Ons Erfdeel. Jaargang 52
(2009)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |||||
Rechts voor de raap of dringen in het centrum?
| |||||
Een twee-eiige tweelingOpen VLD lijkt tegenwoordig op de een of andere manier last te hebben van het populistische rechts-liberalisme van LDDGa naar eindnoot1 en de VVD vooral van dat van de PVV van Geert Wilders. LDD en PVV maken de ‘grote’ klassieke liberale partij nerveus. Beide partijen kennen eenzelfde ontstaansgeschiedenis, maar zijn verre van identiek. Ook hun ideologische voorouders, Open VLD en VVD, verschillen van elkaar. | |||||
[pagina 83]
| |||||
carl devos De Vlaamse (Belgische) liberalen hebben in het verleden betere electorale scores behaald dan de VVD. Uit een vergelijking van de verkiezingsresultaten sinds 1946 blijkt dat de liberale partij in Vlaanderen al vanaf het begin tot de topdrie behoorde, terwijl de VVD na de Tweede Wereldoorlog slechts de zesde partij van Nederland was. Pas sinds 1959 is de VVD de derde partij van Nederland na de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid (PvdA) en het Christendemocratisch Appèl (CDA). In 2007 moest ze opnieuw plaats ruimen in de topdrie voor de links-populistische Socialistische Partij (SP). De VVD was sinds de Tweede Wereldoolrog maar één keer groter dan de sociaaldemocraten (in 2002), maar nooit de grootste partij van Nederland. De electorale score van de Vlaamse liberalen is opvallend beter. Vooral sinds de jaren negentig kent de partij een gestage vooruitgang en sinds 1995 is (Open) VLD altijd groter dan de sociaaldemocraten. In 1999 en 2003 was de partij zelfs de grootste van Vlaanderen waarmee ze haar ambities kracht bijzette om de volkspartij van Vlaanderen te worden. Ondanks het feit dat de Vlaamse liberalen meer kiezers wisten te verleiden dan de Nederlandse, konden ze hun electorale score een stuk minder vertalen in ministerportefeuilles. De Nederlandse liberalen maakten sinds 1946 ongeveer veertig jaar deel uit van het kabinet, de Belgische regering telde slechts iets meer dan zesentwintig jaar blauwe ministers onder haar leden. Naast electorale verschillen valt ook de uiteenlopende ideologische koers op. Uit verschillend internationaal onderzoek van partijprogramma's blijkt dat de VVD steevast rechtser is dan de Vlaamse liberalen. Dat heeft vooral te maken met een strakker sociaaleconomisch beleid, een volgzamere houding ten opzichte van | |||||
[pagina 84]
| |||||
het Amerikaanse buitenlands beleid en een conservatievere houding in het asielen migratiedebat. Ook Dedecker, Wilders en Verdonk verschillen in menig opzicht grondig van elkaar. Het is verleidelijk maar nogal kort door de bocht om ze zomaar in dezelfde categorie te duwen. Om maar enkele verschillen te noemen: bij LDD staat de discussie over de multiculturele samenleving en de breuklijn tussen allochtonen en autochtonen niet zo centraal als bij de PVV. Bij TON is er geen sprake van een uitgewerkt partijprogramma; het programma van de PVV is minder breed dan dat van LDD, die via de denktank Cassandra de intellectuele flank afdekt. In tegenstelling tot LDD wil PVV een strikt en hard verbodsbeleid voeren, LDD beroept zich explicieter op liberale vrijheden, bijvoorbeeld in de discussie over de islam en Koran. In Nederland worden de PVV en TON vooral gezien als de populistische erfgenamen van Pim Fortuyn, eerder dan als afsplitsingen van de VVD. Beide partijen profileren zich ook als zodanig. Ze besteden vooral aandacht aan hun rol als doorgeefluik van de wensen en het ongenoegen van de kiezers. Hun ideologisch en programmatisch profiel is zwak uitgewerkt. In Vlaanderen wordt LDD niet in eerste instantie bekeken als een erfgenaam van het Vlaams Belang, hoewel LDD deze partij veel kiezers kost. Maar LDD haalt overal stemmen weg. Zeggen de peilingen. Daarmee samenhangend kan verondersteld worden - wetenschappelijk onderzoek ter zake ontbreekt - dat heel wat potentiële LDD-kiezers niet in eerste instantie voor die partij opteren omwille van de meer radicale - ‘liberalere’, aldus LDD - sociaaleconomische voorstellen. Dedecker zuigt, volgens een recente peiling van De Standaard/VRT, meer stemmen weg bij sp.a dan bij Open VLD. Wellicht vallen meer kiezers voor LDD omwille van de rebelse anti-systeemretoriek van voorzitter Dedecker dan om de liberale programmapunten. Vooral de grote onvrede met het hedendaagse politieke bestel jaagt kiezers weg van het traditionele centrum richting LDD. Ook omdat de mogelijkheid van Vlaams Belang om die kiezers op te vangen sterk verzwakt is. LDD kan beweren dat zij, bijvoorbeeld met de vlaktaks, een belastingvorm waarbij de hele bevolking, ongeacht arm of rijk, hetzelfde percentage van zijn inkomsten aan belastingen betaalt, een meer uitgesproken liberale sociaaleconomische koers vaart. Het is maar zeer de vraag of dat voor het gros van de potentiële kiezers de reden is voor hun partijvoorkeur. Open VLD wordt dan wel uitgedaagd door een partij die naar eigen zeggen duidelijker liberaal is; toch is onzeker of Open VLD omwille van die ideologische posities aan LDD verliest dan wel dat regeringspartij Open VLD in deze simpelweg overkomt waar alle traditionele partijen onder lijden: het populisme tast hun basis aan. Ondanks de verschillen tussen de VVD en Open VLD, ondanks de verschillen tussen de PVV en LDD doet zich blijkbaar een gelijkaardig fenomeen voor. De ‘centrumliberalen’ bloeden op de rechterflank. | |||||
[pagina 85]
| |||||
De uitdagers verschillen onderling danig van elkaar, ze delen onmiskenbaar enkele kenmerken: ze worden rechts van de liberale partij gesitueerd, het zijn allen ex-prominenten van die partij en ze worden daarom in de eerste plaats als een bedreiging voor de centrumliberale partij gezien. Alle drie bedienen ze zich van een vrij populistisch discours. Bovendien motiveren ze hun politieke project met het argument dat de liberale partij verdwaald is en niet langer voor het ware liberalisme staat. Zo is dat letterlijk te lezen in het interessante dubbelinterview met Wilders en Dedecker in De Standaard van 28 juni 2008. ‘In mijn geval ging de liberale partij steeds meer de sociaal-liberale of linkse richting uit’, aldus Wilders. ‘Wij noemen dat links-liberaal, en dat is een contradictio in terminis. Ik ben in een liberale partij gestapt die liberaal compleet verwaterde toen ze aan de macht was. En dan krijg je botsingen, want ik beschouw mezelf als liberaal in hart en nieren. De liberale partij raakte in de regering geknecht en ging steeds meer opschuiven naar het socialisme.’ Samengevat: de liberale partij is te links geworden. De veelzeggende kop boven het gesprek luidde: ‘Het systeem is verrot. Dat is onze reden van bestaan’. Daarmee illustreren Wilders en Dedecker dat blijkbaar niet zozeer liberale core business-kwesties, maar vooral een anti-systeem- of anti-establishmentprogramma hun partij schraagt. | |||||
SpagaatDe ‘traditionele’ liberale partijen lijken, zowel in Vlaanderen als in Nederland, in een spagaat te zitten tussen het centrum en de rechterzijde van het politieke spectrum. Geregeld wordt binnen de partijen de discussie gevoerd over de te volgen ideologische koers. Grosso modo komt de discussie neer op de vraag of het partijprogramma naar links of naar rechts moet opschuiven. De laatste jaren lijkt het antwoord op deze vraag vanuit strategisch en electoraal standpunt een stuk moeilijker te zijn. Er bestaat een theorie die ervan uitgaat dat partijen de ideologische posities innemen waarmee ze een maximaal aantal kiezers kunnen aantrekken en dat de meeste kiezers te vinden zijn in het centrum van het ideologische spectrum. Voor liberale partijen - die op een algemene links-rechtsas traditioneel rechts staan - was de keuze vrij eenvoudig. Opschuiven naar links betekende lange tijd niets anders dan stemmenwinst. Zolang ze de meest rechtse partij bleven, konden ze enkel winst boeken door naar het centrum op te schuiven. Aan deze comfortabele positie kwam een einde met de intrede van concurrentie op de rechterflank. De ‘oude’ liberale partijen komen nu voor een moeilijke keuze te staan, waarbij zowel opschuiven naar links als naar rechts stemmenverlies kan betekenen. Ze moeten kiezen in een markt waarin het onduidelijk is welke keuze het meeste stemmen zal opleveren. Is het zo dat deze partijen aan hun rechterzijde een gat hebben gelaten waarin een populistische ex-Open VLD'er en ex-VVD'er blijkbaar met relatief veel gemak een | |||||
[pagina 86]
| |||||
Guy Verhofstadt onthult de naam van de vernieuwde liberale partij in Vlaanderen, 1992, Foto Liberaal Archief, Gent
nieuwe, beloftevolle partij konden opbouwen? Zijn de Vlaamse en Nederlandse liberalen in het verleden van de rechterkant naar het centrum opgeschoven? We proberen deze vragen te beantwoorden in verband met de Vlaamse liberalen en betrekken er, indien relevant, de VVD als referentiepunt bij. | |||||
‘Progressief’Op sociaal-cultureel vlakGa naar eindnoot2 is de liberale partij in Vlaanderen altijd vrij progressief geweest. Op het stichtingscongres van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV, 5-7 mei 1972), dat ook een ‘doctrinair’ congres was, werden maatschappelijke taboes doorbroken en vooruitstrevende standpunten ingenomen. Zo pleitten de liberalen er voor een regelgeving in verband met euthanasie, een legalisering van softdrugs, een wettelijke regeling voor homofiele relaties en het legaliseren van abortus. Behalve de abortuswet die in 1990 met een alternatieve parlementaire meerderheid werd goedgekeurd, was het voor veel van die andere zaken wachten tot de eerste regering onder leiding van de liberale premier Guy Verhofstadt (1999-2003). Toen, en in de loop der jaren, botsten de Vlaamse liberalen vaak op tegenstand van de Waalse liberalen, die op ethisch vlak ook verandering wilden, maar toch geregeld op de rem gingen staan omdat de Vlaamse voorstellen voor hen ‘iets te ver’ gingen. | |||||
[pagina 87]
| |||||
Deze sociaal-cultureel linkse positie is vergelijkbaar met die van VVD in Nederland; ook de VVD is een verdediger van de persoonlijke vrijheid in ethische dossiers. Enkel met betrekking tot de migratie liep de koers na verloop van tijd uiteen. Begin jaren negentig trokken zowel de Vlaamse als de Nederlandse liberalen aan de alarmbel in dit dossier. Frits Bolkestein maakte van het migrantenthema een succesnummer voor zijn partij en ook Guy Verhofstadt had wellicht plannen in die richting toen hij in zijn tweede ‘Burgermanifest’ uitgebreid inging op dit vraagstuk. Verhofstadt vroeg zich openlijk af of ‘de islam wel in overeenstemming te brengen is met de liberale democratie en de vrijheid, de verdraagzaamheid, de verscheidenheid en het tegensprekelijk debat zonder dewelke geen open samenleving mogelijk is.’ In Vlaanderen verlieten de liberalen dit thema echter snel. Wellicht omdat het tot de core business van het Vlaams Blok/Belang behoorde en de liberalen nooit geloofwaardiger konden zijn op dit vlak. In zo'n geval was het electoraal interessanter om het thema niet te veel onder de aandacht te brengen. | |||||
[pagina 88]
| |||||
Ex-VLD'er Jean-Marie Dedecker (midden) op het verkiezingscongres van zijn nieuwe eigen partij Lijst Dedecker, 2006, Foto Wim Daneels
| |||||
VolkspartijDaarmee was de rechtervleugel echter niet verdwenen. Er bleef binnen de Vlaamse liberalen een kleine, intensieve strekking van eerder libertair geïnspireerden - sinds 1993 verenigd in de rechts-liberale groep Nova Civitas - die staan voor ultraneoliberale recepten op sociaal-economisch vlak en een conservatieve houding op sociaal-cultureel gebied. Deze denktank vertegenwoordigt de rechtse factie binnen Open VLD en is te vergelijken met de Edmund Burke Stichting die sinds 2000 eenzelfde rol vervult binnen de Nederlandse liberale beweging.Ga naar eindnoot3 Liberales vertegenwoordigt dan weer het sociaal-liberalisme binnen de Vlaamse liberalen. Deze onafhankelijke denktank ‘zet zich af tegen het bekrompen conservatisme op sociaal-economisch, ecologisch en ethisch vlak van de verzuilde partijen en structuren.’ Met Nova Civitas en Liberales was de strijd tussen linkse en rechtse partijfacties dus voor een stuk geïnstitutionaliseerd. De interne tweespalt was onder meer te wijten aan de droom van zowel de Vlaamse als de Nederlandse liberalen om een brede volkspartij uit te bouwen waarin zowel linkse als rechtse krachten thuishoorden. Toen de PVV zich in 1992 omvormde tot VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) kwam de vernieuwde liberale partij in de buurt van een omschrijving die Jean-Marie Dedecker wel eens in de mond nam: ‘het | |||||
[pagina 89]
| |||||
hart links, de portefeuille rechts’. De omvorming van de PVV naar de VLD kan immers niet zomaar als een verruiming naar links gezien worden. Ook spelers uit de rechterhelft van het politieke spectrum, zoals ex-Volksunie'er Hugo Coveliers, traden tot de partij toe. Er deden toen zelfs geruchten de ronde over gesprekken met Gerolf Annemans van wat toen nog het Vlaams Blok heette en ook de liberale bijbel die aan deze verruiming voorafging, de Burgermanifesten, werd algemeen gezien als een relatief radicaal ‘rechtse’ analyse van de toenmalige maatschappelijke problemen. De komst van ex-SP'er Pierre Chevalier gaf de VLD een argument tegen het stigma van een verrechtsing. Temeer omdat Chevalier een zichtbare rol mocht spelen in de discussie over de sociale zekerheid binnen de liberale partij. De gedachte van een brede volkspartij kreeg een nieuwe impuls onder voorzitter Karel De Gucht. Hij had de ambitie om groter te worden dan de christendemocratische CVP, zeker toen die partij na de dioxineverkiezingen van 1999 tegen de grond lag. De VLD moest als grootste Vlaamse partij de centrumrol van de CVP, intussen CD&V, overnemen. Daartoe diende ook de samensmelting met de Nieuwe ChristenDemocratie (NCD), een beweging die zich onder leiding van Johan Van Hecke afgesplitst had van de traditionele christendemocratische partij. In hun gezamenlijke boek - Het einde der pilaren (2001) - reflecteerden De Gucht en Van Hecke over de partijen van | |||||
[pagina 90]
| |||||
Geert Wilders in de Tweede Kamer, Den Haag, maart 2008. Foto Frank van Rossum
de toekomst en het einde van oude breuklijnen. In De Standaard van 3 november 2001 liet De Gucht optekenen: ‘De brede volkspartij van de volgende generatie is de liberale partij, want op dit ogenblik is Vlaanderen fundamenteel liberaal. Niet alleen liberaal in de betekenis van de vrijemarkteconomie, maar ook in de mentaliteit. [...] Sociaal, ethisch en economisch zijn wij eigenlijk een vrij, liberaal land, in de betekenis dat we vinden dat we geen al te betuttelende overheid nodig hebben. Dat is de simpele reden waarom de VLD niet anders kan dan tot de nieuwe volkspartij uit te groeien: zij belichaamt het best hoe het gros van Vlaanderen denkt.’ De partijtop wou de verruiming symmetrisch uitbouwen. Als tegenwicht voor de komst van de NCD'ers werd een nieuwe denktank opgericht, onder de werknaam Pro-Lib (Progressief Liberaal), wat later Liberales werd. De komst van de ex-Volksunie'ers Sven Gatz, Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne en Annemie Van de Casteele was toen nog niet zeker, waardoor de vrees bestond dat de oude Nova Civitaskern en de misnoegde rechterflank met de komst van de NCD de overmacht zou behalen. Met de uiteindelijke overstap begin 2002 van de genoemde ex-Volksunie'ers, was het beeld van een centrumpartij rond, maar werd tegelijk de interne verdeeldheid tussen de linker- en de rechterzijde scherper. Nieuwkomers Sven Gatz en Patrick Vankrunkelsven - die in 2003 Het Blauwe boekje. Tweespraak over links-liberalisme | |||||
[pagina 91]
| |||||
Mark Rutte (staand) en Rita Verdonk (rechts van hem, zittend), in de Tweede Kamer, Den Haag, juni 2007, Foto Frank van Rossum
publiceerden - ijverden binnen de VLD voor de erkenning van het links-liberalisme als volwaardige liberale stroming. In de inleiding van hun boek had voorzitter Karel De Gucht het over ‘vernieuwende ideeën’ en over ‘debat’ dat ‘de VLD alleen maar kan laten groeien’. De Gucht was blij met hun komst, die de versplintering van het liberalisme zou tegengaan. De rechtervleugel was kritischer over de inlijving van de links-liberalen en zag bovendien nog een andere bedreiging voor het duidelijke liberale profiel: de deelname aan de paarse regeringen. | |||||
Paarse splijtzwamDe compromissen die zowel VLD als VVD in de paarse regeringen moesten sluiten, zorgden voor heel wat interne kritiek. De coalitie met de sociaaldemocraten was voor de rechterzijde minder natuurlijk dan voor de partijtop en bleek uiteindelijk een katalysator voor de uitval op rechts. In de jaren negentig kwam de sociaaleconomisch rechtsere koers van de VLD nog duidelijk tot uiting in de discussie met de toenmalige SP. De felle debatten tussen VLD'ers, zoals Rik Daems, en socialisten, zoals Frank Vandenbroucke, over sociale zekerheid en begroting illustreren de toen scherpere sociaaleconomische links-rechtstegenstelling. In de harde kiescampagne voor de parlementsverkiezingen van 1995 | |||||
[pagina 92]
| |||||
lanceerde de VLD scherpe kritiek op de sociale zekerheid. De SP reageerde met de leuze ‘uw sociale zekerheid’ onder de imposante kop van Louis Tobback. De VLD verloor de verkiezingen en zou nadien dat sociaaleconomische profiel wat verzachten. Vier jaar later vonden socialisten en liberalen elkaar in ‘de actieve welvaartsstaat’ van de paarsgroene regering Verhofstadt I. In Nederland vonden de sociaaleconomische antipoden elkaar ook, maar al vijf jaar vroeger. Het paarse kabinet was ook daar o.a. mogelijk gemaakt door de linksere koers die de VVD in de jaren 1980 was gaan varen. De VVD wou meer zijn dan een antisocialistische partij en het partijprogramma van 1989 ademde dan ook een progressieve liberale geest met een stijging van de uitkeringen, aandacht voor het milieu en een slechts beperkte stijging van het defensiebudget. Met het succes van Fortuyn die zich afzette tegen ‘de puinhopen van paars’, groeide ook binnen de VVD de onvrede over het te ‘softe’ sociaalliberalisme. Kortom, tijdens de paarse kabinetten in Nederland en België werd het bedje gespreid voor de dissidentie op de rechterflank. Tijdens Verhofstadt I moesten de Vlaamse liberalen heel wat water bij hun sociaaleconomische wijn doen. Een deel van de partij aanvaardde dat compromis, ook omdat op ethisch vlak een stuk van de lang verhoopte agenda kon worden uitgevoerd. Een ander deel van de partij had daar veel moeilijkheden mee. Bij de klassieke liberale achterban (ondernemers, zelfstandigen, vrije beroepen...) was er ongenoegen over het uitblijven van liberale economische accenten en de compromissen met de etatistische Waalse socialisten en groenen. Veel van die kiezers waren te liberaal voor het extreemrechtse Vlaams Belang, maar wellicht is voor hen LDD wel een acceptabel alternatief. Een teken aan de wand was de score van Jean-Marie Dedecker in de interne voorzittersverkiezingen van 2004. Bart Somers haalde het toen met 50,46%, maar groter nieuws was de populariteit van Dedecker: 38,32%. Dedecker kreeg zoveel steun, niet omdat hij met andere beleidsvoorstellen naar voren kwam, maar eerder omdat hij katalysator was van het interne ongenoegen over de partijtop en -koers. Hij pleitte ook voor een referendum onder de VLD-leden over het cordon sanitaire, de afspraak van de Vlaamse partijen om niet in bestuurscoalities te stappen met het Vlaams Belang, en voor de stopzetting van de interne tuchtprocedure tegen Hugo Coveliers. Dedecker ging voor een ‘rechts voor de raap’-koers, naar de titel van zijn succesboek uit 2006. Dat betekende een hardere taal over de multiculturele samenleving, over de publieke welvaartsvoorzieningen en over de politieke tegenstrevers. | |||||
De middenkoers getrouwSamen met anderen probeerde Dedecker de interne partijkoers bij te sturen. Wilders speelde dezelfde rol in de VVD. Met zijn fractiegenoot Gert-Jan Oplaat lanceerde hij het tienpuntenplan Recht(s) op je doel af, waarin hij lijnrecht inging tegen de middenkoers | |||||
[pagina 93]
| |||||
van de partijtop. In beide gevallen kon dit verzet tegen een te linkse partijkoers bij de basis op heel wat steun rekenen, maar wanneer puntje bij paaltje kwam, bleef het gros van die basis de partijtop en zijn koers trouw. Uit vrees voor de chaos verschafte de basis de partijtop de legitimiteit om afstand te doen van een rechtsere koers. Dat bleek o.a. uit de beslissing van de VVD-leden in 2006 om niet de rechtse en immens populaire Verdonk tot lijsttrekker te bombarderen, maar wel de kandidaat van het partijestablishment, Mark Rutte. Verdonk werd immers beschouwd als een brokkenpiloot die een nadelig effect zou hebben op de partij. Ook de VLD kende een momentum waarop de basis de partijkoers in rechtse richting kon bijstellen maar dat niet deed, uit vrees voor ordeloosheid. Op een emotioneel partijcongres over het migrantenstemrecht in februari 2004 bevestigde de partijbasis de koers van de top door de liberale ministers in het paarse regeringszadel te houden.Ga naar eindnoot4 De vrees voor een partijcrisis bleek te groot en erevoorzitter Willy De Clercq overtuigde de partijleden met een dreigende chaos als argument: ‘Als u deze resolutie stemt, stemt u het bestuur van deze partij weg. Dan betekent dit een diepe crisis, misschien wel een van de diepste crisissen die deze partij heeft meegemaakt, op enkele weken van de verkiezingen.’ | |||||
Afgesleten profielHet beeld van een door de Franstalige socialisten gedomineerde VLD leefde sterker dan ooit bij de misnoegden, die steeds talrijker werden. Na het debacle over het migrantenstemrecht, een thema dat de partij erg verdeelde, verdwenen enkele rechtse protagonisten, of werden ze, zoals NCD, onzichtbaar. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de situatie van vandaag. (Open) VLD is er niet in geslaagd om de centrumpartij van Vlaanderen te worden. De prijs voor deze mislukte operatie is een afgesleten profiel. De VLD is het intern nooit eens geraakt over de vraag of en hoe ze het electoraal en ideologisch gat tussen het centrum en het Vlaams Belang moest dichten. Voor de heersende partijtop was die vraag ook niet al te veel discussie waard, dé brede volkspartij zou alle gaten dichten. Maar in de rechtse (onder)buik van de partij is dat gesmoord debat blijven smeulen. Op het braakliggende terrein van toen groeit nu LDD, die daar na een aantal mislukte pogingen van anderen momenteel zijn succes oogst. De Vlaamse liberalen zijn sinds hun vernieuwingsoperatie in 1992 steeds meer naar het centrum opgeschoven. Dat leert ook het aan de Universiteit Gent lopende onderzoek over de programmatische evolutie van sp(.a) en (Open) VLD op de sociaaleconomische breuklijn, de core business van beide partijen. Daaruit blijkt dat de Vlaamse liberalen op de onderwerpen waar ze zich van de linkse en centrumpartijen kunnen onderscheiden, niet langer een duidelijk verschil maken. Er treedt inderdaad ideologische convergentie op tussen beide partijen. Opvallend daarbij is dat die vooral | |||||
[pagina 94]
| |||||
aangestuurd wordt door de liberale partij die linkser wordt. sp(.a) blijft de hele periode vrij stabiel links hangen, terwijl vooral (Open) VLD naar het centrum opschuift. Dat ‘afglijden’ naar het centrum is een combinatie van verschillende factoren die elkaar wederzijds versterkten. Er is de druk van de regeringsdeelname in ongewone coalities, of misschien correcter, de druk van de mandatarissen in die regering, met voorop de partijtop. Er is de bewuste, electoraal-strategische operatie om een brede centrumpartij te worden, met verbredingsoperaties in alle richtingen. Daarbij leek de liberale overtuiging van de nieuwkomers niet altijd de grootste zorg. Open VLD probeert met campagnes rond de ‘werkende Vlaming’ en met het benadrukken van noodzakelijke sociaaleconomische keuzes weer aansluiting te vinden bij de roots, maar dat lukt voorlopig niet overtuigend. Open VLD zit in het defensief, niet enkel omdat er rond enkele kopstukken een schandaallucht hangtGa naar eindnoot5, maar ook omdat de Vlaamse liberalen voorlopig niet de indruk geven binnen de regering Van Rompuy I het verschil te kunnen maken, evenmin als dat het geval was in de regering Leterme I. Hun beste verdediging luidt dat ze erger kunnen voorkomen. De partij vindt moeilijk een duidelijke koers in verband met de communautaire problemen in België, maar ook op sociaaleconomisch gebied kan ze door de aanhoudende politieke crisissfeer en door de financiële crisis haar meerwaarde niet bewijzen, al bevat het economische herstelplan van de Belgische federale regering een aantal belastingverminderingen die de liberalen op hun rekening schrijven. Open VLD is de langst regerende Vlaamse partij van het moment. De partij lijkt niet meteen een nieuwe lijn te kunnen vinden. Ze schoof een flink stuk naar het centrum, waar een van de N-VA verloste CD&V weer helemaal zichzelf kan zijn. Het is daar dringen in het midden van het bed. Maar rechts is het gat al gevuld, met LDD. Het traditionele liberalisme beleeft moeilijke tijden. | |||||
Literatuur
|
|