Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||
Onder het asfalt woekert het strand
| |||||||
[pagina 103]
| |||||||
david stroband Begin jaren '70 werd Le Roy een strook van anderhalve hectare (1 kilometer lang en 18 meter breed) grond in de middenberm van de Kennedylaan in Heerenveen ter beschikking gesteld. Le Roy gaf al jarenlang tekenen op een middelbare school in Heerenveen, speelde een vrij prominente rol in het plaatselijke culturele leven en beschouwde zijn eigen tuin in Oranjewoud als een laboratorium waar natuurlijke processen ongelimiteerd hun gang konden gaan. Hij was er toen al van overtuigd dat er allerlei aan de natuur ten grondslag liggende structuren zijn waar te nemen die pas bij gratie van de tijd echt zichtbaar worden. Geen enkel van deze processen mocht verstoord of afgebroken worden; door al het organische leven onbegrensd de tijd te geven, konden er interessante natuurlijke bouwwerken ontstaan. Oorspronkelijk zou op de middenberm van de Kennedylaan een monocultuur van bodembedekkers worden geplaatst. Le Roy daarentegen mobiliseerde buurtbewoners om samen met hem ongecontroleerd te gaan zaaien en planten en te gaan stapelen en graven. De beplanting, eenmaal ingezaaid of geplant, moest zich vrij kunnen ontwikkelen. De plantengemeenschappen zouden zichzelf organiseren en (her)groeperen: de organismen bepaalden zelf hun plaats. Er zou dus een ecologische strook (met autonome natuurlijke processen) moeten komen, een natuurlijke ‘tong’ die als het ware de stad vanuit de landelijke omgeving zou binnendringen. Bouwpuin werd gestort en er ontstond op het terrein een grote wilde tuin met allerhande vegetatie en allerlei bouwsels uit trottoirtegels, straatstenen, afvoerputten en trottoirbanden. Er mocht niet met machines worden gewerkt en er mocht geen (natuurlijk) afval worden weggevoerd. Aan de vormgeving van het gebied lag geen enkele strategie ten grondslag, alle | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
Louis G. Le Roy in de ecokathedraal in Mildam, 1999, Foto Peter Wouda.
ingrepen werden spontaan en zonder vooropgezet plan uitgevoerd. Het project heeft ook niet de intentie ooit tot een einde komen. Uiteindelijk ging dan de natuur meewerken waardoor er steeds complexere structuren ontstonden. Mens en natuur moesten alleen hun vrije, creatieve energie inzetten en zo ontwikkelde zich een vruchtbare samenwerking tussen natuur en mens. Le Roy had voorgesteld gedurende dertig jaar lang deze strook samen met de buurtbewoners te ontwikkelen, maar de gemeente Heerenveen vond het op een gegeven moment wel genoeg en bevroor de participatie in het gebied. Nu is de strook een waar bos geworden; de bouwsels zijn er nog steeds te zien. | |||||||
Wild tuinierenLe Roy opereerde aan het begin van de jaren '70 binnen een tijdgeest waarin alles wat onmogelijk leek mogelijk kon worden. Guy Debord spreekt in de jaren '60 over het verlangen naar het strand dat onder het asfalt van de grote steden verborgen moest liggen. Deze uitspraak lijkt deze periode goed te karakteriseren. Veel mensen ontdekten nieuwe vrijheden, nieuwe leefvormen en vooral hun eigen energie en creativiteit. De bomen leken wat dit betreft tot in de hemel te groeien. Door te experimenteren, het liefst samen met anderen, ontstonden er allerlei nieuwe gezichtspunten ten aanzien | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
van de ons omringende werkelijkheid. Het is niet verwonderlijk dat binnen een steeds groeiende mentaliteit van het slechten van bestaande grenzen het gedachtegoed van Le Roy bijzonder tot de verbeelding sprak. In kranten en tijdschriften werd veel over het project in Heerenveen geschreven en er werden in 1970 en 1972 documentaires op de Nederlandse televisie over uitgezonden. In 1973 verscheen het eerste boek van Le Roy met als titel: Natuur uitschakelen - Natuur inschakelen. Hierin formuleerde en illustreerde hij zijn ideeën over het ‘wilde tuinieren’. Er wordt uitgebreid op allerhande ecologische principes ingegaan en er wordt ruimschoots geageerd tegen de gangbare tuin- en natuurbeheerprincipes, waarin keurige kortgeschoren gazonnetjes en afgeperkte plantenzones de hoofdrol speelden. Le Roy acht de gangbare opvattingen over het omgaan met natuur armzalig en bovenal onnatuurlijk. Het afzien van ontwerp en beheersing levert volgens hem een veel rijkere en een meer ‘natuureigene’ wereld op. Le Roy schrijft daarna een serie artikelen voor het tijdschrift Plan waarin hij onder andere fulmineert tegen het ontwerp van de Franse architect Emile Aillaud voor de Parijse Ville Nouvelle ‘La Grande Borne’(1967-1971). Dit ontwerp werd in de vakpers hoog aangeschreven en als een voorbeeld van nieuw en beloftevol ontwerpen en bouwen beschouwd. Le Roy zag het als doodse architectuur waaruit alle leven was verdwenen en waarin alle creativiteit van de bewoners gesmoord zou worden. Hij voorzag dat bewoners alle besef van tijd en ruimte zouden kwijtraken en alle betrokkenheid bij hun omgeving zouden verliezen. Tien tot vijftien jaar later bleek dat de sociale problemen in deze stedelijke omgeving immens waren. In de jaren '70 kreeg Le Roy, naar aanleiding van zijn project aan de Kennedylaan, talloze, ook buitenlandse opdrachten. Steden als Bremen, Oldenburg, Hamburg, Kassel en Berlijn nodigden hem uit gebieden binnen hun gemeenschap tot stand te brengen. Al deze initiatieven strandden in een vrij vroeg stadium. Óf de projecttijd van minstens dertig jaar leidde tot weerstand, óf de door Le Roy als onvermijdelijk geachte publieksparticipatie leverde problemen op. Het was duidelijk dat de gemeentebesturen van deze steden angst hadden hun controle op de processen rondom een ontwerp-opdracht te verliezen. De liefde voor ambtenaren schijnt er in de loop van de tijd bij Le Roy niet groter op te zijn geworden. In Brussel werkte Le Roy met Lucien Kroll en studenten aan een project in de universiteitswijk Sint-Lambrechts-Woluwe. Het werd al snel onder politietoezicht met de grond gelijkgemaakt. Tevens mocht hij groengebieden inrichten in de Parijse voorstad Clergy-Pontoise. Hij werd weggestuurd toen de opdrachtgever erachter kwam dat het hem niet alleen om de planten, maar ook om de mensen te doen was. In de Groningse nieuwbouwwijk Lewenborg werd hem in het begin van de jaren '70 een gebied van zes hectare ter beschikking gesteld. Lewenborg moest een groene wijk worden en Le Roy werd de gave toegedicht hieraan op een inventieve en goedkope | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
manier invulling te kunnen geven. Wederom moest publieksparticipatie een grote rol spelen. Het gebied moest tot stand komen met en vooral door de omwonenden. Dit proces kwam wat stroef op gang. Het aanleggen van muurtjes en paden zonder enig vooropgezet plan was voor menigeen in eerste instantie te avontuurlijk. Toen een omwonende spontaan een miniatuurspoorlijn in het gebied ging aanleggen, was echter het hek van de dam. De oproep van Le Roy om alle afscheidingen van erven en tuinen te slechten om privé en publiek terrein naadloos in elkaar over te laten lopen, vond opeens massaal gehoor. Mensen legden paden aan en breidden hun grondgebied naar het gemeenschappelijke terrein uit. Er ontstonden veel gemeenschappelijke voorzieningen zoals boomhutten, speelplaatsen, gezamenlijke moestuinen, een windmolen en een bijenhouderij. Het gebied kwam werkelijk tot leven en raakte steeds meer begroeid. Zoals wel vaker rondom de projecten van Le Roy raakten de verhoudingen gepolariseerd. Er kwamen steeds meer protesten tegen deze ‘vrijstaat’; veel mensen waren bang dat door deze ‘rotzooi’ de economische waarde van hun huis zou kelderen. In 1983, tien jaar na het van de grond komen van dit initiatief, ontbond de gemeente Groningen de afspraken met Le Roy. Dit leidde tot verhitte debatten, tot in de pers toe. Er werd een beheersgroep opgericht waarin omwonenden en medewerkers van de gemeente zitting namen. Deze groep moest zorg dragen voor een verdere ‘ontwikkeling’ van het gebied naar de inzichten van Le Roy. Dit moest echter wel, tegen alle principes van de ‘meester’ in gereglementeerd gebeuren. | |||||||
Een tuinman met ideeënLe Roy is in het verleden vaak getypeerd als ‘wilde tuinman’. Deze benaming, geuzennaam of niet, doet toch onrecht aan het rijke en complexe gedachtegoed van deze kunstenaar annex cultuurfilosoof. Een werk waarin de complexiteit van zijn ideeën en werkwijze goed tot uiting komt, is zijn ‘ecokathedraal’ bij Mildam, een dorpje onder de rook van Heerenveen. In 1983 is dit grootse project van start gegaan. Al eerder had Le Roy dit terrein van vier hectare gekocht en er eigenhandig een atelier uit sloophout op gebouwd. Wanneer je de ecokathedraal betreedt, heb je als beschouwer niet meteen een overzicht wat hier allemaal plaatsvindt. Ook treden er complicaties op wanneer je het geheel direct als kunstwerk wilt beoordelen. Wanneer je er esthetische criteria op projecteert, raak je toch enigszins de weg kwijt. Er doen zich hier namelijk geen vaste vormprincipes voor. Eerder heerst er ogenschijnlijk vormloosheid. Het terrein vol bomen, struiken, planten en bergjes puin laat zijn ware, fijnmazige karakter pas na nauwkeurige waarneming zien. In het specifieke gebied dat voorheen een eenvoudige monocultuur kende, is Le Roy op de hem bekende manier gaan zaaien en planten. Tegelijkertijd kwamen er regelmatig vrachtwagens het terrein op rijden om puinafval, | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
Het begin van een nieuw stuk muur in de ecokathedraal, Foto Peter Wouda
hetzij straat- en stoepmaterialen, hetzij sloopafval van een gevangenis, te storten. Al het materiaal wordt door Le Roy zorgvuldig geordend en gestapeld. Een proces dat eindeloos doorgaat. Enerzijds laat hij de natuur zijn gang gaan, anderzijds treedt hij met haar in dialoog door het aanleggen van kunstmatige structuren zoals muurtjes en paden. Eigenlijk creëert Le Roy een netwerk van brede stenen stroken waarop twee of meerdere lagen steen worden gestapeld zodat er een, vooral verticaal ogend, netwerk van dikke stenen richels ontstaat. Het materiaal wordt door Le Roy los gestapeld en er wordt dus niet gevoegd of gemetseld. De complexe structuren van stapelingen en paden gaan uiteindelijk een vruchtbare relatie aan met de voortwoekerende natuur. Ze laten bloemen en plantjes toe in hun voegen en spleten en ‘reglementeren’ de waterhuishouding. Le Roy heeft een grote voorliefde voor complexe ordeningen. In zijn atelier in Mildam schijnen op een tafel allerlei ogenschijnlijk chaotische composities van roestige spijkers en steentjes te liggen en in zijn huis in Oranjewoud worden de vensterbanken aan het zicht onttrokken door stapelingen gekleurd glaswerk, afkomstig van rommelmarkten. | |||||||
[pagina 108]
| |||||||
Wanneer je in de ecokathedraal bent aangeland, volg je een slingerend stelsel van paden dat je tussen de bomen, struiken en planten doorvoert. Regelmatig moet je de stapelingen van stenen beklimmen om een ander deel van het terrein te betreden. Paden en stapelingen zijn voor een groot deel overwoekerd door vegetatie en je waant je als bezoeker in een domein van speelse en daarmee vrije omgang met de natuur. Je wordt in je bewegingen uiteraard licht gestuurd, maar hebt het idee een enorme bewegingsvrijheid te hebben. Le Roy is qua denken en mentaliteit medegeïnspireerd door het gedachtegoed van de al eerder genoemde Fransman Guy Debord. Deze voorman van het internationale situationisme formuleerde al in de jaren '50 voorwaarden om de mens vrij en onbeschreven te laten voortbewegen. Vanuit de Internationale Situationistische Centrale werden groepjes mensen gestimuleerd ongeconditioneerd door de stad te zwerven. Deze tochten mochten geen enkel doel en geen enkele functie hebben: zo werden mensen vrij om hun omgeving open en waardevrij te ervaren. Mensen konden zich op deze wijze tot vrije creatieve wezens ontwikkelen. Kunstenaar Constant Nieuwenhuys ontwerpt in de jaren '50 de utopie Nieuw Babylon. Binnen dit fantastische labyrint van veelvormige gebouwen, grillige routes en velerlei plateaus en terrassen moet de mens zijn vrijheid, zijn in potentie ongebreidelde creativiteit en daarmee zijn speelsheid kunnen terugvinden en vervolgens uitleven. Mens en omgeving zouden hier een geheel moeten vormen. De stedelijke omgeving neemt de mens op en stimuleert haar tegelijkertijd tot een optimale ontplooiing van creatieve en vrije energie. Het stimuleren van deze vrije en creatieve energie staat bij Le Roy ook hoog in het vaandel. Dat wordt duidelijk in zijn eerder genoemde participatieprojecten, maar ook in de uitdagende vraag die hij zichzelf stelt: wat kan een mens in ruimte en tijd presteren? Het is de vraag die een belangrijke grondslag vormt voor zijn werk aan de ecokathedraal. Le Roy ziet enkele aan de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) ontleende begrippen als zeer belangrijk: ‘Grond als erfenis’ en ‘Tijd als Continuüm en Betrokkenheid’. ‘Zonder de vrije beschikking van fysieke ruimte kan het leven zich niet ontwikkelen. [...] De tijd is eveneens essentieel. Kortstondige acties of “spektakels” kunnen weliswaar even creatieve potenties vrijlaten, uiteindelijk moeten deze acties in een proces, in een tijdcontinuüm kunnen plaatsvinden om een werkelijke “évolution créatrice” te bewerkstelligen. Ten slotte is betrokkenheid van belang, het inzetten van “vrije energie”, van de creatieve potenties van de mens.’Ga naar eindnoot1 De Belgische biochemicus en Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine (1917-2003) focuste op begrippen als complexiteit, wisselwerkingen, toeval, onvoorspelbaarheid en het fenomeen ‘zelforganisatie’. ‘Hoe komt het dat er orde is in de wereld, terwijl de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica stelt dat als je alle atomen aan hun lot overlaat ze uiteindelijk in een toestand van wanorde zullen eindigen? Geef de wereld oneindig de tijd en de ultieme chaos is het resultaat.’Ga naar eindnoot2 Toch is dit niet waar. ‘In de echte wereld | |||||||
[pagina 109]
| |||||||
worden atomen nooit aan hun lot overgelaten, maar altijd blootgesteld aan een zekere energie en materie van buitenaf. In een beperkt gebied kunnen zo complexe structuren ontstaan die zichzelf gaan organiseren. De traditionele wetenschap, die gericht is op voorspelbaarheid binnen afgesloten en herhaalbare situaties had een blinde vlek voor dit soort zelforganiserende systemen.’Ga naar eindnoot3 Prigogine constateert dat deze traditionele visie met haar blinde vlekken niet alleen binnen de wetenschap plaatsvond, maar ook in ons kijken naar organische processen en naar de inrichting van onze maatschappij. ‘Eliminatie van toeval en onvoorspelbaarheid lijken onlosmakelijk verbonden met begrippen als macht, planning, ontwerp, controle, beheersing en bestuur. Macht bevordert het gelijke, het beheersbare en voorspelbare en is daardoor voortdurend in oorlog met alles wat uit zichzelf wil organiseren en zich daarmee onttrekt aan de heersende orde.’Ga naar eindnoot4 Prigogine ageert tegen begrenzing en geslotenheid en bepleit juist open, dynamische systemen waarin tijd onvoorspelbare mogelijkheden mogelijk maakt. Het denken van Bergson en Prigogine levert een belangrijke context voor het denken en werken van Louis Le Roy.
De ecokathedraal genereert bij een eerste ontmoeting niet een echt verpletterende visuele ervaring. De schoonheid van het werk ligt veel meer in de eraan ten grondslag liggende onbegrensde ruimte en het tijdsintensieve. We associëren het begrip ‘kathedraal’ met bouwen over generaties heen en met onmetelijke ruimte; vooral in spirituele zin, maar daaruit voortvloeiend ook in fysieke zin. Ook is een kathedraal onmiskenbaar een constructie. Dat is de ecokathedraal in beginsel ook: zowel in organische als in conceptuele zin. Het is een mooie ervaring om deze kathedraal met regelmaat te bezoeken en te zien hoe natuurlijke processen, in cultuur gebracht door de handelingen van Le Roy, zich in de tijd ontwikkelen en zichzelf gaan organiseren. Je neemt waar hoe er binnen een biotoop, want dat is de ecokathedraal in feite, gependeld wordt tussen chaos en orde. Stichting TIJD, die het gedachtegoed van Le Roy beschermt en kenbaar maakt met behulp van publicaties, zal ervoor zorgen dat de processen die in de ecokathedraal in gang zijn gezet tot aan het jaar 3000 kunnen worden gecontinueerd. Mensen zullen tijdens deze periode in de ecokathedraal werkzaam blijven. Tot nu toe zijn er al ruim duizendvijfhonderd vrachtwagens met meer dan vijftienduizend ton puinmateriaal in de ecokathedraal verwerkt. Er zullen dan nog vele volgen. | |||||||
[pagina 110]
| |||||||
Een leefbare samenlevingNaast het realiseren van zijn projecten heeft Le Roy gedurende de afgelopen decennia veel lezingen gehouden en enkele publicaties uitgebracht, waaronder Uilenspiegeltjes (1984) en Retourtje Mondriaan (2003). Een breed spectrum aan gedachten aangaande een leefbaarder samenleving wordt hierin uitgemeten. Le Roy heeft ook uitgesproken ideeën aangaande ruimtelijke planologie. Hij vindt dat er binnen stedelijke omgevingen veel meer ruimte moet zijn voor ecologisch bewustzijn. De hedendaagse stad beschouwt hij als een laagwaardig ecosysteem: leven wordt naar zijn inzicht uit de stad verwijderd en maakt plaats voor armoedige monotone systemen. Le Roy blijft ervan overtuigd dat elke stad over een aantal zones moet beschikken waar de natuur ongelimiteerd haar gang kan gaan en waar de mens in deze natuur participeert en daarin een volledig vrije creatieve rol kan spelen. Kortom: gebieden waar zelforganisatie de hoofdrol speelt en er helemaal niets ontworpen wordt. Hij acht één procent van het stedelijk gebied en participatie van één procent van de bevolking al als voldoende. En het moet nog maar eens gezegd: zelforganisatie levert meer complexe en daarmee meer hoogwaardige ordeningen dan de ontworpen systemen. In 1973 formuleert Le Roy in zijn boek Natuur uitschakelen - Natuur inschakelen al ideeën voor groene en open steden. De stad moet volgens hem een groene, ecologisch verantwoorde oase worden (met daarin onder andere volkstuintjes), het omgevende platteland krijgt de functie van biologisch productie(industrie)gebied. Hier zal dus biologische landbouw plaats moeten vinden. Le Roy formuleerde het bovenstaande in de periode dat het omineus klinkende rapport van de Club van Rome net was verschenen. De wereld staat er wat dat betreft heden ten dage niet beter voor. Aantasting van ons milieu, globalisering, commercialisering en het feit dat steeds minder mensen de tijd nemen om onze samenleving te beschouwen, maken dat het denken van Le Roy zeer actueel blijft. Uit zijn interventies in onze openbare ruimte en uit zijn betogen spreekt een doordachte, gelaagde, een ‘schone’ visie ten aanzien van een leefbare ‘westerse’ wereld. In januari 2008 ontving Le Roy de Gerrit Benner Oeuvreprijs van de provincie Friesland. In 2000 kreeg hij een oeuvreprijs van het Nederlandse Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst. Ik ben het wel eens met Huub Mous wanneer hij schrijft dat het niet wenselijk is wanneer Louis Le Roy een veilige plaats wordt geboden binnen de canon van de cultuur- of kunstgeschiedenis.Ga naar eindnoot5 Hij moet niet de status krijgen van utopist, van een eigenzinnige individualist die vrij en creatief kan denken en plekken kan creëren waar je aangenaam kunt verpozen. De ecokathedraal moet nooit museaal of een monument worden. Het denken en werk van Le Roy moeten levend, actueel en dus organisch blijven. | |||||||
[pagina 111]
| |||||||
Nog tot 13 april 2008 is in het Fries Museum te Leeuwarden een tentoonstelling te zien met werk van Le Roy. Meer informatie: www.friesmuseum.nl. | |||||||
Literatuur
|
|