| |
| |
| |
[Nummer 1]
Geen haan die ernaar kraait
August Vermeylen en de verengelsing van het hoger onderwijs
‘Dames en heren, wij zijn de drie kraaiende hanen die ons volk wakker zullen maken.’ In het najaar van 1910 trokken de socialist Camille Huysmans, de katholiek Frans Van Cauwelaert en de liberaal Louis Franck eensgezind de hort op voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Van het afgeladen volle Nieuw Circus in Gent tot het kleinste wijkcafé in de Antwerpse Kiel spraken deze ‘schitterende redenaars’ over het ‘levensbelang’ van hoger onderwijs in de eigen taal. Driehonderdtwintig meetings later hadden ze 100.000 handtekeningen verzameld op een monsterpetitie die ook de steun kreeg van 500 gemeentebesturen. In maart 1911 werd het wetsvoorstel ingediend dat de geleidelijke invoering van het Nederlands aan de Gentse universiteit in het vooruitzicht stelde.
Honderd jaar later schiet Vlaanderen niet wakker als de Vlaamse regering, waar de N-VA deel van uitmaakt, een consensus bereikt over de versoepeling van de taalwetgeving op het hoger onderwijs. Vanaf 2012 kunnen op bachelorniveau 30 (van de 180) studiepunten in een andere taal dan het Nederlands worden gegeven. Op masterniveau kan de opleiding voortaan volledig in een andere taal plaatsvinden, op voorwaarde dat dezelfde opleiding aan een andere Vlaamse universiteit overwegend in het Nederlands wordt gedoceerd. Die andere taal is het Engels. ‘Als we Europees willen meespelen en een Europese gemeenschappelijke ruimte willen, waarin talent zich kan ontplooien en mensen elkaar kunnen ontmoeten, kan dat het best door één gemeenschappelijke taal’, zei minister Pascal Smet bij de opening van dit academiejaar aan de Universiteit Gent.
| |
| |
gita deneckere
werd in 1964 geboren in Gent. Doceert sociale geschiedenis vanaf 1750 aan de Universiteit Gent. Ze publiceerde recentelijk Les Turbulences de la Belle Epoque in de reeks Nouvelle Histoire de Belgique (2010) en Gent. Stad van alle tijden (2010), samen met Marc Boone. Momenteel werkt ze aan een biografie over Leopold I. Ze is promotor van een door de UGent gefinancierd Wetenschap & Maatschappij-project: ‘August Vermeylen en zijn netwerken. Intellectuele sociabiliteit in en om de Gentse universiteit tijdens het fin de siècle en het interbellum’. Samen met Bruno De Wever coördineert ze het Instituut voor Publieksgeschiedenis.
Adres: Sint-Pietersnieuwstraat 35, 9000 Gent.
ruben mantels
werd in 1979 geboren in Heusden-Zolder. Is historicus, en als wetenschappelijk medewerker van het August Vermeylenproject verbonden aan de vakgroep geschiedenis van de UGent. Onlangs publiceerde hij met Hans Vandevoorde Maar wat een wespennest!
Het rectoraat van August Vermeylen en de vernederlandsing van de Gentse universiteit (2010). Hij bereidt momenteel een boek voor over het stadsleven van de Gentse universiteit.
Adres: Begijnengracht 53, 9000 Gent.
| |
‘Hoalf-en-hoalfuniversiteit’
De verengelsing van het hoger onderwijs zet zich met rasse schreden door. Geen haan die ernaar kraait. Het kan erop wijzen dat het Vlaamse volk het nationalistische identiteitsdenken - ‘de taal is gans het volk’ - voorbij is en de ramen opengooit naar de wereld. Dat zou in de lijn liggen van wat de Vlaamse intellectueel en politicus August Vermeylen in 1912 al meende, dat de echte kosmopolieten in België de flaminganten waren. Toen kwam het eropaan België te bevrijden van zijn Franse provincialisme.
De kunsthistoricus, schrijver en Van Nu en Straks-er August Vermeylen werd in oktober 1923 als docent benoemd aan de Letterenfaculteit in Gent. Hij belandde er in de zeer hevige politieke strijd over het taalregime van de rijksuniversiteit: een tweetalig stelsel waarbij de studenten konden kiezen tussen een Vlaamse en een Franse afdeling moest redding bieden. Maar deze ‘hoalf-en-hoalf-universiteit’, zoals de bijnaam smalend klonk, werd geen succes. Pas bij het eeuwfeest van België in 1930 kon de Gentse universiteit volledig op het Nederlands overschakelen. Vermeylen werd de eerste rector van die vernederlandste universiteit. Tijdens het slotdebat in de Senaat herhaalde hij zijn toen al dertig jaar oude motto ‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden.’
Tachtig jaar later onderkent het Vlaams Parlement dat ‘de Vlaamse universiteiten mondiaal gericht zullen zijn, of niets zullen zijn’. Uitgerekend in het jaar dat de Gentse universiteit de verjaardag van de vernederlandsing herdenkt met een August Vermeylenjaar besluit de Vlaamse regering de taalwetgeving op het hoger onderwijs aan te passen. Een Kamercommissie, hoorzittingen met professionals, werkbezoeken, een
| |
| |
akkoord binnen de partijen van de meerderheid en de verengelsing van het hoger onderwijs is aanvaard, geruisloos en haast op kousenvoeten, zonder een Vlaamse volksbeweging of studenten in het verzet. De wettelijk opgeworpen taalbarrière wordt doorbroken om meer buitenlandse studenten aan te trekken enerzijds en de ‘eigen’ studenten beter voor te bereiden op een internationale loopbaan anderzijds. In vergelijking met Nederland is het systeem dat vanaf 2012 zal worden ingevoerd een compromis. In Vlaanderen zal minder exclusief en radicaal overgeschakeld worden naar het Engels, zo luidt het. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat de Vlaamse universiteiten opnieuw ‘hoalf-en-hoalf-universiteiten’ zullen worden, wanneer bepaalde masteropleidingen binnenkort naar het Engels zullen overschakelen en andere niet, met het daaraan gekoppelde verschil in status en prestige, als volgens de logica van de internationale rankings het Engels een criterium van kwaliteit en excellentie wordt.
August Vermeylen (1872-1945), Foto AMVC-Letterenhuis, Antwerpen.
| |
Hoog tijd voor een maatschappelijk debat
Onder het motto ‘Durf her-denken’ werd in het kader van het Vermeylenjaar politiek en universiteit samengebracht in de Aula van de Gentse universiteit. Een symbolische ruimte, aangezien ze getuige is geweest van belangrijke episoden uit de taalstrijd. Van Vermeylen tot Leuven-Vlaams heeft de taal van het hoger onderwijs het land in beroering gebracht. Dat is echter het verleden. Vandaag lijkt het alsof de verengelsing van de universiteit enkel een technocratische beleidskwestie is geworden, die nauwelijks nog de gemoederen raakt. Met dit debat werd, in de geest van Vermeylen, opnieuw de aandacht gevestigd op het grote maatschappelijke belang van de taal van het hoger onderwijs.
Op 23 november 2010 zitten meer dan tweehonderd belangstellenden in een goed gevulde Aula. Het panel - minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a), Vlaams volksvertegenwoordiger Fientje Moerman (Open Vld), federaal parlementslid Siegfried Bracke (N-VA), directeur Onderwijsaangelegenheden van de UGent Kries Versluys en Tom Demeyer, voorzitter Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) - buigt zich over vijf heikele onderwerpen, aanhakend bij vijf verrassend actuele citaten van Vermeylen. Drie politieke strekkingen komen aan het woord, een universitaire onderwijsbeleidsmaker en een studentenafgevaardigde vertegenwoordigen het werkveld.
| |
| |
De Standaard-redacteur en historicus Marc Reynebeau modereert en August Vermeylen inspireert met zijn honderd jaar oude teksten.
‘Want wat hebben wij toch altijd met dat verleden te maken? De toestanden veranderen van eeuw tot eeuw, en wij thans, wij willen zelf geschiedenis zijn.’
(August Vermeylen)
De taal van het hoger onderwijs in Vlaanderen baadt in een geschiedenis van conflict en staat in een verhaal van verworven rechten en gevoeligheden: een blik in de achteruitkijkspiegel aan het begin van het debat is dus op zijn plaats. Zijn we met de verengelsing niet bezig ons erfdeel te verkwanselen, ondanks de strijd van generaties flaminganten?
Onderwijsdirecteur Kries Versluys hamert erop dat het Nederlands een ‘academische cultuurtaal’ zal blijven tegenover het Engels als lingua franca en dat de ‘erfenis van het verleden niet te grabbel zal worden gegooid’. Maar er is ook de toekomst: die van Bologna, de gelijkschakeling van de Europese onderwijsruimte en de invoering van de bachelor/master-structuur. Zonder verengelsing is het eengemaakte universitaire onderwijs een carrosserie zonder ontsteking, zegt Versluys. Literatuurwetenschapper Versluys noteert ook dat er een valse analogie speelt. De verengelsing van de éénentwintigste eeuw is niet de verfransing van de negentiende eeuw, zij onderdrukt niet en tast evenmin ‘onze volksziel’ aan.
Fientje Moerman haakt daarop in. Zij leidde afgelopen zomermaanden de ad-hoc-commissie Hoger Onderwijs van het Vlaams Parlement. De nieuwe taalwetgeving legt geen verengelsing op, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht, maar biedt een wettelijk kader dat het de universiteiten mogelijk maakt een andere taal dan het Nederlands als onderwijstaal te hanteren. Via het equivalentieprincipe blijft voor elke universitaire opleiding een Nederlandstalig alternatief verzekerd.
De inleidende statements van N-VA'er Siegfried Bracke, de partij vertegenwoordigend die taal(wetgeving) en identiteit het hoogst in het vaandel voert, zijn veelbetekenend. ‘Hoe kun je hier tegen zijn’, zegt hij, handen in de lucht geworpen. De verengelsing is een opportuniteit die we pragmatisch moeten aangrijpen en waarvoor een té knellende taalwetgeving moet worden aangepast. ‘We moeten van het Calimerogevoel afgeraken’, voegt Bracke eraan toe.
Wanneer ook Tom Demeyer, als spreekbuis van de overkoepelende VVS, zich tot een gematigd voorstander bekent, is het duidelijk dat politiek noch universiteit zich fundamenteel tegen de aanpassing van het taalregime aan de universiteiten kant. De minister van Onderwijs stelt dat we ons in een ‘merkwaardig tijdsgewricht’ bevinden. De opmars van Azië is voltrokken en de shift naar het Engels als tweede taal is ook in China
| |
| |
een feit: the times they are a changing. Wanneer wij krampachtig vasthouden aan het Nederlands worden we ‘een levend museum’ voor de grootmachten, beweert Pascal Smet.
‘Wat is er armzaliger, dan de Vlamingen, die door de pletmolen van ons verfranst onderwijs “gevormd” werden en zich noch in het Vlaams noch in hun lomp nagebauwd Frans op behoorlijke wijze weten uit te drukken?’
(August Vermeylen)
Moderator Reynebeau weet welk schabouwelijk Engels er soms wordt gebezigd aan de universiteiten. Riskeren we met de verengelsing van ons hoger onderwijs geen land te worden waar we noch goed Nederlands, noch goed Engels kunnen spreken en schrijven? Een land waar poldertaal en ‘Dunglish’ hoogtij vieren? Fientje Moerman riposteert dat ‘het’ Engels niet meer bestaat, en er een soort van mainstream Engels is dat wereldwijd geaccepteerd wordt. Professor Versluys maakt de vergelijking met de volkstaal en het Latijn, dat eeuwenlang de geleerdentaal is geweest, maar lang niet volgens de regels van de kunst werd geschreven.
Studentenvertegenwoordiger Demeyer is dan weer bezorgd om de kwaliteit van het Engels van de docenten. Hij geeft het voorbeeld van de KU Leuven, waar docenten op taaltraining worden gestuurd. Ook minister Smet is niet overtuigd van de kennis van het Engels, zowel bij schoolgaande jeugd, studenten als professoren. ‘We moeten een tandje bijsteken’, zegt hij, levenslang leren geldt voor iedereen. In de Europese Unie wil Smet een voorstel doen om het Engels als gemeenschappelijke tweede taal te lanceren. Het Engels is nu eenmaal de taal van de macht geworden. ‘Engels is de taal van het kapitaal’, aldus de socialistische onderwijsminister, en wat is er ‘volksverheffender’ dan dat ‘het volk’ die taal ook leert?
‘Thans groeit hoe langer hoe meer het besef onder de mensen van gewichtiger verhoudingen dan de “nationale”. Door de snelheid der verbindingen, en ruime verspreiding van 't gedrukte woord, de gestadige betrekkingen tussen de verschillende landen, wordt het ons altijd duidelijker, dat er een algemene Europese beschaving bestaat (...) De ontwikkeling der wetenschap, en zelfs der kunst, is veel meer Europees dan nationaal.’
(August Vermeylen)
Vermeylen dacht al in het fin de siècle van de negentiende eeuw dat het tijdperk van de naties voorbij was. Hij zag hoe nieuwe communicatiemiddelen de maatschappelijke ontwikkeling versnelden en kosmopolitische denkbeelden oude vormen en gedachten deden vervagen. Na 1945 worden de natiestaten langzaam maar zeker ontmanteld, terwijl sinds de Bolognaverklaring van 1999 ook het hoger onderwijs in dienst van
| |
| |
Europa is komen te staan. Minister Pascal Smet is zich daar met zijn pleidooien voor een gemeenschappelijke taal van bewust. ‘We moeten elkaars verhalen en geschiedenis leren kennen om een Europese toekomst te maken’, zegt hij. Aan een onderhandelingstafel waar elk zijn taal spreekt en de ander niet begrijpt, is dat niet mogelijk. Het kenmerk van Europa is diversiteit en meertaligheid, maar er is een lingua franca nodig om elkaar te verstaan. In het postnationale tijdperk is het referentiepunt niet langer België noch Vlaanderen, vindt hij. Daarom moeten de Vlaamse universiteiten ook niet langer met elkaar concurreren, zo stelt hij, maar mondiaal.
Men kan er echter niet omheen dat de financiële verdeelsleutels die door de Vlaamse overheid ingesteld zijn de interne concurrentie tussen Vlaamse universiteiten alleen maar bevorderen. Zo zal er ook wedijver ontstaan over welke universiteit de Engelstalige master in een bepaald vakgebied mag organiseren. Geen van de panelleden geeft zich hiervan echter rekenschap. Tom Demeyer vraagt zich wel af of het de functie van een universiteit is ‘top’-universiteit te worden in internationale rankings. Hij meent dat de universiteiten zich dringend over de kern van hun opdracht moeten bezinnen.
‘Een geleerde schrijft de taal van zijn volk, indien hij op dat volk invloed uitoefenen wil, indien hij de gedachte van de maatschappelijke omgeving bevruchten wil (...) maar doet hij een ontdekking die den vooruitgang en de wetenschap rechtstreeks aanbelangt, wil hij zich vooral richten tot enige specialisten over de wereld verspreid, dan zal hij het zo aanleggen dat de resultaten van zijne studiën onmiddellijk in ene der grote wereldtalen vertolkt worden.’
(August Vermeylen)
Bovenstaande zinnen dateren uit 1920. Het spreekt anno 2011 vanzelf dat gespecialiseerde kennis binnen internationale netwerken verspreid en gedeeld wordt in de grote wereldtaal die vandaag het Engels is geworden Maar er is een pervers neveneffect ontstaan doordat internationale wetenschappelijke ‘output’ is gaan tellen als basis voor financiering enerzijds en als belangrijkste criterium voor individuele carrières van onderzoekers anderzijds. Zo worden Nederlandstalige artikelen en boeken haast bij voorbaat gediskwalificeerd tegenover publicaties in het Engels. Academici denken twee keer na voor ze nog aan het maatschappelijk debat deelnemen: dat wordt als tijdverlies beschouwd.
Kries Versluys plaatst deze evolutie in de opkomst van de onderzoeksuniversiteit in de jaren 1990 die met Angelsaksische Big Science (concentratie van onderzoeksmiddelen in grootschalige projecten) zwaar inzette op publiceren en de zogenaamde ‘A1-cultus’ ontwikkelde: alleen artikelen die opgenomen worden in het web of science tellen
| |
| |
mee voor de financiering van de universiteiten. Dat was een noodzakelijke evolutie, maar de slinger is te ver doorgeschoten, aldus Versluys. Door de nadruk op het publiceren in internationale tijdschriften zijn de twee andere opdrachten van de universiteit, onderwijs en dienstverlening, in de kou komen te staan. Er is ‘ondergeïnvesteerd’ in onderwijs, zegt de UGent-onderwijsdirecteur, en hij noemt de problematiek van de ‘milleniumstudent’ die in overvolle auditoria zit. In verband met maatschappelijke dienstverlening geeft Versluys het voorbeeld van recensies in kranten en tijdschriften. Tien jaar geleden was dat nog heel normaal voor hem en zijn collega's, maar vandaag gebeurt het nauwelijks nog: een Nederlandstalig stuk in een niet-wetenschappelijk tijdschrift ‘levert hoegenaamd niets op, behalve meewarigheid van vakgenoten’. Het resultaat is volgens Versluys een ‘verarming van het culturele leven’.
Wanneer Smet repliceert dat het enerzijds een blijvende taak is van de universiteit om het maatschappelijke debat te stimuleren en anderzijds dat professoren ook wel eens ‘iets voor niets mogen doen’, levert dit het eerste hoongelach van de avond op. Siegfried Bracke ziet niet in hoe je de universiteit kunt stimuleren om aan het maatschappelijke debat te participeren als alleen bijdragen in Engelstalige publicaties en op specialistenfora ‘gehonoreerd’ worden. Fientje Moerman verwacht een terugkeer van de slinger met de erkenning van het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand (VABB) en meent dat er meer geïnvesteerd moet worden in de humane wetenschappen.
‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn.
Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden.’
(August Vermeylen)
Vlamingen moesten eerst ‘iets’ zijn, en dat betekende voor Vermeylen: iets te bieden hebben in de culturele uitwisseling. Hun zelfbewustzijn en eigenwaarde als Vlaming moest dus opgekrikt worden om volwaardig aan zijn gedroomde Europese kosmopolitische beschaving deel te kunnen nemen. Aan het slot van het debat werpt Reynebeau de vraag op of de verengelsing niet zorgt voor een nivelleringseffect waarin kleinere talen en culturen zullen worden weggevlakt en het ware kosmopolitisme opgeheven wordt in een éénheidssubstraat. Bracke blijft hangen in het makke statement dat het om een ‘en/en-verhaal’ gaat wat Nederlands en Engels betreft en Vlaming en Europeeër te zijn. De rest van de tafel komt niet veel verder. Moderator Reynebeau concludeert dat er veel eenstemmigheid aan de tafel heerst en dat de paar zorgen die er leven zich uitstrekken naar de praktische modaliteiten en implementatie van de verengelsing.
In een debat met politici van verschillende strekkingen, studentenvertegenwoordigers en professoren, dat in een geest van eensgezindheid en hoffelijkheid verloopt, is het uiteindelijk geen kwestie meer van voor of tegen de verengelsing te zijn. We
| |
| |
hebben een Vlaams onderwijs van beneden tot boven, zoals Vermeylen bepleitte, we bezitten onszelf, zoals hij voorspelde, en de komende verengelsing verontrust ons geenszins, zoals ook dit debat aangeeft. We zijn, klaarblijkelijk, Vlaming geworden. Zowel in Vlaanderen als in Nederland staat dit gebrek aan taaltrots tegenover het oprukkende Engels in het hoger onderwijs nochtans merkwaardig haaks op het succes van partijen die van de nationale identiteit hun handelsmerk hebben gemaakt.
Het debat aan de Gentse universiteit over de verengelsing van het hoger onderwijs, met v.l.n.r. moderator Marc Reynebeau, studentenvertegenwoordiger Tom Demeyer, Siegfried Bracke (N-VA), Pascal Smet (sp.a), Fientje Moerman (Open Vld) en Kris Versluys (UGent), Foto Pieter Morlion, © UGent.
| |
There is no alternative?
Als we nu Vlaming zijn geworden, welke Europeeër willen wij dan zijn? In een vermarktende universitaire ruimte worden de kleinere talen weggedrukt, terwijl ze juist ondersteuning en stimulansen verdienen. Hoe kunnen Vlamingen de ‘gave van de meertaligheid behouden’, zoals Versluys bepleit, als dit geen ‘nut’ heeft in een onderwijslandschap waar intellectuele ontplooiing moet wijken voor kenniseconomie en innovatie?
Voor Vermeylen was de vernederlandsing ook onlosmakelijk verbonden met de emancipatiegedachte. Als socialist - Vermeylen werd als senator gecoöpteerd door de socialistische partij - zou hij blijvend pleiten voor Nederlandstalig hoger onderwijs dat in de vorm van Nederlandstalige advocaten, artsen, leraren en ingenieurs zou terugvloeien naar de maatschappij. Het was zijn overtuiging dat pas hoger onderwijs in de
| |
| |
volkstaal het volk zou verheffen en optillen in de vaart der volkeren. Dergelijke emancipatorische gedachten lijken vervlogen in het huidige debat over taal en onderwijs. Net zoals de weerslag op gelijke kansen en sociale mobiliteit onbesproken blijft, ook in dit debat met een socialistische minister aan de tafel. Alleen de studentenvertegenwoordiger waarschuwt voor een democratisch deficit.
‘Vermeylen zou aan onze kant staan’, besluit Kries Versluys optimistisch. Hij verliest echter uit het oog dat Vermeylen in een progressief verhaal van emancipatie betrokken was, terwijl dat vandaag niet langer het geval is. Wanneer men de taal van de economie even loslaat en in termen van cultuur over taal begint te praten, wordt de opmars van het Engels veel minder zaligmakend. Vermeylen viel bij zijn afscheid als rector in 1933 in zijn toespraak Hooger onderwijs en cultuur ongewoon zwaar uit naar de universiteit. Ze was nu wel vernederlandst, maar: ‘Met de taal van het onderwijs is niet alles gezegd’. Vermeylen zag als belangrijkste opdracht voor de universiteit het geduldig vormen van een intellectuele ‘keurbende’ met een brede cultuur, die vervolgens de maatschappij zou doordesemen. De universiteit van vandaag, opgesloten in een marktgestuurd verhaal waaraan de academicus als publieke intellectueel opgeofferd wordt, zou Vermeylen kwalificeren als een universiteit die schromelijk tekortschiet in haar belangrijkste opdracht.
De dualiteit Engels-voor-vakgenoten en Nederlands-voor-het-volk komt uiteindelijk neer op omgekeerd provincialisme dat onwillekeurig doet denken aan de tijd dat het Frans de taal van de wetenschap was waartoe arm en achterlijk Vlaanderen geen toegang had. Als internationaliseringsbeleid exclusief neerkomt op een utilitaire verengelsing, heeft dat bovendien een averechts effect. De uitbreiding van het Engels als lingua franca kan dan wel de mobiliteit en uitwisseling van studenten en docenten bevorderen, de dominantie van één gemeenschappelijke taal zorgt er anderzijds voor dat andere talen en culturen in de verdrukking komen en dus minder te bieden hebben in de culturele uitwisseling. August Vermeylen was tijdens het interbellum de Belgische vertegenwoordiger bij het International Committee on Intellectual Cooperation, voorloper van de UNESCO. Meertaligheid werd toen al onontbeerlijk geacht om naast de Volkenbond en het machtsspel van de internationale politiek ook een internationale société des esprits tot stand te zien komen. Zo beoogde ook het Erasmusprogramma de onderdompeling in de taal en cultuur van de ontvangende universiteit. Eenheid in verscheidenheid, zoals Vermeylen Europa zag.
De Bolognahervormingen hebben het kosmopolitisme van Erasmus echter verlaten voor de weg van de minste weerstand. Het getuigt niet van provincialisme, maar juist van kosmopolitisme om er niet alleen voor te ijveren dat het Nederlands in het hoger onderwijs en onderzoek beschermd wordt, als was het een met uitsterven bedreigde diersoort. Wie het Nederlands als taal van onderwijs en onderzoek verdedigt,
| |
| |
beroept zich inderdaad nogal vaak nostalgisch op het verleden en de ‘eigenheid’ of ‘culturele erfenis’, alsof het lokaal erfgoed is geworden. De verdediging van het Nederlands wordt zo een wanhopig achterhoedegevecht in het niet tegen te houden internationaliseringsverhaal van efficiëntie, excellentie en verengelsing, die als een drietrapsraket naar de toekomst van de Europese kenniseconomie wordt afgeschoten. There is no alternative.
Maar onderwijs is een publiek goed en verdient beter dan alleen ‘kwaliteitscontrole’. Ook met de verengelsing is niet alles gezegd. Uiteraard moeten we meer dan een eeuw na Vermeylen geen ‘Chinese muur om Vlaanderen optrekken’. ‘Onze roeping’ is en blijft het ‘ook het cultuurleven van onze buren in ons om te werken tot eigen leven’ en op het kruispunt van culturen weer wat meer kosmopoliet te worden.
Het August Vermeylenjaar is een initiatief van het Instituut voor Publieksgeschiedenis (UGent).
Alle informatie vindt u op www.ugentmemorie.be.
Literatuur
|
Patrick Loobuyck e.a., ed. Welke universiteit willen wij (niet)?, Academia Press, Gent 2007. |
Chris Lorenz (ed.) If you're so smart, why aren't you rich? Universiteit, markt & management, Boom, Amsterdam, 2008. |
Ruben Mantels en Hans Vandevoorde, Maar wat een wespennest! Het rectoraat van August Vermeylen en de vernederlandsing van de Gentse universiteit, Academia Press, Gent, 2010. |
Albert Oosterhof e.a., ed. Nederlands in hoger onderwijs en wetenschap?, Academia Press, Gent, 2010.
Met onder meer de oratie van Douwe Draaisma, ‘Het verdriet van de kosmopoliet’. |
Jo Tollebeek, ‘Een labyrint van herinneringen. De Aula van de Gentse universiteit’, in: J. Tollebeek en H. te Velde, ed., Het geheugen van de Lage Landen, Ons Erfdeel vzw, Rekkem 2009, pp. 35-43. |
August Vermeylen, De Wandelende Jood. Opstellen over literatuur, kunst & politiek, Houtekiet, Antwerpen / Amsterdam, 2006. |
www.kantl.be/userFiles/files/moedertaalcharter
taalunieversum.org/taalpeil/2010/
vva.vvb.org/teksten.html
www.vvs.ac/files/Taalbeleid.pdf
|
|