| |
| |
| |
[Nummer 2]
Stadsgeschiedenis, liefdesgeschiedenis
Over M, stam en MAS, drie nieuwe stadsmusea in Vlaanderen
Wat is een stadsmuseum eigenlijk? Ooit woonde ik in een stad waar ik hartstochtelijk van hield, waar ik zelfs hartstochtelijk naar had verlangd: Firenze. Ik bezocht er de obscuurste musea, las voortdurend boeken over de plaatselijke geschiedenis en kunstgeschiedenis en wandelde door de straten met een niet aflatende nieuwsgierigheid en belangstelling voor het geheimzinnige leven van haar inwoners. Misschien was ik de ideale migrant. Hoe dan ook bezocht ik het enige museum dat uitdrukkelijk aan de stadsgeschiedenis was gewijd pas na een jaar en op aandringen van een vriend. Firenze com'era bleek een stoffige verzameling stadsplannen en stadsgezichten te zijn, zo herinner ik het me toch. Natuurlijk kon men er ook de beroemde lunetten met schilderingen van Medici-villa's van de Italo-Vlaming Justus Utens bestuderen en foto's van het oude, in de negentiende eeuw weggesaneerde Joodse getto... Eén ding was duidelijk: het museumpje trok nauwelijks toeristen aan, die hadden het al druk genoeg om de actuele stad in zich op te nemen en het Stendhalsyndroom te bestrijden. Het was een plaats waar echte Florentijnen zich kwamen verdiepen in datgene wat hun toebehoorde en waaraan zij toebehoorden. Na het bezoek voelde ik me alsof ik een geheim vakje in een secretaire had ontdekt.
Wie de nieuwe Vlaamse stadsmusea bezoekt, moet het gevoel op een geheim te stuiten noodzakelijkerwijs ontberen. Ze worden aangekondigd met grootscheepse en soms amechtige mediacampagnes. Het Museum M in Leuven maakte voor haar mooie debuuttentoonstelling over Rogier Van der Weyden een Facebookpagina aan van, u raadt het, Rogier Van der Weyden. Daarnaast verscheen er een blog over de opbouw van de expo die helaas al na drie of vier berichten insluimerde. Deze vormen
| |
| |
leen huet
werd op 1 oktober 1966 geboren in Hoogstraten. Is zelfstandig auteur, kunsthistorica en curator. Recente publicaties: De brieven van Rubens (gebloemleesd en voor het eerst in het Nederlands vertaald, 2007), Het interessante volk. Schrijvers in het Volkskundemuseum (met J. Grieten, 2008), Eenoog (roman, 2009); Nicolaas Rockox, burgemeester van de Gouden eeuw (samen met J. Grieten, 2010).
Adres: Gildenstraat 7, 3000 Leuven.
http://leenhuet.wordpress.com.
van communicatie lijken al gedateerd terwijl ze gebeuren en herinneren aan die vervlogen museummode van de jaren 1990: educatieve dvd's maken. En wanneer men met veel tamtam tickets verkoopt voor een museum dat nog niet eens ingericht is, zoals bij het Antwerpse MAS is gebeurd, dan maakt dat een veeleer wanhopige indruk.
De nieuwe stadsmusea bestaan niet in het verborgene, u ontdekt ze niet op het een of andere binnenplaatsje, ze worden immers ge- of verbouwd door de onvermijdelijke alfa-architecten. Iedere farao zijn piramide, denkt men dan wel eens, met in het achterhoofd diverse portretten van burgemeesters en schepenen van cultuur. Over het financiële aspect maak ik me niet eens zorgen; hoewel er sinds mijn kindertijd sprake is van crisis in België, lijken de openbare buidels onuitputtelijk.
De vloed aan berichtgeving over deze prestigeprojecten bevat een aantal termen die na verloop van tijd op newspeak gaan lijken. ‘Erfgoed’ is zo'n mooi woord, dat vroeger duidde op de zorg van de ene generatie voor de andere. Tegenwoordig lijkt het iets te betekenen als: ‘Breng ons klakkeloos uw mooiste verhaal of mooiste souvenir, zodat een boel ambtenaren er carrière mee kunnen maken.’ Voorts wordt er veel gemijmerd over stedelijkheid. Binnenkort wordt iedereen een stedeling, beweren demografen in de kranten. Een hoop hedendaagse Beulemansen erbij, nog meer uniformiteit van levenswijze en gedachten dus: geen idee hoe dat de mensheid zal verrijken. Van de weeromstuit treft mij de kwetsbaarheid van het platteland en waardeer ik des te meer de mensen die daar koppig blijven wonen. Verlaten we dit filosofische niveau, dan valt op hoe de term citymarketing blijft opduiken. Stadsmusea lijken plotseling geen zaak meer van historici of verzamelaars, maar van reclamebureaus. ‘Citymarketing: het
| |
| |
marktgerichte opereren van een gemeentelijke organisatie om alle stedelijke actoren: gemeenteorganisatie, bewoners, bedrijven en maatschappelijke instellingen, zover te krijgen dat de stad zich als geheel naar buiten kan profileren.’ Aldus een definitie uit een vaak aangehaalde Nederlandstalige bron op het internet, Krouwels 1994. Het hele concept is ontstaan in de jaren 1990; in dat decennium rijpten ook de plannen voor drie nieuwe Vlaamse musea.
| |
M: een museum als een fraaie sculptuur
Ik woon in Leuven. Daar prijkte in het centrum het aloude, provinciaal-gezellige museum Vanderkelen-Mertens. Een oud herenhuis met historische interieurs, wat portretten, wat kleine meesterwerken en een mooie verzameling middeleeuwse sculpturen, bijeengebracht door een professor kunstgeschiedenis met goede connecties in kloosters en abdijen. Een van de raadsels van België blijft de vraag: hoe komt het dat de oudste universiteitsstad van de Lage Landen nooit een echt bruisend cultuurleven heeft gehad? Ter vergelijking: de namen Oxford en Cambridge hebben wereldwijd aantrekkingskracht. Wil men de reclameslogan ‘Leuven: eeuwenoud en springlevend’ in werkelijkheid omzetten, dan is het oppoetsen van het rijke patrimonium van historische gebouwen geen slecht idee, net zomin als het optrekken van een waardevol nieuw gebouw. Architect Stéphane Beel ontwierp rond het oude herenhuis een museum als een fraaie sculptuur in de rustgevende kleur van zandsteen; hij spaarde de eik uit 1930 in de tuin en maakte er een aandachtspunt van. Doorkijkjes en een dakterras bieden een onverwachte kijk op de omringende stad. Tegelijkertijd kreeg het herenhuis een opknapbeurt: negentiende-eeuwse parketvloeren werden gerestaureerd, de wanden opnieuw beschilderd, de collectie zilver en kleinoden in een aantrekkelijke nieuwe opstelling gepresenteerd. Kortom, de ingrepen bleven prijzenswaardig discreet en smaakvol - hier geen horror zoals in het Brugse Groeningemuseum, waar de meesterwerken van de Vlaamse Primitieven na een ingreep van architectenbureau 5in4e plotseling in de koelruimte van een abattoir leken te hangen. Men speelde even met het idee om popster Madonna uit te nodigen voor de opening van M, uiteindelijk viel de keuze op de prinsessen Mathilde en Máxima, ook draagsters van het juiste initiaal. Het nieuwe gebouw werd ingewijd met een passend luisterrijke tentoonstelling: De passie van de meester belichtte het oeuvre en de
invloed van de bij het grote publiek minder bekende Vlaamse Primitief Rogier Van der Weyden. Dat het onmogelijk is om topwerken in buitenlands bezit voor dergelijke tentoonstellingen te laten overkomen, moet de bezoeker erbij nemen: Rogiers sublieme Kruisafneming, geschilderd voor Leuven, bleef in het Prado te Madrid, zijn Laatste oordeel in Beaune. Men zag in Leuven dus voornamelijk werken uit Belgische collecties. Daar zaten een paar prachtige ontdekkingen tussen. De audiogids bevatte als bonus een aantal commentaren van beroemde
| |
| |
Vlamingen op hun favoriete schilderij in het parcours. Wat deze bezoeker frappeerde, was het vreemd matte commentaar van kardinaal Danneels op het theologische meesterwerk De zeven sacramenten. Men zou denken dat de uitreiking van de sacramenten de kern van het leven van een priester uitmaakt - misschien lag het onderwerp de kardinaal te nauw aan het hart en hield hij zich daarom enigszins op de vlakte?
Museum M in Leuven, ontworpen door Stéphane Beel, Foto Olivier Renard.
Precies door de schoonheid van Stéphane Beels nieuwe gebouw rezen enkele vragen. Na vier bezoeken kan ik me in het museum nog altijd niet oriënteren. En waarom slagen ook de beste hedendaagse architecten er niet langer in mooie trappen te ontwerpen en die in het geheel te integreren? Is de trap een overblijfsel uit het ancien régime? Besteden opdrachtgevers geen aandacht meer aan elegant stijgen en dalen? Bespaart men daar op kosten? Ik vind het storend om te midden van bouwkundige pracht en praal een banale betonnen trap met een akelig scherp metalen leuninkje te moeten gebruiken.
Zal Leuven de allure van Museum M kunnen waarmaken en bestendigen? Het is geen eenvoudige opdracht om tentoonstellingen van hoog niveau te blijven aanbieden. Ik kijk alvast uit naar de verjaardagstentoonstelling van Thomas Mores Utopia, in 2016 exact vijfhonderd jaar geleden gepubliceerd bij Dirk Martens in Leuven. Bij die gelegenheid zou men ook de geschiedenis van de universiteit beter uit de verf willen laten
| |
| |
Het Antwerpse MAS, Museum aan de Stroom, Foto Sarah Blee / © Neutelings Riedijk Architecten.
| |
| |
komen. Aandacht voor Erasmus, voor Justus Lipsius? Voor de rol van Leuven tijdens de godsdienstoorlog, voor de tegenstelling Leuven/Leiden? In afwachting biedt het nieuwe museumgebouw me bij menige wandeling mooie glimpen van zichzelf.
| |
Mas: ambitieus en wijdvertakt
Enkele jaren geleden kreeg ik de gelegenheid uitgebreid kennis te maken met het Volkskundemuseum in Antwerpen. In augustus 2007 zou het museum zijn honderdste verjaardag vieren. Meteen daarna werd het gesloten: van hogerhand was besloten de gebouwen aan de Gildekamerstraat te gelde te maken om de bouw van het MAS, Museum Aan de Stroom, te financieren, en de collectie toe te voegen aan het MAS, samen met die van het Nationaal Scheepvaartmuseum en een deel van het Vleeshuis; later kwamen daar, vrij onverwacht, nog die van het Etnogafisch Museum bij, plus een deel van de verzameling Paul en Dora Janssen-Arts.
Samen met Jan Grieten had ik de eer de laatste tentoonstelling van het Volkskundemuseum te maken. Het was een prachtige gelegenheid om de verzameling in kaart te brengen en eer te bewijzen aan de stichter van het museum, de Franstalige Antwerpse dichter Max Elskamp. Zowel de voorwerpen als de gedichten straalden een zekere kwetsbaarheid uit. De geschiedenis van Antwerpen heeft het Frans overbodig gemaakt, waardoor een Antwerpse dichter die Antwerpen prachtig bezongen heeft voor veel stadgenoten een onbekende blijft. En Elskamp mag dan een verzamelaar uit de burgerij zijn geweest, hij verzamelde niet om te beleggen. Hij zwierf door de stegen van het Schipperskwartier en door de Kempense gehuchten om vreemde voorwerpen van het dagelijks leven te vinden, fragiele dingen, een uithangbord, een toverspreuk op papier, een paar klompen, enkele haarpijlen, een speelgoedbootje gemaakt uit een notendop. Aan elk van die nederige, onooglijke zaken was een verhaal verbonden. Door het verstrijken van de tijd zijn ze bovendien onvervangbaar geworden.
Intussen verrees het nieuwe MAS op het Eilandje, een fantastische locatie. Het architectenbureau Neutelings Riedijk (een naam die grappig genoeg herinnert aan de Rietdijck, de oude rosse buurt van Antwerpen) ontwierp een bijzonder mooi gebouw. Het nieuwe museum zou oorspronkelijk vertellen over de geschiedenis van de stad. Die context maakte de overname van de oude Antwerpse museumverzamelingen zinvol: samen zouden ze meer kunnen opleveren dan de som van de delen. Die duidelijkheid ging verloren toen de prachtige collecties van het Etnografisch Museum en van Dora Janssen ook een onderkomen in het MAS moesten vinden. Er zijn ongetwijfeld banden aan te wijzen tussen Antwerpen en Noord-Amerikaanse indianenstammen, Inuit en Maya's en Azteken, maar een grote invloed op het leven in de stad aan de Schelde hebben die bij mijn weten niet gehad. Het valt ook te vrezen dat het MAS door die onverwachte toevloed aan objecten vanaf dag één met plaatsgebrek zal kampen.
| |
| |
‘Het MAS is er voor wie nieuwsgierig is naar verleden, heden en toekomst van de stad Antwerpen en de wereld. Het is een museum voor mensen die meer willen weten over de plaats van Antwerpen en van zichzelf in die wereld’, lezen we nu op de website. Ik ben zeker nieuwsgierig naar de toekomst van de wereld, maar ik verwacht het antwoord op mijn vragen daaromtrent niet van één enkel museum. In afwachting van de opening op 17 mei 2011 horen we berichten over een prachtig dakterras, een schitterend restaurant, een goed lopende ticketverkoop. De eerste tijdelijke tentoonstelling zou handelen over ‘Vijf eeuwen beeldcultuur in Antwerpen’, een ambitieus en wijdvertakt, misschien zelfs vaag thema. Met ‘MAS in jonge handen’ poogt men ook een jong publiek warm te maken voor museumbezoek. Jonge mensen tussen 15 en 25 worden uitgenodigd om medecurator te zijn en ideeën te leveren voor het MAS. Veel meer dan StuBru-achtergrondmuziek in de zalen is er op de website nog niet gesuggereerd. Hoe lofwaardig dit ook is, het zou jammer zijn indien men het trouwe museumpubliek (doorgaans mensen die ouder zijn dan 25) zou veronachtzamen in een poging om een ongeïnteresseerde bevolkingsgroep voor zich te winnen. Wie te hard probeert, is doorgaans niet cool. Maar: we zullen zien hoe het loopt.
| |
Stam: kennis, liefde en inzicht
Enkele maanden na de opening bezocht ik het STAM. Het nieuwe Gentse stadsmuseum maakte een grote indruk op me. De Bijlokegebouwen aan de Godshuizenlaan lijken een ideale locatie: oude kloostergebouwen met hun wortels in de middeleeuwen en uitlopers tot in de vroege twintigste eeuw, wat kan een architect zich nog meer wensen om aan de slag te gaan? De site zelf is immers tastbare geschiedenis. De verbouwing werd toevertrouwd aan stadsarchitect Koen Van Nieuwenhuyse. Ik houd van het ouderwetse, kostenbesparende idee van een architect in loondienst van een overheid; het resultaat van Van Nieuwenhuyses werk is een elegant, doeltreffend en wonderlijk sfeervol geheel. Oude schoonheid werd opgefrist, nieuwe geïntegreerd. Wat in een andere omgeving een vrij voorspelbare collectie zou zijn - stadsplannen, archeologische vondsten, een chronologisch overzicht aan de hand van documenten en voorwerpen - is hier fris en aantrekkelijk gepresenteerd. De eerste zaal confronteert de bezoeker met een simpel idee: een enorme, gedetailleerde luchtfoto van Gent op de vloer en een maquette van het centrum op een tafel. Het effect is uiterst bekoorlijk, je ziet Gentenaars zoeken naar hun huis of de huizen van hun familie en vrienden; zelf was ik al gelukkig toen ik het station terugvond en mijn wandelroute naar het museum kon reconstrueren. In de volgende zalen is elk voorwerp met veel smaak en decoratieve flair gekozen. Het vergt talent om oude bouwkundige resten (kapitelen, lintelen) op een boeiende manier te presenteren; in de vroegere voorraadkamer evoceerden ze op een pakkende manier de straten van het middeleeuwse Gent. Miniaturen zijn dankzij
| |
| |
Buitenaanzicht van het STAM in Gent, verbouwd door Koen Van Nieuwenhuyse, Foto Phile Deprez.
| |
| |
moderne beeldtechnieken uitvergroot en met een driedimensionaal effect geprojecteerd, zodat je hier en daar het gevoel kreeg je tussen een menigte toeschouwers in zo'n miniatuur te bevinden. Meteen bleek dat deze kleine boekillustraties heel goed gedijen op een groter formaat, zo knap zijn ze door de miniaturisten uitgewerkt. Het museum kan putten uit een ruime eigen collectie, maar om de Gentse geschiedenis op te roepen wordt ook oordeelkundig gebruik gemaakt van stukken uit andere musea en archieven, van Gent maar ook daarbuiten. Men is hier niet bang om een archiefstuk te tonen en tussen alle andere objecten komen ze mooi tot hun recht, met al de magische kracht van het oude rechtsgeldige perkament. De chronologische opbouw is hier en daar opgefleurd door de uitwerking van beroemde thema's - Keizer Karel en zijn indrukwekkende stamboom, de diefstal van een paneel van het Lam Gods. Zelf had ik graag iets minder negentiende-eeuwse geuzenromantiek gezien en wat meer vernomen over de calvinistische terreur in de stad, maar wellicht is de tijd daarvoor nog niet rijp. Ook de tijdelijke tentoonstelling in het klooster, over licht en duisternis in steden, bleek fascinerend te zijn. Een bonus was de oude refter: een ontroerend mooie ruimte, waar ik nu voor het eerst de pre-Eyckiaanse wandschilderingen kon bewonderen, het Laatste Avondmaal, Sint-Johannes de Doper en Sint-Christoffel.
De kracht van het STAM ligt in de betrekkelijke eenvoud van het concept: in een hedendaagse vormgeving de geschiedenis van Gent tonen aan de bezoeker. Het huidige museum is ook ontstaan uit een verzameling die sinds de negentiende eeuw al gericht was op de lokale geschiedenis, in een ruimere Belgische context. In het STAM vind je een mooie synergie: een nieuwe aanpak en nieuwe middelen voor een historische collectie in een historisch pand. Geen breuk met het verleden, geen overwicht van marketeers, maar een bedachtzame kijk van Gentenaren op vervlogen eeuwen. Het bewijst ten overvloede dat reclameslogans nooit een volwaardig alternatief zijn voor kennis, liefde en inzicht in de genius loci. Er zijn zelfs middelen vrijgemaakt om lacunes in de collectie aan te vullen door aankopen en om verder te verzamelen. Het is een veelbelovende aanpak.
Wie een stad wil promoten door middel van een museum met een sterk verhaal, doet er goed aan ook werkelijk de stadsgeschiedenis te brengen, zo blijkt. Zelfs in het vaak inerte Firenze is men daar intussen mee bezig. Het museumpje Firenze com'era werd in oktober 2010 gesloten ter voorbereiding van een nieuwe presentatie van de stedelijke geschiedenis, in het glorierijke Palazzo Vecchio. Ik ben benieuwd.
www.mleuven.be, www.stamgent.be, www.mas.be.
|
|