‘lichtschip’ of een ‘bloemenboot’. Iets vergelijkbaars geldt voor het magische
| |
| |
‘zingen’, dat even vaak opduikt. Alleen al op de eerste bladzijden van De reis naar Inframundo staan er regels als: ‘Ik hoor je zingen. Je vuurt het water aan met je capriccio’, ‘Onder scharlaken dak zing ik mijn vespers voor een wrak’, of nog: ‘en de sterren zingen mee’. Typerend is wel hoe dat zingen niet meteen met orde en tucht in verband wordt gebracht - zoals bij klassieke dichters -, maar integendeel met emotionaliteit, met ontregeling, met het in beweging brengen van zichzelf en de wereld. Voor Holvoet-Hanssen staat die vervoering duidelijk centraal: ‘Gedichten moeten / een belevenis zijn, niet geschreven lijken.’ Betekenissen gaan zo haast onmerkbaar in elkaar over, in die mate dat het nauwelijks nog doenbaar wordt om hier nog ‘letterlijke’ van ‘figuurlijke’ betekenissen te onderscheiden. In het vers wordt een veel bredere wereld geopenbaard dan in de routineuze ervaring. In het motto bij de slotafdeling ‘Roos en doorn’ - oorspronkelijk afkomstig uit het vers ‘Sneeuwroos’ uit Dwangbuis van Houdini - wordt dat idee bijzonder treffend verwoord:
schakel fladderende woorden tot een zwerm aaneen
nieuw met oud, vertakking en verstrakking tot monding
cirkels op het water tot een toverspreuk, sneeuwzeker
verzen zwaar en licht tot een gedicht, misschien
Het traditionele beeld van het vers als een gestolde waarheid, als een statische harmonie van vorm en inhoud, als een homogeen taalbouwsel, wordt door Holvoet-Hanssen resoluut afgewezen; in dat opzicht is zijn poëtische praktijk zelfs radicaler dan die van de meeste postmoderne dichters. Om dat ambitieuze project te realiseren maakt de dichter zo uitputtend mogelijk gebruik van alle mogelijkheden die de taal hem biedt.
Allereerst is dat een gigantische schat aan woorden. Met het grootste gemak tovert Holvoet-Hanssen exotische woorden tevoorschijn als ‘levantijn’, ‘kalabulbul’, ‘tenreks’, ‘bandelier’, ‘katharen’, ‘permafrost’, ‘postconcentratiekampsyndroom’ en ‘fopzwam’, om er maar enkele te noemen. Het aantal verwijzingen naar encyclopedische realia is al even duizelingwekkend; zelfs wie over internet beschikt, heeft hieraan een flinke kluif. Het gaat de dichter echter niet zozeer om het pronken met eruditie of het verbergen van diepzinnige sleutels - de ‘verklarende’ aantekeningen uit de oorspronkelijke bundels zijn overigens in De reis naar Inframundo weggelaten -, maar om het exploreren van betekenis, klank en ritme: de (aanvankelijke) ondoorzichtigheid van een woord draagt zelfs bij tot het magische effect van heel wat gedichten.
In dezelfde lijn ligt ook de meertaligheid en de meerstemmigheid waarvan dit oeuvre getuigt. De auteur wordt niet gefascineerd door de eigen, gezaghebbende stem, maar integendeel door de radicale polyfonie, het samengaan van uiteenlopende stem- | |
| |
men die beurtelings op de voorgrond komen. In een aantal gevallen wordt die andere stem grafisch gemarkeerd door het gebruik van cursief, maar ook waar hij schijnbaar ‘alleen’ spreekt, probeert de dichter dat spel van tonen en tegentonen tot stand te brengen. Het veelvuldige gebruik van ogenschijnlijk disparate fragmenten en de sterk opsommende retoriek versterken dit effect van polyfonie. Het gaat hier uitdrukkelijk om een ‘zwerm’ (om in de terminologie te blijven van het zopas geciteerde vers), een geroezemoes dat geschikter lijkt om de eenentwintigste-eeuwse chaotische en overprikkelende ervaringswereld op te roepen dan het klassieke, gestroomlijnde gedicht.
| |
De dromende denker
Toch is het niet correct het werk van Holvoet-Hanssen af te serveren als een vrijblijvend of ludiek postmodernisme. Elke bladzijde van De reis naar Inframundo demonstreert hoe ver dat anything goes...-principe staat van wat de dichter in wezen bezielt. Sterker nog, ik ken geen enkele schrijver die met zijn werk zo hoog inzet.
Formeel is er allerminst sprake van toeval of willekeur. Wie zich de moeite getroost deze gedichten grondig te lezen (en vaak te herlezen) ontdekt hoe op het eerste gezicht onsamenhangende associaties bij nader toezien geraffineerde netwerken van betekenissen vormen. Daarnaast valt de obsessionele manier op waarop de dichter orde aanbrengt in zijn poëtische materiaal. Allereerst zijn er de talloze herhalingen en subtiele variaties in de verwoording, binnen een zelfde vers maar ook tussen diverse gedichten en zelfs tussen de verschillende bundels. Die vele contrasten, motieven en echo's dragen bij tot de indruk van een onderliggende samenhang. Daarbij weet de dichter op hoogst fascinerende wijze tegelijk een centripetale en een centrifugale lectuur te stimuleren. Waar de eerste leeswijze op zoek gaat naar een centraal thema, concentreert de tweede zich veeleer op wat daaraan ontsnapt, zonder dat het noodzakelijk om overbodige of niet-functionele elementen zou gaan.
Voorts legt Holvoet-Hanssen zich bij het schrijven doelbewust formele beperkingen op; in de internationale literatuurstudie heeft men het in dit verband over constrained writing. Die zelfopgelegde beperkingen manifesteren zich onder meer op het vlak van de typografie. Herhaaldelijk worden diverse lettertypes tegen elkaar uitgespeeld, en af en toe is zelfs sprake van heuse figuurgedichten; in het vers ‘Zorro de vis’ valt bijvoorbeeld, via afzonderlijke vette letters, het silhouet van een vis te herkennen. Elders is sprake van anagrammatische lettercombinaties (bijvoorbeeld in ‘Trio voor trekzak en hobo’) of van een louter mathematisch ordeningsprincipe; regels en strofen tellen dan exact hetzelfde aantal lettertekens (spaties inbegrepen). In de bundel Santander werden dan weer her en der versregels doorgenummerd; een restant daarvan is ook in deze verzamelbundel overgebleven.
| |
| |
Door die paradoxale combinatie van improvisatie en intuïtie enerzijds en een extreme zorg voor het detail en de mathematische precisie anderzijds vormt Holvoet-Hanssen een typisch voorbeeld van wat Lévi-Strauss ooit het ‘wilde denken’ noemde. Voor de beroemde Franse antropoloog staat het primitieve denken niet langer gelijk met het ontbreken van civilisatie en rationaliteit, maar gaat het om een volstrekt eigen denk- en handelwijze, die niet primair gebaseerd is op kennis, oorzaak en gevolg, maar veeleer op associatieve en magische verbanden. Die bricolage - het bij elkaar brengen van niet-passende brokstukken - is kenmerkend voor veel zogenaamd ‘naïeve’ kunstenaars (zoals de legendarische monumentenbouwer Facteur Cheval). Wie het bevreemdende universum van Holvoet-Hanssen voor het eerst betreedt, ervaart allicht een soortgelijke magische sensatie.
Ook wat de inhoud betreft, is deze poëzie allesbehalve vrijblijvend. Ingenieuze taalkunst staat de zoektocht naar volstrekte authenticiteit en engagement niet in de weg; de ernst van de dichter mag dan wel die van een spelend kind zijn, ze is er niet minder eerlijk om. Daarenboven acht de dichter-kaperkapitein zijn missie pas ten volle geslaagd als hij letterlijk iedereen met zijn poëzie kan bereiken en bewegen. De droom van een betere wereld is zelfs nooit veraf. Het bewust geëngageerde karakter van deze lyriek komt ook thematisch sterk tot uiting. Geen enkel wereldconflict laat de dichter onverschillig, en dichter bij huis neemt Holvoet-Hanssen het gepassioneerd op voor het milieu en voor de geringsten in onze westerse samenleving. Vrijwel elke bladzijde van deze uitvoerige bloemlezing ademt meeleven en deernis met mensen. Daarbij gaat het niet om een soort van abstracte universele solidariteit, maar om een telkens persoonlijke ontmoeting.
Die brede maatschappelijke inzet heeft Peter Holvoet-Hanssen ertoe aangezet om aan zijn functie als stadsdichter van Antwerpen een geheel eigen invulling te geven. De dichter probeert, meer dan zijn voorgangers, letterlijk een stem te geven aan de stad, in plaats van gewoon als dichter over de stad te schrijven. Hij zoekt daartoe allerlei vormen van samenwerking, met collega-dichters maar ook met allochtone jongeren. Daarenboven streeft hij ernaar om de stad zo letterlijk in beweging te brengen. Zijn ‘Torenlied’ vormde bijvoorbeeld de aanleiding om alle beiaarden, muziekgroepen en koren gelijktijdig tot een massale uitvoering te bewegen.
Of poëzie de wereld kan veranderen, valt misschien te betwijfelen. Gelukkig zijn er de dichters die blijven geloven. Holvoet-Hanssen deelt dat ideaal, met een poëzie die de chaos van de orde blootlegt en, omgekeerd, ook de orde in de chaos. Poëzie met weerhaken, dus. Grote poëzie.
Literatuur
|
Peter Holvoet-Hanssen, De reis naar Inframundo, Prometheus, Amsterdam, 2011, 184 p. |
|
|