| |
| |
| |
In ijltempo van links naar rechts?
Koerswendingen in de Nederlandse politiek
Sinds de jaren zestig gold Nederland, ook in de ogen van zijn bewoners, als een paradijs van verdraagzaamheid en vrijzinnigheid. In Nederland mocht alles en in Nederland kon alles. Niemand - enkele achtergebleven, sektarische katholieke en gereformeerde groeperingen uitgezonderd - die de libertaire Hollandse opvattingen over seksualiteit, abortus en euthanasie of over opvoeding en drugsgebruik in verband bracht met een ernstige verwildering der zeden of een ondermijning van de publieke moraal. Nee, wij smulden verlekkerd van de banvloeken die de restauratieve Kerk in Rome over ons uitsprak, wij grinnikten trots om de sensatieverhalen van buitenlandse media die Nederland afschilderden als het nieuwe sodom en gomorra. En natuurlijk wisten we ook wel dat het allemaal zo'n vaart niet liep.
Daar is plotseling verandering in gekomen. Bijna van de ene dag op de andere kwamen politici, bestuurders en publicisten tot de overtuiging dat Nederland was doorgeschoten. Het roer moest om, en het roer ging om. Ineens hadden we decennialang de opvoeding van onze jeugd verwaarloosd. Onze roemruchte tolerantie verschoot van kleur, voortaan stond dat woord voor desinteresse en onverschilligheid. We hadden onszelf opgescheept met een generatie die zich aan god noch gebod stoorde, lui, brutaal en luidruchtig was, zwolg in narcisme en ten onder ging aan zelfoverschatting.
De schuldige was gauw gevonden: de jaren zestig. Toen hadden we de poorten van de tolerantie te wijd opengezet. Alles wat afweek van wat we zo lang als normaal en gemiddeld, als grijs en saai hadden gekoesterd, vonden we ineens fantastisch en benijdenswaardig. Niet veel later lieten we groepen mensen met vreemde, ja moreel bedenkelijke opvattingen toe zonder ons te bekommeren om hun integratie in de
| |
| |
cyrille offermans
werd geboren in 1945 in Geleen. Studeerde literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Publiceerde o.a De ontdekking van de wereld (essays), Het licht der rede. De Verlichting in brieven, essays en verhalen en de jeugdroman Rosa (alle 2000). Drie jaar later werden zijn recente essays gebundeld in Ver van huis Denken in beweging. In 2005 verzorgde hij een brieveneditie van G.C.L. Lichtenberg (Gekleurde schaduwen. Brieven 1770-1799). In 2006 publiceerde hij het verhalende essay Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder. In hetzelfde jaar verscheen Vlek als levenswerk. Lucebert op papier. Zijn jongste boekpublicatie is Schipbreuk. Over beschaving, cultuur en kennis (2008). Adres: Tersteeglaan 12, NL-6133 WT Sittard
samenleving. Sterker, integratie werd vaak niet eens nagestreefd. Dat deze nieuwe Nederlanders homoseksualiteit als duivels en de vrouw als minderwaardig beschouwden moesten we als exotische antropologische varianten zien, die in het kader van hun vreemde cultuur alleszins begrijpelijk en aanvaardbaar waren. Ai, wat waren we lang ziende blind geweest.
Het omslagpunt kan exact worden aangegeven: 11 september 2001. De bevolkingsgroep die ons eindelijk de ogen opende waren de Nederlandse moslims, in het bijzonder de Marokkaanse, die, in vergelijking met bijvoorbeeld de Turkse moslims, uit premoderne, arme, rurale, zeg maar: achterlijke culturen afkomstig waren.
‘De’ moslims hadden het rijke, moderne, verlichte Westen de oorlog verklaard, maar niet op een van de conventionele slagvelden van de economie, de technologie of de georganiseerde militaire strijd met zinnige veroveringsdoelen. Ze waren slechts uit op ondermijning en destructie. Het ging om een guerrillastrijd gericht op niets minder dan de uiteindelijk wereldwijde triomf van het islamisme. Dat was de verontrustende boodschap die ons zowel door fundamentalistische moslimterroristen als door hun even rigide bestrijders uit het westerse kamp van doemdenkende theoretici, politieke en militaire leiders werd ingepeperd.
En die boodschap - dat is het eigenlijke geheim achter de Nederlandse cultuuromslag - werd hier door een leger angstige verkondigers van het aanstaande onheil veelvoudig versterkt en doorgegeven, dag in, dag uit, met een angstwekkende zelotische ijver die ik in Nederland niet voor mogelijk had gehouden. Was het niet overduidelijk
| |
| |
dat we de vijand met open armen hadden ontvangen? Hadden we al die fanatieke imams niet al die jaren hun gang laten gaan met hun door Iraanse ayatollahs gesubsidieerde haatpreken? Waren die Marokkaanse jongens die hun lol niet opkonden om de ingestorte Twin Towers niet het levende bewijs dat het gif van de sharia ook in de Nederlandse samenleving bezig was zijn vernietigende werk te doen?
| |
Het succes van een bekeerling
Er was alleen nog maar één echte Nederlander nodig om alle onvrede, alle schrikreacties en alle diffuse angst welbespraakt te bundelen. Pim Fortuyn bleek geknipt voor die rol. Als voormalig marxist was hij geoefend in het denken in krasse tegenstellingen en complottheorieën; als openlijk, om niet te zeggen exhibitionistisch homoseksueel belichaamde hij een fundamentele vorm van vrijheid en gelijkheid die door ‘de’ moslims werd bedreigd; met zijn in vele warrige columns geuite opvattingen over kleinschaligheid, een vriendelijke politie en een degelijke onderwijzer, vertolkte hij een kennelijk breed levende nostalgie naar de overzichtelijke verhoudingen van een pittoresk, blank en gezagsgetrouw Nederland van vóór de jaren zestig.
Dat die opvattingen moeilijk verenigbaar waren met zijn onverholen neoliberale economische ideeën, viel vrijwel niemand op. Ook was hij zelf slim genoeg om zijn geïdealiseerde beeld van de rustig voortkabbelende eerste naoorlogse decennia niet te vertroebelen met verhalen over de toen ook in Nederland nog dominante, rabiaat conservatieve opvattingen over seksuele vrijheden, abortus en homoseksualiteit, die hem als jongeman maar al te vaak bedrukt moeten hebben. Want die verhalen van geborneerd kleinburgerlijke en religieuze origine over onverdraagzaamheid, vooroordelen, hypocrisie, bemoeizucht, discriminatie, pesterijen en fysieke agressie leken verdacht veel op de verhalen die hij nu zelf over ‘de’ moslims in omloop bracht. Niet onwaarschijnlijk, en ook niet helemaal onterecht, dat hij in hen de terugkeer van dat oude schrikbeeld zag.
Hoe dan ook, Fortuyn bleek een charismatische demagoog die vooral aanhang verwierf onder ontevreden, sociaal gedepriveerde Nederlanders, de mensen in de ‘achterstandswijken’. Dankzij Fortuyn begonnen zij te geloven dat hun achterstand minder te maken had met sociaaleconomisch onrecht, ten dele een gevolg van de afbraak van de verzorgingsstaat, dan met de fysiek direct ervaarbare overlast van arme moslims, die inderdaad vaak geen Nederlands spraken en aan storende gewoontes hechtten. Vooral Marokkaanse emigranten van de tweede generatie, de door hun moeders verwende, maar nu ook danig gefrustreerde zonen zorgden voor veel overlast, agressie en criminaliteit.
| |
| |
Yves De Smet, ‘Graffiti’, 1997 (kunstwerk in de Lieven De Winnestraat in Gent)
| |
Stoer om zich heen slaande ego's
Fortuyns aanhang groeide vooral zo spectaculair door de enorme media-aandacht die hij kreeg. Ook wie, zoals ik, in hem toch vooral een rare, megalomane ijdeltuit zag, moest erkennen dat hij menig saai discussieprogramma op tv opfleurde met alerte, scherpe en onthullende interventies, waar de vertegenwoordigers van de ‘oude politiek’, gedisciplineerd in mistig parlementair jargon, niet van terug hadden.
Maar ik denk - en dat is een onderbelicht aspect dat ik graag nog eens uitgezocht zou zien - dat Fortuyns succes vooral ook het succes van een bekeerling was, van de man die welbespraakt terugkwam van zijn linkse dwalingen en die nu de ‘ware’ oorzaken van al onze ellende onbesmuikt durfde te ‘benoemen’ - geen woord dat in de Nederlandse columnistiek zo'n zegetocht heeft gemaakt. Fortuyns voorbeeldfunctie bestond erin dat hij talloze maatschappelijk gearriveerde, minder flinke maar evenzeer verrechtste generatiegenoten de gelegenheid bood zich eindelijk zonder gezichtsverlies van hun onmogelijk geworden linkse verleden te distantiëren.
De verrechtsing van Nederland voltrok zich dus vooral in en vervolgens dankzij de media. Fortuyn en zijn hele en halve geestverwanten kregen, met het oog op het gewicht van wat ze te zeggen hadden, buitensporig veel aandacht. En dat gebeurde niet alleen in de van oudsher rechtse bolwerken van de Telegraaf en het Algemeen Dagblad,
| |
| |
maar ook in min of meer linkse kranten als Het Parool, Trouw en de Volkskrant. Vooral de politieke ommezwaai van de laatste twee, respectievelijk van protestantse en katholieke origine, was opmerkelijk.
Een en ander werd in juli 2008 bevestigd door een onderzoeksgroep van de Vrije Universiteit Amsterdam: ‘aan het Binnenhof was eerder sprake van een rechtse dan van een linkse kerk.’ Thema's die met rechts worden geassocieerd, criminaliteit, immigratie en integratie van ‘buitenlanders’ (lees: moslims), domineerden de eerste vijf maanden van 2008, de periode van het onderzoek, de voorpagina's van de Nederlandse kranten, ook die van NRC Handelsblad en de Volkskrant. Geert Wilders, de voorman van de Partij voor de Vrijheid (PVV), was er niet van weg te slaan. Ruim vier van de tien keer dat daar de naam van een Nederlandse politicus werd genoemd, ging het om hem. Premier Balkenende en vice-premier Bos volgden op grote afstand.
De toekomstige promovendus die zijn licht op die ommezwaai zal laten schijnen, zal tot de conclusie komen dat er nooit eerder zoveel opzienbarende, paniekerig klinkende koppen zijn bedacht om berichten van niks gewicht te verlenen. Wat in de jaren zestig nog het bedenkelijke prerogatief van buitenlandse boulevardbladen als het Duitse Bild en het Britse The Sun was, namelijk dat men gebrek aan spectaculair nieuws compenseerde door het ter plekke te verzinnen, raakte ook in de fatsoenlijke pers meer en meer in zwang. Maar natuurlijk zorgde men er wel voor alle kletspraat te voorzien van aanhalingstekens of verwijzingen naar al of niet bekende zegslieden waarmee men zich tegen kritiek immuniseerde.
Die verschuiving van feit naar fictie ging gepaard met de introductie van narratieve technieken in de feitelijke berichtgeving. Steeds vaker stonden er zelfs al op de voorpagina smeuïge verhalen in plaats van geobjectiveerde berichten of verslagen. Zo ging de column, bij betere auteurs als Kees Fens en Piet Grijs nog een autonoom literair genre, steeds meer toon en karakter bepalen van de hele krant.
Die toon was subjectief, het karakter narcistisch en incestueus. Nieuws over belangwekkende gebeurtenissen of ontwikkelingen maakte meer en meer plaats voor het inkrimpende universum van de columnist, die reageerde op krasse uitspraken van een gekwetste collega, die deze vervolgens niet of niet op die manier bleek te hebben gedaan; maar inmiddels was de bal aan het rollen, ijverige columnisten elders, in de tweede, derde of achtentwintigste frontlijn, hadden hun stoere commentaar al gegeven, ook voor de radio en de tv, en nog diezelfde avond werd dat commentaar weersproken door weer andere collega's - zo raakten de media verstopt in de zelfgecreëerde realiteit van gekwetste en dus stoer om zich heen slaande ego's.
Nieuw in de Nederlandse journalistiek, en in hoge mate bepalend voor het hysterische politieke klimaat van de laatste jaren, is dus de ongekende alarmbereidheid van de media. Hoe klein de aanleiding ook is, zodra een of andere gek dat kleine feitje
| |
| |
pathetisch en gekleurd heeft opgeblazen, is dát, niet het feitje maar de overspannen reactie daarop, voor andere media reden het te herhalen en van commentaar te voorzien. Zo kan er in razend tempo een fantastische parallelle wereld ontstaan die nog maar bitter weinig met de reële wereld te maken heeft.
Het onverkwikkelijkste voorbeeld van zo'n minuscuul feitje is zonder twijfel het tot orkaankracht aangezwollen gerucht over een antimoslimfilmpje van Wilders. Die wilde het succes van Submission overtreffen en zwichtte niet voor de risico's die daaraan verbonden waren, sterker, als man met een heilige opdracht leek hij die risico's eerder als buitenkansje te omhelzen.
Submission, het geruchtmakende cinematografische geesteskind van de geëmancipeerde, strijdvaardige, maar weinig subtiel opererende moslimdiva Ayaan Hirsi Ali, was de directe aanleiding voor de moord op filmer, columnist en interviewer Theo van Gogh, Ayaans geestverwant. Die moord - op 2 november 2004 - leidde tot een nieuwe golf van verrechtsing. De ster van Ayaan, omgeven door een pluimstrijkende hofhouding van parlementariërs en opinievormers, steeg tot duizelingwekkende hoogte, maar verbleekte na haar vertrek naar Amerika weer even snel.
Met zijn filmpje, Fitna, zou Wilders wel eens even laten zien tot welke stoere taal híj in staat was. Maandenlang wond politiek en journalistiek Nederland zich erover op, diplomaten maakten overuren in hun pogingen de islamitische wereld ervan te overtuigen dat de Nederlandse regering zich bij voorbaat van ‘de film’ distantieerde. Toen het ding op 27 maart 2008 eindelijk op internet verscheen, bleek het te gaan om een klungelig agitpropwerkje van een kwartier waarmee geen aankomend student van de filmacademie voor de dag had durven komen, en waar, tot schrik van de debuterende cineast, geen moslim nog warm of koud van werd.
Nog een recent, buiten Nederland vermoedelijk onbekend maar veelzeggend voorbeeld: het incident met de Goudse buschauffeurs. Wat was er aan de hand?
Gouda kwam eind september 2008 in heel Nederland in het nieuws toen vervoersmaatschappij Connexxion besloot geen stadsbussen meer door de wijk Oosterwei te laten rijden, de buschauffeurs hadden genoeg van het agressieve gedrag van Marokkaanse jongeren. Later meldde de hoofdcommissaris van politie Jan Stikvoort dat het ging om ‘een klein incident’: de busmaatschappij had welgeteld twee aangiften gedaan van overlast, voordat er welgeteld één chauffeur werd bedreigd - al met al een gebeurtenis die nauwelijks een minibericht op pagina zeven waard was.
Maar toen was het kwaad al geschied. De Telegraaf, als geen andere krant alert als het om Marokkanen gaat, riep Oosterwei op de voorpagina uit tot ‘oorlogsgebied’. De krant plaatste foto's van agenten die relaxed kijken naar een gesprek tussen bewoners
| |
| |
en wijkagenten, niets aan de hand zou je zeggen, maar volgens het onderschrift waren we hier getuige van agenten die de relschoppers rustig hun gang lieten gaan. En dat alles gelardeerd met de grootste uitroeptekens uit de letterkast. Wilders deed er als altijd nog een schepje bovenop, hij vond dat de regering de Nederlandse militairen uit Uruzgan moest terugtrekken om ze in Gouda te kunnen inzetten. Ook de andere partijen, tot en met de Partij van de Arbeid (PvdA) en de Socialistische Partij (SP), lieten zich niet onbetuigd in het uiten van hun verontwaardiging.
Het ‘oorlogsgebied’ in Gouda werd dan ook door de media bestormd. ‘Alles wat daar bewoog,’ zei hoofdcommissaris Stikvoort, ‘werd dagenlang gefotografeerd en bevraagd. De bewoners voelden zich geschoffeerd en sommigen werden agressief tegen journalisten’ - een schoolvoorbeeld van selffulfilling prophecy. ‘In deze regio’, zei Stikvoort, ‘hebben we vaker last van autochtone plattelandsjongeren die snuiven, spuiten en zuipen. Maar ik zie dat de politiek liever in de hypesfeer duikt op allochtonen. Als dat de lijn van de politiek wordt, krijgen we het als samenleving knap lastig.’
| |
Geenstijl
Eind 2008 leek het er even op dat die lijn werd losgelaten. De kredietcrisis en de erop volgende economische recessie leken zulke ernstige proporties te gaan aannemen dat er weer ruimte kwam voor enig realisme. Uit de peilingen in december bleek dat de populistische partijen snel terrein verloren aan de middenpartijen, en dat Wouter Bos, leider van de PvdA en als minister van Financiën aanvankelijk succesvol crisisbestrijder, snel aan populariteit won. Maar lang duurde dat niet. In de eerste maanden van 2009 zakten de PvdA, het CDA en de VVD weer weg in de peilingen en steeg de PVV zelfs naar de eerste plaats. Ter relativering dient daar wel aan te worden toegevoegd dat Wilders' grootste concurrent, TON (Trots op Nederland) van Rita Verdonk, volledig werd weggevaagd, hoewel die partij tien maarden eerder nog net zoveel aanhang had als de PVV nu.
De absurde, buitenproportionele, met geen ander Europees land vergelijkbare Nederlandse obsessie met de multiculturele samenleving en dus met ‘buitenlanders’ en de islam blijkt hardnekkig, alsof er geen belangrijker dingen in de wereld gaande zijn. In de PvdA zorgt het ‘integratievraagstuk’ nog altijd voor verhitte gemoederen. Het partijcongres van maart 2009 stemde in met het rapport Verdeeld verleden, gedeelde toekomst, dat ondanks alle verzachtende en nuancerende amendementen nog steeds de geest ademt van Fortuyn, de gehate tegenstander van weleer: de aanpak van de allochtonen moet harder.
Kort voor de publicatie van het ontwerprapport was de PvdA-minister van Wonen, Wijken en Integratie, Ella Vogelaar, alvast zonder pardon op straat gezet. De reden:
| |
| |
zij stelde zich te genuanceerd op, ze toonde te veel empathie voor de problemen van lastige moslimjongeren. In de verbloemende taal van de partijtop heette het dat ze niet meer met gezag zou kunnen functioneren.
Dat is pijnlijk veelzeggend voor de manier waarop de politiek zich in toenemende mate encanailleert met de populaire media. Het vermeende gebrek aan gezag was vooral een gevolg van een geruchtmakend filmpje van GeenStijl.nl, een groepje pseudojournalisten dat er, gewapend met microfoon en camera, op uit is politici in verlegenheid te brengen met provocerende en irritante vragen. Met Vogelaar, die overigens inderdaad niet erg gelukkig opereerde in het openbaar, was dat uitstekend gelukt, zij wist zich met de situatie geen raad.
Het filmpje waarop dat was vastgelegd werd op internet miljoenen keren bekeken en vervolgens ook op tv talloze malen herhaald en becommentarieerd. Zeker, een enkeling stelde het onfatsoen van de heren van GeenStijl.nl aan de kaak, maar in de talkshows waarin zij te gast waren overwoog, meestal besmuikt lacherig, de waardering voor hun werk. Zo kreeg niet alleen de minister een schop na, ook werd de puberale botheid van GeenStijl.nl salonfähig gemaakt. Of we hiermee in een nieuwe fase van ontprofessionalisering en banalisering van de Nederlandse journalistiek zijn beland, valt op dit moment nog niet te zeggen.
| |
Hardliners en gedogers
De Nederlandse politieke verhoudingen worden de laatste jaren gekenmerkt door een toenemende spanning tussen het strikt handhaven van de wet en het ‘gedogen’, ofwel het tolereren van lichte overtredingen waarvan het schadelijke effect miniem is. De Nederlandse vrijgevochtenheid van de jaren zestig hoort thuis in een rijke gedoogtraditie, die teruggaat op de economische en culturele bloeiperiode in de zeventiende eeuw. Feitelijk en moreel werd de burgers speelruimte gegund om naar eigen inzicht en verantwoordelijkheidsgevoel te handelen.
Als Nederland lange tijd een aangenaam land was, waar geëxperimenteerd kon worden met nieuwe levensvormen en ethische opvattingen, dankten we dat aan het dominante inzicht dat de overheid zich waar mogelijk terughoudend dient op te stellen en dat strenge en consequente wetshandhaving, zoals in totalitaire regimes, leidt tot gestresste en wantrouwige burgers.
Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende in 2002 leek het gedaan met dat inzicht. Ter wille van de nationale veiligheid moesten we af van het gedogen. De kunstmatig aangewakkerde angstpsychose in het Amerika van na 9/11 zorgde ook hier voor supporters van de onverzoenlijke lijn: nietsnuttende en criminele jongeren - tussen die categorieën werd een vloeiende overgang gesuggereerd - moesten hard worden aangepakt en liefst streng gestraft. De militaristische drilmethoden in de uit Amerika
| |
| |
geïmporteerde Glenn Mills-jeugdinrichting mochten zich vooral in kringen van de liberale partij VVD in enthousiaste steun verheugen.
Maar blijkens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2008 heeft die harde aanpak op de langere termijn weinig of geen succes. ‘Vooral bij minderjarigen,’ aldus de samenstellers, ‘kan een justitiële afhandeling averechts uitpakken. Een strafblad criminaliseert. De drempel om opnieuw een delict te plegen, is daardoor lager. Niet voor niets wordt gezegd dat de gevangenis een hogeschool is voor een opleiding in de criminaliteit.’ Het rapport bepleit meer aandacht voor resocialisatie- en scholingprogramma's, waarvan is gebleken dat ze wél werken.
In een rapport van de mensenrechtenorganisatie Raad van Europa (maart 2009) formuleert ook de Zweedse commissaris Thomas Hammarberg scherpe kritiek op de manier waarop Nederland omgaat met de rechten van het kind. Strafrechterlijke vervolging kan hier plaatsvinden vanaf het twaalfde jaar, elders in Europa is dat twee tot vier jaar later. Verder laten de leefomstandigheden in jeugddetentie- en asielzoekerscentra veel te wensen over. De Volkskrant, die Wilders tot in alle uithoeken van zijn publiciteitscampagne nog altijd met groot materieel volgt, vond dit bericht kennelijk geen publicatieruimte waard.
Het verzet tegen het gedogen richt zich de laatste tijd vooral tegen het liberale Nederlandse softdrugsbeleid, dat sinds jaar en dag zowel gewenste als ongewenste toeristen aantrekt. Sommige gemeenten sloten hun coffeeshops, de rechtse partijen dringen aan op een totaal verbod, hoezeer het buitenland ook bewijst dat zo'n verbod het gebruik niet vermindert. Andere gemeenten, waaronder Amsterdam en Maastricht, willen de overlast en criminaliteit rond de coffeeshops juist terugdringen door een proef met legalisering van, en dus controle over, de productie van softdrugs.
Intussen tekent zich een soortgelijke confrontatie tussen hardliners en gedogers af rond het rookverbod voor de horeca. Kleinere cafés, vaak met een belangrijke buurtfunctie, overtreden het op grote schaal. Handhaven lijkt alleen mogelijk bij inzet van een controleapparaat van DDR-achtige allure, zodat het ernaar uitziet dat er in de praktijk een soort tussenoplossing wordt gevonden waar alle partijen vrede mee kunnen hebben.
| |
Pragmatisme
Met een beetje fantasie kan men in de spanningen in de Nederlandse politiek een heropleving zien van de oude tegenstelling tussen Erasmus en Calvijn. Calvijn is in 1509 geboren en staat dientengevolge in 2009 volop, en verrassend positief, in de belangstelling. Maar zijn onheilspellende geest waarde al voor die tijd opzichtig in Nederland rond.
In het gereformeerde hart van de Nederlandse regering heerste van meet af aan Calvijns vreugdeloze, pessimistische, om niet te zeggen levensvijandige overtuiging
| |
| |
dat de mens ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’ zou zijn. Dan liggen bemoeizucht, controle, heropvoeding en repressie voor de hand. Het treurigst is misschien nog dat die neocalvinistische misantropie, via Abraham Kuyper aangescherpt en onder meer via de door hem opgerichte Vrije Universiteit van Amsterdam gepopulariseerd, de laatste tijd ook in het bolwerk van de tegenstanders, in liberale en sociaaldemocratische kring, aanhang heeft verworven.
Maar gelukkig zijn er ook tekenen dat Calvijns rechtlijnigheid het uiteindelijk toch niet gaat winnen. De Amsterdamse PvdA-burgemeester Job Cohen was al altijd een toonbeeld van erasmiaanse rust en redelijkheid te midden van alle opgewonden geluiden over harder aanpakken en strenger straffen. Met zijn deëscalerende diplomatie bewees hij dat de keuze tussen principieel handhaven en gedogen vals is.
Ook Rotterdam heeft sinds januari 2009, en ondanks het beschamende verzet van de zelfbenoemde erfgenamen van Fortuyn, een PvdA-burgemeester, en niet de eerste de beste: Ahmed Aboutaleb, Marokkaan van geboorte en op zijn zestiende naar Nederland gekomen, is de eerste islamitische burgemeester van een grote Europese stad. Het vermoeden lijkt gewettigd dat hij, net als Cohen in Amsterdam, een pragmatisch beleid zal voeren, gericht op verzoening van verschillende bevolkingsgroepen en op emancipatie van de ‘nieuwe Nederlanders’. En ook bij hem is het geen pragmatisme bij gebrek aan overtuigingen maar uit idealisme.
De benoeming van Aboutaleb is niet ten onrechte vergeleken met de presidentsverkiezing van Barack Obama in Amerika. Beiden worden, net als Cohen, gemotiveerd door een groot moreel besef. Beiden weten uit eigen ervaring wat armoede, achterstelling en discriminatie betekenen. En misschien het belangrijkst van al: beiden hebben de herinnering daaraan niet, in de roes van hun succesvolle persoonlijke carrière, verdrongen, eerder lijkt die herinnering de voedingsbodem voor hun compassie met de achtergestelden en de drijfveer voor hun rechtvaardigheidselan.
2009 wordt het jaar van een dramatische wereldwijde economische crisis. 2009 zou ook wel eens een keerpunt in de Amerikaanse politiek kunnen worden. Of het dat ook - mede daardoor - in de Nederlandse politiek wordt, is vooralsnog de vraag.
Dit artikel werd afgesloten op 15 maart 2009
|
|