Ons Erfdeel. Jaargang 52
(2009)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
Taal & cultuurNew York en wijDuc van Tol. Dat is de naam van de oudste Nederlandse tulp - uit 1595 - en die zal te zien zijn in de New York Botanical Garden (NYBG). Daar vindt van mei tot oktober 2009 een grote bollenshow plaats. The Glory Of Dutch Bulbs: A Legacy Of 400 Years markeert vierhonderd jaar Nederlands leiderschap in de bollenteelt en is geinspireerd door de alombekende voorjaarstuinen in de Keukenhof. In de marge van deze tentoonstelling hebben Piet Oudolf en Jacqueline van der Kloet, samen het puikje van de Nederlandse tuinarchitectuur, een ‘seasonal walk’ ontworpen een dubbele border met zeldzame voorjaarsbloeiende en zomerbloeiende bolbloemen, grassen, decoratieve gewassen en planten. Dat alles ter verfraaiing van de toch al niet onaardige tuinen van de NYBG Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven hielpen zelfs persoonlijk mee om de Hollandse bollen keurig in de New Yorkse grond te krijgen. In september 2009, aan het begin van het plantseizoen, is er ook een nieuwkomertje onder de bloemen. Dan wordt de ‘Henry Hudson’-tulp gedoopt. Want New York en Amsterdam, en bij uitbreiding de Verenigde Staten en Nederland, zetten dit jaar Henry Hudson in de bloemetjes. Op 4 april 2009 was het precies vierhonderd jaar geleden dat Henry Hudson in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de Amsterdamse haven uitzeilde voor een tocht die uitmondde in de ‘ontdekking’ van Manhattan. Het was zijn derde reis en het zou meteen zijn voorlaatste zijn. Want ruim twee jaar later, bij zijn vierde grote expeditie, werd muiterij hem fataal. Hij trok opnieuw richting Amerika, maar dit keer hield hij een veel noordelijker koers aan. Zijn schip The Discovery kwam vast te zitten in het ijs en de spanningen tussen de kapitein en zijn bemanning liepen op. Scheurbuik en moeilijkheden met de inheemse bevolking maakten het wachten op de dooi nog een stuk onaangenamer. Toen in juni 1611 het schip zich had weten los te maken uit het ijs, kwam het tot een bitsige confrontatie. Hudson, zijn zoon en zeven mannen die hem trouw gebleven waren, werden in een sloep uitgezet in wat nu Hudson Bay is. Er is nooit meer iets van hen vernomen. Maar een paar jaar voor hij dobberend aan de horizon van de geschiedenis verdween, maakte Hudson een reis die nu uitgebreid wordt herdacht. In 1609 stond de Engelsman op de loonlijst van de Kamer van de VOC in Amsterdam. Met de Halve Maen en een gemengde Nederlands-Engelse bemanning ging hij op zoek naar de noordoostelijke doorvaart. Hudson kreeg het al snel aan de stok met de andere opvarenden in de buurt van Nova Zembla. | |
[pagina 187]
| |
Henry Hudson werd in de negentiende eeuw een betreurde Amerikaanse held. Deze populaire prent beeldt de muiterij uit die een einde aan zijn leven maakte, Library of Congress Prints and Photographs Division, Washington D C
Om erger te voorkomen, gaf hij de brui aan zijn contract. De steven werd gewend, maar er werd geen rechtsomkeer gemaakt. In plaats daarvan stak hij de Atlantische Oceaan over, op zoek naar warmere oorden en een doorvaart naar Noord-Amerika. Via Nova Scotia ging het zuidwaarts langs Cape Cod. Daarna volgde een vluchtige verkenning van Chesapeake Bay en Delaware Bay. Op 3 september bereikte hij de monding van een rivier die Giovanni da Verrazzano in 1524 reeds had ontdekt, maar die spoedig zijn naam zou dragen. Die rivier werd ongeveer tweehonderd kilometer landinwaarts afgevaren, tot vlakbij de huidige stad Albany. Toen bleek dat dit geen doorgang was naar de Grote Oceaan, hield Hudson het voor bekeken en keerde hij terug. Pas in 1624 zouden zich de eerste tweeëndertig Waalse families in Nieuw-Nederland vestigen. Zij hadden de overtocht gemaakt op de Nieu Nederlandt, een schip gecharterd door de West-Indische Compagnie. Een paar jaar later, in 1626, zou Peter Minuit de geschiedenis ingaan als de man die Manhattan kocht van de inheemse bevolking voor een handvol snuisterijen. Dit feestelijke ‘Hudson 400’-jaar werd in september 2008 bescheiden afgetrapt door de Nederlandse minister-president jan Peter Balkenende. Die maakte een fietstochtje op Manhattan en plantte daarna een notenboom op Governors Island. Daarmee was de link gelegd naar de oorspronkelijke naam van het eiland: de Nederlandse ontdekkingsreiziger Adriaen Block noemde het ‘Noten Eylant’, later verbasterd tot ‘Nutten Island’. Governors Island moet trouwens in 2012 een heus ecopark zijn, en ook daarbij is er Nederlandse inbreng: de landschapsarchitecten van West 8 zullen zorgen voor een ruim drie kilometer lange promenade en de aanleg van een glooiend park. Het Hudsonjaar wil niet alleen een herdenkingsjaar zijn. Het moet ook een feest worden waarbij de traditie van Amsterdamse én New Yorkse tolerantie en diversiteit gevierd worden. De historische, culturele en economische banden tussen beide steden moeten daarbij hernieuwd en aangehaald worden. Dat bleek begin 2009 overduidelijk toen burgemeester Michael Bloomberg van New York en burgemeester Job Cohen van Amsterdam samen met Nederlands staatssecretaris Frans Timmermans in New York het officiële startschot gaven voor de feestelijkheden. Bloomberg zei in zijn toespraak dat de ‘spirit of tolerance’ misschien wel de belangrijkste erfenis is uit het Nederlandse verleden van zijn stad. Sam Roberts ging in The New York Times zelfs nog een stapje verder en schreef: ‘It was 400 years ago this month that Hudson and Dutch merchants negotiated a contract that, it could be argued, would change the face of New York and point | |
[pagina 188]
| |
America toward the ethnic and racial diversity now personified by President Obama.’ Het gedeelde verleden zal overigens een plaats krijgen in een Nederlands paviljoen dat begin september in Battery Park moet staan, waar vierhonderd jaar geleden de eerste kolonisten uit Nederland landden. Het New Amsterdam Paviljoen en Plein, ontworpen door Ben van Berkels UNStudio, moeten op het zuidpuntje van Manhattan prijken en uiting geven aan ‘de onverbrekelijke band tussen Nederland en New York’, aldus Timmermans.Ga naar eindnoot(1) Het feestjaar zelf zal een jaar van evenementen en projecten zijn aan beide kanten van de oceaan. Zo waren er van 1 tot 6 april - de week waarin Hudson vierhonderd jaar geleden de zeilen liet hijsen - de New York Nights in Amsterdam een reeks debatten en lezingen, een townhall meeting met Russell Shorto en Geert Mak, bijzondere evenementen in musea en optredens in plaatselijke clubs en hot spots. Shorto, schrijver van de bestseller The Island at the Center of the World, en Geert Mak, die een Geschiedenis van Amsterdam schreef, gaven hun visie op het ‘gedeelde DNA’ van New York en Amsterdam. Te fiets of te voet kon je ontdekken waar de geschiedenis van Nieuw Amsterdam in het oude Amsterdam echt begon, via een Amsterdam-New York Trail langs o.a. de Wisselbank, pakhuizen en scheepswerven van de Verenigde Oost-Indische en de West-Indische Compagnie. Er was een symposium over diversiteit en modern burgerschap in de metropool van de eenentwintigste eeuw en een studieconferentie van de GGD Amsterdam, Columbia University en New York University over ‘urban health’ in de eenentwintigste eeuw.Ga naar eindnoot(2) In New York zelf kun je dan weer de New Amsterdam Trail volgen, een ‘multi-platform, self-guided walking tour’. Die brengt je o.a. naar de boerderij (Bowery) van Peter Stuyvesant en Fort Amsterdam (later het U.S. Customs House and tegenwoordig het Museum of the American Indian). Verder is er onder meer een watergala (Hoopla on the Hudson, aansluitend op een conferentie over water en waterhuishouding), een unieke tentoonstelling in het South Street Seaport Museum met de oudste kaarten en documenten van zeventiende-eeuws New York, gesprokkeld uit het Nationaal Archief in Den Haag en andere belangrijke internationale privécollecties en musea. Op het historische front zal ook het New Netherland Institute (Albany) zeer actief zijn. Zij verzorgen een Light on New Netherland project met een reizende tentoonstelling, een boek over Nederlands-Amerikaans erfgoed, en een dvd over het New Netherland Project (waar de officiële archieven van het oude Nieuw Nederland worden getranscribeerd, vertaald en gepubliceerd).Ga naar eindnoot(3) Daarnaast werkt het Institute ook mee aan Amsterdam/New Amsterdam: the Worlds of Henry Hudson, een tentoonstelling in het Museum of the City of New York met documenten en objecten uit Amerikaanse en Nederlandse collecties ‘to bring the transatlantic world to life and reveal how Henry Hudson's epic third voyage of exploration planted the seeds of a modern society that took root and flourished in the New World.’ Dat spoort volledig met het credo van de de Stichting Henry Hudson 400, die de touwtjes van dit herdenkingsjaar in handen houdt: ‘Geen eenmalige viering, maar een katalysator voor trans-Atlantische samenwerking in de eenentwintigste eeuw.’ Aanvullend op al dat feestgedruis wil de Stichting ook ‘gewone’ Nederlanders en Amerikanen in Nederland en de USA bij de viering betrekken; via de Job Swap gaan twintig Amsterdammers en evenveel New Yorkers aan de slag op elkaars werkplek, om zo een week lang elkaars cultuur te proeven en andere werkwijzen en gebruiken te ervaren. Ferdinand Dorsman verandert ook van werkplaats, maar hij blijft een stuk langer. De vroegere cultureel attaché in Berlijn zal voor een termijn van vier jaar de Nederlandse cultuur vertegenwoordigen en promoten in New York. In tegenstelling tot zijn voorganger Kees van Twist, die al snel naar zijn Groninger Museum terugkeerde, gelooft Dorsman niet in de oprichting van een ‘Holland House’ als epicentrum van Nederlandse cultuur in New York City. Dorsman zegt niet te houden van vlaggengezwaai en institutionalisering, maar hij gelooft rotsvast in ‘projecten die ertoe doen.’ Deze discussie over instituut versus project kwam overigens ook aan bod in een gesprek tussen Frans Timmermans en Vlaams minister-president Kris Peeters op de Grote Ontmoeting Nederland-Vlaanderen van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland.Ga naar eindnoot(4) Timmermans is immers net als Dorsman een voorstander van projecten die je in het plaatselijke culturele leven kan inbedden, | |
[pagina 189]
| |
terwijl Peeters nu net kwam vertellen dat de Vlaamse Gemeenschap op 25 februari 2009 een Flanders House opende op de vierenveertigste verdieping van de New York Times Building. De Vlaamse overheid wil daar de regio Vlaanderen nog meer promoten in de VS op het gebied van economie, cultuur, toerisme, wetenschappen en onderwijs. Daarnaast wil men ook streven naar de uitbouw van een ‘community’, een plaats waar mensen met elkaar in contact kunnen komen en van gedachten wisselen. Peeters zei dat hij een samenwerking met de Nederlanders in Manhattan wel zag zitten, en Timmermans zei geen neen maar hield zich toch wat op de vlakte. Het is natuurlijk de vraag of een instituut en ‘embedded projects’ elkaar moeten uitsluiten: een goede uitvalsbasis kan het bestrijken van het veld een stuk makkelijker maken Overigens zorgde de opening van Flanders House op 25 februari ook voor commotie in België. De federale minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht, zag het Huis helemaal niet zitten. Vlaanderen zou geen ‘merk’ zijn in het buitenland en België wel. Anderen beweerden dan weer dat alleen Brussel bekend is in New York, en Belgische chocolade. Vlamingen, Walen en Belgen kunnen alleen hopen dat hun respectieve diplomatenSimulatie van het plan van het Nederlandse landschapsarchitectenbureau West 8 voor Governors Island in New York, dat tegen 2012 uitgevoerd moet zijn.
buitengaats elkaar het licht in de ogen gunnen om hun eigen en collectieve belangen maximaal te verdedigen. filip matthijs | |
[pagina 190]
| |
‘De grote ontmoeting’: Een Parade van Vlaams-Nederlandse initiatievenDe Antwerpse Arenbergschouwburg had even de gedaante aangenomen van de vertrekhal van Schiphol of Brussels Airport, die zaterdag 31 januari 2009. Na de check-in en de identiteitscontrole verzamelden zich enkele honderden genodigden uit diverse sectoren op het terrein van cultuur, erfgoed, onderwijs en welzijn in Vlaanderen en Nederland in de foyer van de schouwburg om deel te nemen aan De Grote Ontmoeting Nederland-Vlaanderen. Met deze dag wilde de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland betrokkenen uit het Noorden en het Zuiden van het Nederlandse taalgebied samenbrengen rond concrete thema's in verband met creativiteit en innovatie. De Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN) werd in 1998 opgericht met als doel toe te zien op de uitvoering van het Cultureel Verdrag dat Vlaanderen en Nederland in 1995 met elkaar sloten. Zij heeft tot taak de Vlaamse en de Nederlandse regering te adviseren op de terreinen die het Verdrag bestrijkt: cultuur, onderwijs, wetenschappen en welzijn. De bedoeling van De Grote Ontmoeting was dan ook om tot gemeenschappelijke aanbevelingen te komen voor de verantwoordelijke ministers Dergelijke aanbevelingen werden in een plenaire zitting aan het einde van de middag geformuleerd. Maar voor het zover was, had iedere bezoeker een fraai parcours mogen afleggen Onder de kundige begeleiding van als stewardessen uitgedoste actrices, konden de aanwezigen in kleine groepjes deelnemen aan een ‘artistiek moment’, een ‘Kleine Ontmoeting’ en een ‘salon’. Tijdens de ‘artistieke momenten’ mochten de deelnemers proeven van levende kunst van beide kanten van de Moerdijk. Er was muziek van de Nederlanders Louis Andriessen en Claudia Rumondor en van de Vlaming Steven Prengels In Perfect People bracht de Nederlandse acteur Steven de Jong een commentaar op de opera als theatervorm De Vlaamse Evelien Van Hamme speelde haar solovoorstelling Kassa kassa kassa ikke ikke ikke Tijdens een ander artistiek moment werd een vijftal korte films getoond van Lagelandse filmmakers, van Nicolas Provost tot Erwin Olaf Een vierde artistiek moment zette ten slotte de literatuur in de kijker men kon deel uitmaken van het publiek bij de opname van een ‘radioboek’ van de Vlaamse auteur Peter Terrin en de Nederlandse Hanneke Paauwe. ‘Radioboeken’ zijn verhalen door Nederlandse en Vlaamse auteurs speciaal geschreven op verzoek van het Vlaams-Nederlands huis de Buren. Je kunt ze nergens lezen; ze bestaan alleen tijdens de voorlezing zelf op cd of op de radio. Na de artistieke momenten was het tijd voor enkele ‘kleine ontmoetingen’. In een origineel concept mochten de bezoekers van de Grote Ontmoeting in kleine groepjes in een container gaan zitten. Daar kregen ze om de drie minuten bezoek van nieuwe mensen die, in zogenaamde ‘speeddates’, heel kort de instelling mochten voorstellen die zij vertegenwoordigden. In totaal kon een veertigtal organisaties die in de alledaagse praktijk bezig zijn met Vlaams-Nederlandse samenwerking, zich zo bij een breder publiek bekendmaken. Niet alleen de grote, vanzelfsprekende namen als de Nederlandse Taalunie of de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) kwamen aan het woord, maar ook verschillende verenigingen die actief zijn in een specifieke sector, zoals Restauratoren Nederland, de ‘beraadsgroep vorming’ Socius en het Archiefforum. Hoewel drie minuten écht heel snel om blijken te zijn en er doorgaans geen tijd was voor vragen, waren deze ‘speeddates’ een plezierige en doeltreffende manier om organisaties van beide zijden van de grens beter te leren kennen. Het echte denkwerk gebeurde in de twaalf zogenaamde ‘salons’. Deskundigen gingen daar met de deelnemers in gesprek over evenveel specifieke thema's: creatieve industrie, kansen voor jong artistiek talent, arbeidsmarkt en onderwijs, taal- en spraaktechnologie, digitalisering van erfgoed, intergenerationele solidariteit, zorginnovatie, gezamenlijk internationaal optreden, gemeenschappelijke ruimte voor tv en film, cultuur- en erfgoedtoerisme, cultuurmanagement en wetenschappelijk onderzoek. Vooral in dat laatste salon kwamen enkele brandende vraagstukken ter sprake. In 1994 hadden de Vlaamse en de Nederlandse organisaties voor wetenschappelijk onderzoek, respectievelijk het FWO en het NWO, een gezamenlijke subsidievorm opgezet. Wie onderzoek deed dat zowel op Vlaanderen als op Nederland betrekking had of dat de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland stimuleerde, kon | |
[pagina 191]
| |
een onderzoeksbeurs aanvragen bij het Vlaams-Nederlands Comité voor Nederlandse Taal en Cultuur (VNC). In 2007 besloot de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek dit VNC echter te beëindigen. Dat werd hier door Geert Buelens, de Vlaamse hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Universiteit Utrecht, en met hem door alle geesteswetenschappers uit Vlaanderen en Nederland, zeer betreurd, mede omdat het programma goed werkte en in belangrijke opzichten noodzakelijk was. Mevrouw Elisabeth Monard van het Vlaamse Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek sloot zich in dit salon expliciet bij hen aan. Het CVN stuurde eerder een brief naar de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ronald Plasterk om hem ter verantwoording te roepen, maar die antwoordde dat hij niets kon doen omdat het NWO binnen de beheersovereenkomst autonoom is Niettemin onderstreepte Harry Martens, de rector van de Universiteit Hasselt die dit salon voorzat, in zijn aanbevelingen de noodzaak van het herstel van het VNC en de betekenis van een gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands onderzoeksfonds voor de geesteswetenschappen. In het salon over de solidariteit tussen de generaties werd erop gewezen dat het belangrijk is het leeftijdscriterium niet uit te vergroten. Er zijn meer verschillen tussen hoogopgeleide en laagopgeleide jongeren, tussen werkloze jongeren en jongeren die werk hebben, tussen arme en rijke jongeren dan tussen jongeren en ouderen. Het Europese intergenerationele beleid focust te veel op het sociaaleconomische: het gaat dan over afbrokkelende solidariteit tussen de generaties, over de (on)houdbaarheid van ons pensioenstelsel enz. Beter, vonden de aanwezige deskundigen, is het in te zetten op ontmoetingen tussen generaties in buurten, wijken en portieken van flatgebouwen. Bij die ontmoetingen is ‘inclusiviteit’ belangrijker dan ‘integratie’: inclusiviteit gaat over elkaar aanvaarden met een lach en een frons, men heeft aandacht voor de verschillen en speelt erop in Zo zocht men in een school in Almelo naar mensen die de kinderen op een hoger leesniveau moesten tillen. Bij gebrek aan leesouders, kwam men bij senioren terecht. Nu lopen ouderen en kinderen mekaar in dezelfde gebouwen tegen het lijf Het salon over de digitalisering van erfgoed ging verder in op de aanbevelingen die in november 2008 op een door het CVN georganiseerde expertmeeting werden geformuleerd. Deze hadden te maken met de samenwerking tussen de erfgoedsector en de creatieve industrie, de (her)bruikbaarheid van digitaal erfgoed en het toepassen van businessmodellen. Wegens tijdsgebrek kwamen er echter nauwelijks praktische kwesties aan bod. Het werd duidelijk dat er in het veld al verschillende initiatieven op het terrein van de digitalisering van erfgoed aan de gang zijn. Tegelijk werd ervoor gepleit heel concreet, via te subsidiëren voorbeeldprojecten, belangrijke problemen als standaardisering, vindbaarheid en ontsluitbaarheid tot een oplossing te brengen. In het salon over creatieve industrie bleven de discussies wat te veel aan de oppervlakte hangen. De vrij theoretische inleiding van professor Paul Rutten (Universiteit Leiden) bood maar moeizaam gespreksstof aan de aanwezigen uit de sector van de creatieve industrie (keramist Piet Stockmans, Vlaams Bouwmeester Marcel Smets, Jan Boelen van het Hasseltse kunstencentrum Z33). Salonvoorzitster Wivina Demeester wist aan het eind toch één ferme aanbeveling te distilleren uit de voorafgaande discussie, de gesprekspartners waren het erover eens dat de gezamenlijke promotie in het buitenland van Vlaamse en Nederlandse cultuurproducten en -producenten een belangrijke meerwaarde biedt. Vanzelfsprekend was deze aanbeveling het uitgangspunt van het salon over ‘internationaal beleid’. In dat salon werd gewezen op de rol die leerstoelen Nederlands aan buitenlandse universiteiten in zo'n beleid spelen. Ook concrete voorbeelden werden in het gesprek betrokken, zoals het LOW-festival, een gezamenlijk Vlaams-Nederlands kunstenfestival dat plaatsvond in februari en maart 2008 in de Hongaarse hoofdstad Boedapest. Dat project zou in andere belangrijke Europese steden herhaald kunnen worden. Een wens die verschillende keren terugkwam, was dat Vlaanderen en Nederland op een minder projectmatige en een meer structurele manier met elkaar zouden moeten gaan samenwerken op het terrein van het internationaal cultuurbeleid. Het oprichten van een Vlaams equivalent voor de Nederlandse Stichting Internationale Culturele Acitiviteiten (SICA) zou daartoe kunnen bijdragen. Verder zou er werk | |
[pagina 192]
| |
gemaakt kunnen worden van een intensere samenwerking tussen de Nederlandse ambassades en de Vlaamse vertegenwoordigingen en tussen leerstoelen Nederlands en culturele instituten die zich in dezelfde stad of regio bevinden. Een gezamenlijke tv-zender die de cultuur van Vlaanderen en Nederland voorstelt voor een buitenlands publiek, een soort Vlaams-Nederlandse ‘Arte’, zou een groot effect kunnen hebben op de bekendheid van die cultuur, meende Ben Hurkmans van het Nederlandse Clingendael Instituut voor Internationale Relaties. De dag voor De Grote Ontmoeting leverden de Nederlandse Radio 4 en de Vlaamse radiozender Klara overigens al het bewijs dat zo'n samenwerking heel vlot kan verlopen: op vrijdag 30 januari 2009 zonden de zenders, onder de noemer ‘Brussel-Hilversum’, een gezamenlijk programma uit. Hoe dan ook vonden de aanwezigen dat er op het vlak van internationale samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland een stimuleringsbeleid moet worden gevoerd. Na de tocht langs de artistieke momenten, de kleine ontmoetingen en de salons, waarin hetPlenaire zitting op De Grote Ontmoeting Vlaanderen-Nederland. Antwerpen, 31 januari 2009, Foto CVN
tijdsschema vaak veel te strak was om zaken grondig te bediscussiëren, landden de deelnemers in de Grote Zaal van de Arenbergschouwburg, om daar de plenaire zitting mee te maken. De voorzitters van de twaalf salons formuleerden er hun aanbevelingen, daartoe aangezet door presentatoren Guy Janssens en Maartje van Weegen. De Vlaamse ministerpresident, Kris Peeters, ging er in gesprek met de Nederlandse staatssecretaris voor Europese Zaken, Frans Timmermans. De laatste beleed wat overtuigender dan de eerste zijn intentie om de Vlaams-Nederlandse samenwerking in zijn beleid te intensifiëren. Een open doekje kreeg Timmermans toen hij opmerkte dat er in Vlaanderen tegenwoordig meer en beter aandacht besteed wordt aan de Nederlandse taal dan in Nederland. Aan het slot van de plenaire zitting maakten de voorzitters van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, Herman Balthazar en Wim van Gelder, de balans op van de Grote Ontmoeting. Balthazar wees daarbij nogmaals op het grote belang van een gezamenlijk Vlaams-Nederlands subsidieprogramma voor onderzoek in de | |
[pagina 193]
| |
geesteswetenschappen, dat eerder al in het salon over de wetenschappen door onder meer Geert Buelens en Harry Martens was verdedigd. De aanwezigen werden vervolgens uitgenodigd op een smakelijk en origineel walking dinner in de foyer van de Arenberg, waar contacten gelegd konden worden en discussies op een informele manier voortgezet. Een ‘revue der Lage Landen’, waarin het beste jonge en gevestigde geweld van de Lage Landen in één programma was samengebracht, sloot deze Grote Ontmoeting af. The Flat Earth Society speelde muziek bij de stomme film De Oesterprinses. Het Vlaamse gezelschap De Anale Fase en de Nederlandse chanteuse Roosbeef zongen eigen Nederlandstalige liedjes. Acteur Willy Thomas bracht een flard Toon Tellegen. De Nederlandse stadsdichter van Antwerpen, Joke van Leeuwen, las voor uit eigen werk en celebreerde in haar geheel eigen stijl onder meer de Nederlandse taal. Zij was daarom de perfecte afsluiter van deze goed georganiseerde ontmoetingsdag, waarin mensen van beide zijden van de grens elkaar hebben kunnen leren kennen. de redactie | |
In memoriam Jan W. de Vries (1937-2008)Jan de Vries was onverwoestbaar. Althans, zo leek het altijd. Misschien heeft hij wel meer dan negen levens gehad. Hij was vaak ziek, en vaak voor een spoedopname in het ziekenhuis, maar altijd werd hij weer beter, en ook toen zijn gezichtsvermogen ernstig achteruit ging verlevendigde hij de bijeenkomsten waar hij aan deelnam door zijn scherp en snedig, soms hoekig commentaar, zijn opgewekt humeur, en de vele anekdotes die hij over allerlei mensen wist te vertellen De Vries was vanuit de onderwijspraktijk opgeklommen en werd in 1969 in Jakarta aangesteld om daar, na het herstel van de diplomatieke betrekkingen, de vakgroep Nederlands op te bouwen van de Universitas Indonesia. Na zijn terugkeer naar Nederland in 1972, is hij altijd met Indonesië in contact gebleven. Zo heeft hij via het Leidse MA-programma een hele nieuwe generatie jonge Indonesische docenten opgeleid, die in Jakarta nu zelf de opleiding Nederlands verzorgen. Ook was hij betrokken bij de eerste Leidse dissertatie van een Indonesische taalkundige, de voorstudie voor een nieuw Nederlands-Indonesisch woordenboek van Soesie Moeimam in 1994. En altijd is hij blijven deelnemen aan de neerlandistiek-congressen die met regelmaat - in 1987, in 1995, in 2000 en in 2005 - in Jakarta gehouden werden. Indonesië heeft hem nooit meer losgelaten, ook wetenschappelijk. Nog in 2005 verscheen er een mooi artikel van zijn hand over het Indisch-Nederlands in de bundel Wereldnederlands van Nicoline van der Sijs. In de loop der jaren heeft hij in Ons Erfdeel heel wat gepubliceerd over het Nederlands in Indonesië, onder andere in 1989 over het Nederlands als geheimtaal onder travestieten in Jakarta, en in Ons Erfdeel 2008/4 nog over de taalverhoudingen in de vroegere Nederlandse enclave in het dorpje Depok ten zuiden van Jakarta. Over het veldwerk dat hij voor deze publicaties gedaan had, kon hij smakelijk vertellen. Daarnaast heeft hij al in 1983, samen met C.D. Grijns en L. Santa Maria, de publicatie verzorgd van European loan-words in Indonesian, en het is een grote voldoening voor hem geweest dat dit na vele jaren noeste arbeid in 2007 geresulteerd heeft in het standaardwerk dat hij samen met Russell Jones en C.D. Grijns uitgaf, Loan-words in Indonesian and Malay, waarin een internationaal gezelschap van geleerden de woorden behandelde die het Indonesisch ontleend heeft aan het Arabisch, het Chinees, het Engels, het Hindi, het Japans, het Nederlands, het Perzisch, het Portugees, het Sanskriet en het Tamil. Vanaf 1972 ontwikkelde hij zich in Leiden tot een degelijk taalkundige, die naast de structurele beschrijving van de lexicale morfologie van de samengestelde werkwoorden in het Nederlands (in zijn dissertatie van 1975), ook samen met anderen een vernieuwend sociolinguïstisch onderzoek ondernam naar de uitspraak van het Leidse dialect. Het bekendst is hij wel door de bestseller die hij in | |
[pagina 194]
| |
1993 samen met Roland Willemyns publiceerde, Het verhaal van een taal: negen eeuwen Nederlands, een belangrijk, aantrekkelijk vormgegeven en zeer leesbaar boek, dat in korte tijd vele herdrukken beleefde. Voorts kwamen mede dankzij zijn redactionele bijdrage in respectievelijk 1995 en 1996 de Japanse en de Indonesische versies tot stand van de door Omer Vandeputte geschreven en door Ons Erfdeel vzw uitgegeven brochure Nederlands. Het verhaal van een taal. Bij zijn aanstelling tot hoogleraar Nederlandse taalkunde in Leiden in 1985 hield hij een interessante oratie over Nederlands in vreemde mond, en vervolgens heeft hij in Leiden een succesvolle vakgroep Dutch Studies opgebouwd, een unieke opleiding voor studenten Nederlands uit de wereld buiten de Lage Landen, die zich verder wilden bekwamen in de Nederlandse taal, literatuur, cultuur en samenleving. Vele van de bij hem afgestudeerde studenten zijn nu in de internationale neerlandistiek werkzaam op allerlei plaatsen in de wereld. Het sprak dus vanzelf dat hij ook actief deelnam aan het werk van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). Jarenlang heeft hij in het bestuur gezeten, en in de redactie van het blad Neerlandica Extra Muros (NEM), dat sinds 2008 door het leven gaat onder de naam Internationale Neerlandistiek. Jan de Vries was een taalkundige die veel verder keek dan de muurtjes van zijn specialisme. Dat blijkt duidelijk uit de bundel opstellen over Nederlandse taalkunde, letterkunde en cultuur, Kerven in een rots, die hem bij zijn afscheid in 2001 werd aangeboden. Door zijn inzet als mens en als wetenschapper heeft hij zeer veel betekend voor het Nederlands in de Lage Landen, in Indonesië en in de wereld. reinier salverda |
|