| |
| |
| |
Van De Brakke Grond tot deBuren
De lange weg van Amsterdam tot Brussel
Amsterdam was in de jaren zestig en zeventig een bruisende stad met een grote culturele aantrekkingskracht. Het mag dan ook niet verwonderen dat de toenmalige Vlaamse culturele elite droomde van een eigen cultureel centrum in de Nederlandse hoofdstad. In het midden van de jaren zeventig maakten politici in Nederland en België de afspraak om in elk van beide landen een cultureel centrum op te richten. Het voorstel vond lange tijd alleen weerklank aan Vlaamse kant. Dat had alles te maken met de achterliggende gedachte van culturele integratie: een streven naar culturele eenheid en het verlangen bij sommige Vlamingen dichter aan te leunen bij Nederland en zo de eigen cultuur te versterken. Vlaanderen maakte dus vrij snel werk van een centrum in het buurland. In 1981 opende De Brakke Grond zijn deuren. Onder luid protest weliswaar, dat vooral te wijten was aan de toenmalige economische crisis. De hevigste reactie kwam er van het gemeenschappelijke vakbondsfront van culturele werkers. Dat reageerde tegen de voor hen onaanvaardbare bedragen die in een prestigeproject in het buitenland werden geïnvesteerd, terwijl het culturele werk in Vlaanderen zelf zich in een serieuze crisis bevond. De problemen en protestacties waren in de eerste jaren eerder regel dan uitzondering. Ze overstemden de werking en de doelstellingen van het centrum, namelijk het bevorderen van de Vlaams-Nederlandse culturele integratie en het in Nederland bekendmaken van het culturele en artistieke leven in Vlaanderen. Intussen liet een Nederlandse tegenhanger in Vlaanderen op zich wachten. Door gebrek aan geld en vooral door de angst van de Nederlandse regering om in een Belgisch communautair wespennest terecht te komen, werd dat plan steeds weer op de lange baan geschoven.
| |
| |
eline van assche
werd geboren te Gent in 1986. Studeerde geschiedenis aan de K.U. Leuven. Studeerde af met een scriptie over de evolutie van De Brakke Grond en deBuren.
Adres: Lindestraat 1b. B-9700 Oudenaarde
| |
Van integratie naar samenwerking
Geleidelijk aan groeide in Vlaanderen het besef dat het maar een beperkte groep Vlamingen was die streefde naar volledige culturele integratie met Nederland, en dat de Nederlandse politici noch het Nederlandse volk hiervan gediend waren. Door de veranderingen in de Belgische politieke situatie werd ook de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland grondig aangepast. Vlaanderen kreeg meer autonomie binnen België en groeide uit tot een zelfstandige partner. Waar het daarvoor hoopte om via culturele integratie zijn eigen cultuur op een hoger niveau te tillen, vond de samenwerking nu veel meer op een nuchtere basis plaats. Er ontstond een evenwichtiger relatie waarbij beide partners ervan overtuigd waren van elkaar te kunnen leren. De culturele band tussen Vlaanderen en Nederland werd verzakelijkt en de ideologische bevlogenheid vervangen door een pragmatische aanpak. Dit proces vond heel geleidelijk plaats en resulteerde in 1995 in een nieuw cultureel verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en Nederland. Daarin werd de intentie vastgelegd om op een breder domein samen te werken en gelijkaardige problemen samen aan te pakken. Concreet wou men via het verdrag mensen uit het veld samenbrengen en de samenwerking bevorderen waar die nog niet vlot verliep, maar waar toch de wil daartoe aanwezig was. Vanuit de commissie die werd samengesteld om toe te zien op de uitvoering van het nieuwe verdrag, werd een nieuwe poging ondernomen om een cultureel centrum in Brussel op te starten. Door de staatkundige ontwikkelingen in België en de veranderde opvattingen over de Vlaams-Nederlandse samenwerking, kwam de vraag naar zo'n centrum nu echter in een heel ander daglicht te staan. Na een advies
| |
| |
van een speciaal daartoe opgerichte werkgroep, kwam er een huis tot stand met andere opdrachten: men verlangde niet meer naar een tegenhanger van De Brakke Grond in Amsterdam. Vlaanderen en Nederland wilden in Brussel verdiepende gesprekken voeren over culturele en maatschappelijke onderwerpen en uitwisselingen organiseren met de Europese partners. Daarnaast zou er ook gewerkt worden aan de Vlaams-Nederlandse samenwerking. Het centrum moest ook de cultuur, de taal en de samenleving van beide organiserende landen presenteren aan Europa. Op 24 juni 2004 opende het huis, dat later de naam deBuren kreeg, zijn deuren, drieëntwintig jaar na De Brakke Grond.
In 2004 was de relatie tussen de twee betrokken partners echter helemaal anders dan in 1981. De veranderingen in de ideeën over samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland resulteerden in de eerste plaats in een groot verschil in de doelstellingen. Terwijl De Brakke Grond aanvankelijk de taak had, door het presenteren van kunsten de culturele integratie te bevorderen, moet deBuren voornamelijk het debat voeden en het nadenken stimuleren over allerlei culturele en maatschappelijke onderwerpen. Daarin ligt meteen ook een tweede verschil. De Brakke Grond was en is vandaag nog steeds een Vlaams centrum in Nederland, in de beginperiode zelfs volledig bestuurd door Vlamingen. deBuren daarentegen wordt bestuurd en gefinancierd door Vlaanderen én Nederland. De eerste directeur, Greetje van den Bergh, was een Nederlandse en haar opvolger, de huidige directeur Dorian van der Brempt, is een Vlaming. De oude integratiegedachte wordt dus eigenlijk beter gerealiseerd in deBuren dan dat ooit in de Brakke Grond is gebeurd. Bovendien is bij deBuren de Europese dimensie veel nadrukkelijker aanwezig. Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie, biedt op dat vlak ook meer mogelijkheden dan Amsterdam. Een debat over Europa heeft er een veel grotere voedingsbodem.
| |
De Brakke Grond, toch een beetje zoals deBuren
De Brakke Grond is sinds 1981 natuurlijk ook veranderd. Vooral sinds de jaren negentig kende het centrum een opmerkelijke evolutie. Onder Guido Vereecke, directeur van 1989 tot 2002, vond al een verbreding van de missie plaats. Naast het presenteren van Vlaamse kunsten, werd vanaf 1999 vooral de nadruk gelegd op de zogenaamde ‘spreidingsfunctie’. De voorstellingen en tentoonstellingen die in De Brakke Grond gehouden werden, zouden in de pers weerklank krijgen en er zo voor zorgen dat Vlaamse kunstenaars makkelijker op andere plaatsen in Nederland aan de slag konden. In 2004 trad Leen Laconte aan als directeur. Zij liet opnieuw een frisse wind door De Brakke Grond waaien. Laconte wilde van bij het begin het beleid verdiepen en verbreden en liet zich helemaal niet meer leiden door ideologische motieven. Na een uitgebreid onderzoek kwam men in De Brakke Grond tot de conclusie dat het
| |
| |
Het herenhuis op de hoek van de Leopoldstraat en de Prinsenstraat in Brussel waarin het Vlaams-Nederlands Huis deBuren is gehuisvest, Foto copyright deBuren
idee van ‘spreiding’ van de Vlaamse kunsten op zijn grenzen gestuit was. Andere instanties, zoals managementbureaus, hadden die opdracht volledig overgenomen; het huis was toe aan nieuwe, bijkomende taken. Het concept van het Vlaams cultureel centrum werd herzien. Het beleidsplan 2006-2009 maakt dan ook melding van twee nieuwe opdrachten, naast het presenteren en verspreiden van kunsten, die in sommige opzichten in de richting gaan van de opties die zijn genomen voor de activiteiten van deBuren. Eén daarvan is het stimuleren van de dialoog en de uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland op het vlak van kunst en cultuur. Dat gebeurt aan de ene kant door het organiseren van debatten met als doel ideeën, expertise en inzichten uit te wisselen tussen beide partners, en aan de andere kant door interactief en projectmatig te programmeren. Een voorbeeld van een project waarbij duidelijk gestreefd wordt naar interactie is Popgrond, dat al veel langer liep in De Brakke Grond, maar aan een evaluatie toe was. Het was niet meer voldoende om enkel Vlaamse groepjes te laten optreden. Vandaag de dag delen er Vlaamse bands het podium met Nederlandse groepen. De zaal vult zich tijdens de optredens met een publiek dat voornamelijk voor de Nederlandse bands komt, maar dat tegelijk ook kennismaakt met de Vlaamse muzikanten. Ook de artiesten zelf krijgen op die manier de kans contacten te leggen in het buurland. Zowel De Brakke Grond als de artiesten
| |
| |
De ‘Rode Zaal’ in het Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam, Foto De Brakke Grond
varen wel bij een dergelijke interactie. Deze doelstelling vindt men ook heel nadrukkelijk terug bij deBuren, dat een nog veel grotere debatcultuur heeft en ook vaak interactief te werk gaat. En een project als Popgrond sluit daarnaast ook nauw aan bij de tweede nieuwe opdracht: De Brakke Grond als werkplek voor samenwerkingsverbanden. Concreet wil men de bestaande samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland ondersteunen en nieuwe samenwerkingsvormen onderzoeken, uitlokken en presenteren. Daarbij legt men soms ook de link naar een Europees en mondiaal debat. Het is bijvoorbeeld niet voldoende om specialisten in de nieuwe media uit Vlaanderen en Nederland samen te brengen. Ontwikkelingen in die wereld spelen zich vaak in het buitenland af, contact met deze buitenlandse specialisten kan dus van groot belang zijn. Vandaag wordt in De Brakke Grond dus wel wat meer gedaan dan enkel het naar Nederland halen van Vlaamse kunst en voorstellingen, deze tonen en weer naar huis sturen. De Brakke Grond is, parallel aan de ontwikkeling in de opvattingen over de hele Vlaams-Nederlandse samenwerking, geëvolueerd naar een pragmatisch ingesteld huis en het lijkt in die zin soms op het nieuwe centrum deBuren.
Men kan zich dan ook moeilijk voorstellen dat beide huizen niet zouden samenwerken. En dat gebeurt in de praktijk ook. De samenwerking wordt in de hand gewerkt door de beperkte budgetten en door de overvloed aan organisaties die zich bezighouden
| |
| |
met de Vlaams-Nederlandse samenwerking. De directeuren van De Brakke Grond en deBuren komen dan ook geregeld samen om te overleggen en samen te werken aan concrete projecten. Dat kunnen debatten zijn die eerst in Brussel plaatsvinden en daarna in licht gewijzigde vorm in Amsterdam worden overgedaan, maar veel meer gaat het om de gezamenlijke zorg voor Vlaams-Nederlandse samenwerkingsverbanden. Een voorbeeld daarvan is het project Grensverkenningen, dat vanaf 2007 plaatsvindt in beide instituten. De bouwmeesters, die de Vlaamse en Nederlandse regering adviseren op het gebied van architectuur, worden samengebracht om de verschillen en gemeenschappelijke kenmerken in hun beleid te verkennen en zo van elkaar te leren. Samenwerking heeft op die manier een heel duidelijk nut. Maar ook nu blijft die cooperatie sterk afhankelijk van de ideeën en de goodwill van twee personen. Wanneer er in de toekomst twee directeuren komen met totaal afwijkende ideeën dan kan de samenwerking daar zeker onder lijden. En hoewel de huidige directeuren klaarblijkelijk wel min of meer op dezelfde lijn zitten, gebeurt er toch veel minder dan men zou willen en aanvankelijk van plan was.
| |
Ook vandaag nog twee verschillende huizen
Samenwerken wordt immers concreet bemoeilijkt door een aantal factoren. Beide huizen vragen elk hun eigen specifieke aanpak. Ze hebben een aantal punten gemeenschappelijk en ze streven samen een aantal doelen na, maar in essentie zijn het nog steeds twee onderscheiden instituten. Dat komt in de eerste plaats door de specificiteit van de stad waarin ze zijn gevestigd. De mogelijkheden om een internationaal publiek aan te trekken, zijn veel groter in Brussel dan in Amsterdam en de activiteiten die in deBuren worden georganiseerd zijn dus niet altijd geschikt voor De Brakke Grond. Het aantal debatten wordt in het Vlaams cultureel centrum in Amsterdam sowieso beperkt omwille van een tweede reden. Amsterdam kent zonder De Brakke Grond al een heel aantal organisaties met een grote debatcultuur. Daarmee in concurrentie treden, is voor het Vlaams cultureel centrum onmogelijk en ook niet nodig. De Brakke Grond blijft op de eerste plaats, ondanks de ontwikkelingen en nieuwe doelstellingen, dus nog altijd een huis waarin kunsten gepresenteerd worden. Het gebouw beschikt over een aantal zalen die daarvoor zeer geschikt zijn. De infrastructuur alleen al vraagt om een andere programmering dan die van deBuren. Wil men in Amsterdam een huis dat reflecteert, debatteert en overlegt, dan kan men zich afvragen of men niet beter op zoek gaat naar een andere plek of verder gaat zonder huis. Jarenlang vroegen journalisten en critici zich ook hardop af of een dergelijk instituut de juiste manier was om de samenwerking te bevorderen. Kon het budget niet beter worden besteed aan verschillende projecten verspreid over het hele land? De huidige directeuren hebben begrip voor deze kritiek, maar zien ook de voordelen
| |
| |
Deze bij wet beschermde vijgenboom, die groeide op de hoek van de Leopoldstraat en de Wolvengracht in Brussel, was er de oorzaak van dat het Vlaams-Nederlands Huis deBuren lange tijd geen vergunning kreeg voor de verbouwingswerken die het wilde uitvoeren. Uiteindelijk stemde het Brussels Gewest in met de verplaatsing van de vijgenboom naar de binnenplaats van Hotel The Dominican aan de overkant van de straat. Sinds midden februari 2009 is het Vlaams-Nederlands Huis deBuren gesloten voor verbouwingswerken. De programmering van deBuren blijft echter plaatsvinden in verschillende cultuurhuizen in en buiten Brussel. De medewerkers van deBuren houden tot het einde van de werken (geschat op eind 2010) kantoor aan het Muntplein. Het officiele en het postadres blijven geldig, Foto copyright deBuren
van een eigen gebouw. Het is immers makkelijker een vast publiek aan te trekken wanneer dat blindelings weet waar het heen kan voor een debat, lezing of een andere activiteit. Daarbij is een eigen gebouw een manier om zijn zelfstandigheid te bewaren. Zo hoeft men geen rekening te houden met de wensen van de partners waar men bij een nomadenbestaan hoe dan ook afhankelijk van zal worden.
Dat deBuren geen presentatiehuis is, wil echter niet zeggen dat het nooit iets presenteert. Een paar keer per jaar staat ook daar een tentoonstelling op het programma. En de toekomst zal moeten uitwijzen hoe een en ander evolueert wanneer de geplande verbouwingen bij deBuren, die aan de gang zijn sinds februari 2009, zijn afgerond. Op het vlak van de organisatie is er nog steeds een ander groot verschil: deBuren is een Vlaams-Nederlands centrum, gesubsidieerd door twee overheden. Het Brusselse centrum moet dus veel meer rekening houden met het Vlaams-Nederlands aspect, ook al ziet de directeur dat niet als een belemmering voor de activiteiten van het centrum. De Brakke Grond blijft een Vlaams centrum in het buitenland, hoewel men er ondertussen een gemengde ploeg heeft en men een effect beoogt voor zowel Vlaanderen als Nederland.
Ook op inhoudelijk vlak bestaat nog steeds een verschil tussen beide huizen. Waar deBuren debat en reflectie brengt over allerlei culturele, cultuurpolitieke en zelfs
| |
| |
politieke onderwerpen, is bij De Brakke Grond de kern nog steeds het artistieke. Kunst blijft er de aanleiding voor de activiteiten. En niet zomaar alle artistieke producten komen in aanmerking, het moet steeds gaan over kenmerkende ontwikkelingen, over kunst die zich aan het onderscheiden is.
Hoewel deBuren en De Brakke Grond dus wel wat doelstellingen gemeenschappelijk hebben, blijven er grote verschillen. Bij de oprichting waren ze al niet elkaars tegenhanger en dat zijn ze de dag van vandaag nog steeds niet. De achtergrond en enkele doelstellingen zijn verschillend. Toch is het interessant beide instituten samen te beschouwen. Ze ontstonden niet alleen uit dezelfde geschiedenis; ook is De Brakke Grond de laatste jaren zodanig geëvolueerd dat er overeenkomsten zijn en samenwerkingsverbanden mogelijk worden. En vooral gaat het om twee instituten die de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland intenser en beter proberen te maken. De kritiek die er jaren geweest is, dat De Brakke Grond geldverspilling was, is vandaag zo goed als verdwenen en is er bij deBuren eigenlijk nauwelijks openlijk geweest. Beide huizen hebben hun weg gevonden.
| |
Literatuur
Annick Schramme, Vlaanderen en zijn grote buitenland. Een opbouw van het internationaal cultureel beleid van Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1999 |
Iris Steen, Romantiek en realisme De Belgisch-Nederlandse culturele betrekkingen tussen 1945 en 1980, ongepubliceerd proefschrift, Leuven, 1999. |
Eline Van Assche, De lange weg van Amsterdam tot Brussel. De plaats van De Brakke Grond en deBuren in de Vlaams-Nederlandse samenwerking, masterproef geschiedenis, K.U. Leuven, 2007-2008. |
Gesprekken met Dorian van der Brempt, Brussel, 21 april 2008, Leen Laconte, Brussel, 21 april 2008, Frits Niessen, Raamsdonksveer, 8 maart 2008 en Hugo Weckx, Brussel, 11 maart 2008. |
| |
| |
Alse die vogel vroelichen
den sumer singende enpfân,
und der walt ist loubes rîche
und die bluomen schône stân,
sô ist der winter gar vergân.
Mîn reht ist, das ich wiche
dar mîn herze staetecliche
von minnen je was untertân.
(Middelhoogduitse versie)
Alse die vogele blidelike
singende den somer entfaen
ende der walt es louves rike
ende die bluomen scone staen,
so es der winter al vergaen.
Min recht es dat ic dare wike
van minnen ie was onderdan.
(Maaslandse reconstructie door Jef Notermans)
zingend de zomer onthalen,
en het bos rijk aan lover is
en de bloemen staan te pralen,
dan is de winter geheel voorbij.
Dan past het mij om daar te gaan
waar mijn hart standvastig
de liefde steeds was toegedaan.
Hendrik van Veldeken
Lied XXIII
|
|