| |
| |
| |
Nooit meer van hetzelfde
De gevarieerde wereld van Wim Hofman
Wie of wat is Wim Hofman? Als het een quizvraag was, dan zou de jury meer dan één antwoord moeten goedkeuren. Een hele reeks antwoorden zelfs, want Hofman is niet voor één gat te vangen. Zijn grootste bekendheid verwierf hij wellicht als kinderboekenschrijver. Daarnaast is hij echter ook illustrator, beeldend kunstenaar, dichter en vertaler. Tussen al die disciplines beweegt hij zich met speels gemak heen en weer, en we vinden overal dezelfde typische Hofmansfeer terug. De particuliere stijl, de combinatie van humor en tragiek, de spontaneïteit en de afwezigheid van een belerend vingertje maken zijn werk tot wat het is.
Die eigenschappen hebben hem een vaste schare fans opgeleverd, maar toch is hij bij het grote publiek niet zo bekend als Carry Slee, Paul van Loon of Francine Oomens, auteurs die bijna jaarlijks door een kinderjury worden beloond. Moet Hofman daarom klagen? Nee, dat nu ook weer niet. Zijn prijzenkast oogt stilaan indrukwekkend. Ze bevat, behalve maar liefst drie Zilveren en twee Gouden Griffels, ook de Nienke van Hichtumprijs, de Woutertje Pieterseprijs en Theo Thijssenprijs, zowat de P.C. Hooftprijs voor jeugdliteratuur. Maar er zijn wel redenen te bedenken waarom zijn werk nog niet dezelfde populariteit geniet als dat van Slee, Van Loon of Oomens. Zijn veelzijdigheid is er vast een van, zijn compromisloosheid eveneens. Een portret van de kunstenaar in vijf gedaanten.
| |
Eerste gedaante: de kinderboekenschrijver
Hofman noemt zichzelf ‘een grillige schrijver’ en geen ‘serieschrijver’. Hij houdt er niet van steeds hetzelfde te doen en zich telkens op dezelfde leeftijdgroep te richten. Afwisselend schrijft hij voor oudere en jongere kinderen. Realistische en meer
| |
| |
john louws
werd geboren in 1945. Is docent aan de Hogeschool Zeeland. Was werkzaam bij de Nederlandse Onderwijs Televisie. Zetelde in tal van jury's voor kinder- en jeugdliteratuur, waaronder die van de Gouden en de Zilveren Griffel en de driejaarlijkse Theo Thijssenprijs voor kinder- en jeugdliteratuur.
Adres: Noordsingel 156, NL-4333 AE Middelburg
fantastische, sprookjesachtige verhalen wisselen elkaar af. Bovendien huldigt Hofman de opvatting dat ook kinderverhalen en illustraties voor kinderen bepaalde artistieke waarde moeten hebben. Zijn werk beantwoordt daarom niet altijd aan de verwachtingen die veel kinderen (én volwassenen) van een kinderboek hebben.
In de tv-documentaire Zwarte inkt vraagt regisseuse Willemiek Kluijfhout aan Hofman voor welke leeftijd zijn boek Zwart als inkt (1997) eigenlijk geschreven is. Hofman reageert een beetje korzelig: ‘Daar hou ik dus niet van, van kinderen op leeftijd te discrimineren. Ik denk niet aan een bepaald kind als ik een boek schrijf, ik denk aan mezelf. [...] Je weet toch gewoon wat een kind is, wat een kind leuk vindt of niet leuk vindt.’ Maar zo simpel ligt het blijkbaar niet. In het Wim Hofman-nummer van het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd (nr. 69, voorjaar 2006) publiceerden Harry Bekkering en Jouke Akveld een grondige analyse van Zwart als inkt. Dat boek is gebaseerd op het sprookje van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. In het verhaal wordt de moeder van Sneeuwwitje verteerd door jaloezie. Volgens haar is de dood van haar man een gevolg van de geboorte van haar dochter. Ze streeft maar een ding meer na: de dood van Sneeuwwitje. De conclusie van Bekkering en Akveld luidt dat jonge lezers niet in staat zullen zijn het verhaal van het boek te vatten. Het gaat volgens de onderzoekers om een zeer complex en ‘gelaagd’ verhaal, een psychologische vertelling met veel ‘open plekken’, dat veel activiteit van de lezer veronderstelt. Zoveel, dat kinderen die volgens hen niet kunnen opbrengen. Toch zijn er veel kinderen die erg van dit boek genoten hebben.
Hofman houdt zich op nog andere manieren ver van het traditionele kinderboek. Een van de regels voor het goede kinderboek die Hofman schendt, is bijvoorbeeld dat
| |
| |
Illustratie uit Zwart als inkt, 1997 © Wim Hofman
je verhaallijnen niet mag onderbreken voor beschrijvingen of opsommingen. Hofman houdt juist van reeksen en herhalingen, daarbij geïnspireerd door de Engelse schrijver Edward Lear. In Zwart als inkt is het al op de eerste pagina raak. Het verhaal is nog niet begonnen, maar het huis van de moeder van Sneeuwwitje wordt door middel van een lange opsomming beschreven:
[...]
Ze woonde in een huis met een toren
(vandaar kon ze de bergen zien)
met negenenveertig kamers, twee keukens in de kelder,
een tuin met vijvers en groene kikkers
en zilverkleurige visjes,
met fonteinen, met appel- en perenbomen
en rozen, roze en gele, tegen de muren.
Van alles had ze:
tafels van kersenhout, een bed,
van notenhout, kastenvol kleren, kisten met parels,
ringen, geslepen stenen, schelpen
uit de Fantastische Oceaan,
waarin ze zachtjes
alle zeeën van de wereld
hoorde.
[...]
| |
| |
Vooral de omvang van de opsomming valt op (meer dan twee pagina's) en de verrassende combinaties die erin gemaakt worden. Ook springt de stilistische kunde van de auteur in het oog: hij hanteert poëtische middelen als alliteratie en assonantie en schrijft in een soort vrije versvorm. Wat hij door het onderbreken van de verhaallijn verliest aan duidelijkheid, wint hij aan poëtische en muzikale kracht. Geen wonder dat van dit boek in 2006 een muziektheaterproductie werd gemaakt.
Juist doordat Hofman geen rekening houdt met de smaak en de verwachtingen van kinderen en met de regels van het goede kinderboek, hebben zijn werken wel vaker negatieve reacties gekregen. Toen zijn boek Wim in 1977 bekroond werd met de Gouden Griffel, oordeelde de Rotterdamse kinderjury vernietigend over het boek. Alles wat kinderen belangrijk vinden, ontbrak volgens die jury in Hofmans verhaal: actie, spanning, humor, pakkende illustraties en een happy end. Ook in het Vlaamse onderwijs werd niet altijd enthousiast gereageerd op Hofmans werk. Een project over zijn oeuvre voor het lager onderwijs werd afgeblazen, net als zijn bezoek aan een katholieke school. Dat was ‘niet meer bespreekbaar’ sinds een leerkracht had ontdekt dat in Wim ‘onaanvaardbare’ passages voorkwamen, zoals een fragment waarin de hoofdpersonages een gebruikt condoom vinden in een vissersnet.
Zoals mag blijken, heeft Hofman dus lak aan het opgestoken vingertje: ‘Ik heb nu eenmaal geen boodschap en geen oplossingen’, vertelde hij ooit aan de Volkskrant. Zijn verhalen illustreren niet alleen hoe kwetsbaar kinderen zijn, maar ook hoe ze hun weg zoeken en vinden in een leven dat niet zo vanzelfsprekend is en waarin volwassenen allesbehalve die begrijpende en kindgerichte opvoeders zijn die ze zouden willen zijn.
Illustratie uit Straf en andere verhalen, 1988 © Wim Hofman
| |
| |
Volwassenen komen sowieso niet fraai uit zijn verhalen naar voren. De ouders van Wim (Wim) hebben het druk met het najagen van hun doelen en bekommeren zich niet om hun zoon. In Het vlot (2006) blijven ouders vaak buiten beeld en zoekt de hoofdfiguur zijn heil vooral buitenshuis, omdat hij thuis alleen maar in de weg loopt of om boodschappen gestuurd wordt. De moeder van Sneeuwwitje (in Zwart als inkt) is, zoals gezegd, een door jaloezie gekwelde en wraaklustige vrouw. Kinderen trekken dus vaak aan het kortste eind in de wereld die Hofman beschrijft, of ze nu Sneeuwwitje heten of Wim.
| |
Tweede gedaante: de illustrator
Illustratie uit Klein Duimpje, 1991 © Wim Hofman
Vrolijk kun je Hofmans kijk op de wereld dus niet noemen. Zelfs zijn meest eenvoudige verhalen, geschreven in een taal die beginnende lezers aankunnen, bevatten grote, niet aan een bepaalde leeftijd gebonden thema's als angst, eenzaamheid, bedreiging, verlangen naar liefde en de kloof tussen de wereld van de ouders en die van hun kinderen. Toch wordt de sfeer in zijn boeken nooit uitzichtloos: Hofmans personages zijn ondernemend. Ze weten zich in moeilijke situaties telkens te redden. En er is de verrassende combinatie van tragiek en humor, die zijn verhalen prikkelend maakt. Hofman houdt van grappige woordspelletjes. De zeven dwergen in Zwart als inkt dragen bijvoorbeeld de namen Um, Dwim, Driem, Vurg, Phuuf, Seinx en Zvem. Daarnaast versterken taal en beeld elkaar geregeld, wat het humoristische effect verhoogt. Dat is goed te zien in Hofmans ‘centsprenten’ van het Oude en het Nieuwe Testament en in zijn illustraties bij teksten als Suusje Pietz par avion en Hans en Grietje.
Overigens is een evolutie te merken in Hofmans illustraties. In zijn vroegere werk zijn vooral gedetailleerde pentekeningen opgenomen. In zijn latere werk gaat hij gestileerder, eenvoudiger te werk. Hij maakt vaker gebruik van kleur.
Hofmans voorliefde voor lijstjes en opsommingen komt ook in zijn illustraties terug. Geregeld beeldt hij alledaagse voorwerpen naast elkaar af, of dat nu spijkers of
| |
| |
aardappelen zijn. Ook aangespoelde voorwerpen uit zee inspireren hem steeds weer tot beschrijvingen en illustraties.
Een Hofman-illustratie herken je meteen, net zoals je bijvoorbeeld een tekening van Joke van Leeuwen meteen herkent. Hij heeft een heel particuliere stijl. Niet zo vreemd dus dat Hofman heel wat Nederlandse en Vlaamse illustratoren heeft beïnvloed. Het zou interessant zijn daar eens serieus onderzoek naar te doen.
| |
Derde gedaante: de beeldend kunstenaar
Minder bekend dan zijn illustratieve werk is Hofmans eigen beeldende werk. Typerend is dat hij zich daarbij qua materiaalkeuze geen beperkingen oplegt. Alles wat voorhanden is, is bruikbaar: stukjes karton, houtblokken van een omgezaagde boom, stenen van het strand, het deksel van een sigarenkistje of een stuk leer van een schoen. Voor hem prevaleert het plezier van het zo spontaan mogelijk schilderen. Daar past geen keurig opgespannen linnen bij. Als belangrijkste inspiratiebronnen voor zijn beeldende werk noemt hij Paul Klee, de schilders van de Cobra-beweging en de primitieve kunst uit Afrika, het continent waar hij ooit korte tijd verbleef. Net zoals Klee lijkt Hofman er plezier aan te beleven een schilderij bijna associatief op te bouwen uit vlakjes en vormen. Die worden in allerlei variaties herhaald, zonder dat de schilder zich laat leiden door strenge principes of een vooropgezette compositie.
Illustratie uit Welwel, de zeer grote tovenaar, 1969 © Wim Hofman.
| |
| |
Hofman schildert met acrylverf. Daardoor is het mogelijk snel een nieuwe laag aan te brengen. Juist die gelaagdheid maakt zijn schilderijen zo levendig. Zelfs zijn stillevens, zoals Appel, peertje en fles, zitten vol beweging. Objecten en achtergrond zijn ‘gelijktijdig’ aanwezig waardoor diepte doorgaans ontbreekt. Hofman speelt met het perspectief. Het lijkt of de voorwerpen van hun plaats willen. In tegenstelling tot zeventiende-eeuwse stillevens heb je bij Hofman niet de behoefte de vruchten te proeven. Ze laten vooral zien hoe vergankelijk en hoe bezield ze zijn (zie bijvoorbeeld de afbeeldingen in het portfolio). Daarbij hebben ze iets weerloos, net als de vissen op veel van zijn schilderijen, vaak in combinatie met een mes of een vishaakje. Naast vruchten schildert Hofman geregeld tafels, flessen en vogels - maar het meest van al misschien nog de zee. Gewone, alledaagse voorwerpen dus, die die hij ook het liefst afbeeldt in illustraties of beschrijft in opsommingen.
In zijn beeldende werk verwerkt Hofman nogal eens taal, of een suggestie van taal. Zo heeft hij op een aantal schilderijen met de achterkant van een penseel of een ander scherp voorwerp krassen en lijntjes aangebracht. Het zijn grafische tekens, die zich soms tot een soort woorden aaneen lijken te rijgen. Of ze iets te betekenen hebben? Hofman weet het zelf ook niet, maar in de vrije lijnvoering en de spontaneïteit komt hier de invloed van Paul Klee wel goed tot uiting.
| |
Vierde en vijfde gedaante: de vertaler en de dichter
In 2000 publiceerde Wim Hofman Voor jou mijn lief, een bundel door hem vertaalde gedichten van Jacques Prévert. Origineel en vertaling staan er broederlijk naast elkaar. Een jaar later verscheen We schilderen een vogel: een tweede bundel Prévert-vertalingen. Met Prévert, onder meer beroemd door het filmscript van Les enfants du Paradis en de tekst van het tot traditional uitgegroeide chanson Les feuilles mortes, heeft Hofman duidelijk affiniteit. De alledaagse, sobere taal van Prévert, gedichten die soms alleen maar uit een opsomming lijken te bestaan, thema's als de onbereikbaarheid van de (ge)liefde, wreedheden die mensen elkaar aandoen en de wijze waarop volwassenen de zorgeloosheid van kinderen benijden: het zijn zaken die ook Hofmans eigen werk typeren. En misschien moet ook het niet strikt hanteren van de grens tussen poëzie en proza Hofman hebben aangesproken en geïnspireerd.
Want ook in zijn eigen gedichten speelt Hofman met die grens. Pas sinds een jaar of vier schrijft Hofman geregeld gedichten waarbij hij zich duidelijk richtte op volwassenen. Hij publiceerde ze in de tijdschriften Raster en Tirade en in De Zingende Zaag. Op verzoek van Poetry International schreef hij een gedicht bij Rembrandts landschap De stenen brug. Tot nu toe publiceerde hij twee bundels met poëzie voor volwassenen: Wat we hadden en wat niet (2003) en Na de storm (2005). De bundels kregen in verhouding tot zijn overige werk weinig aandacht in de pers. Blijkbaar weet men niet zo goed
| |
| |
Illustratie uit De Stoorworm, 1980, © Wim Hofman.
wat men met die bundels van de ‘kinderboekenschrijver’ Hofman aan moest. Ook het ontbreken van een duidelijk onderscheid tussen poëzie en proza zal recensenten wel hebben doen aarzelen.
In de eerste bundel staan herinneringen uit zijn jeugd centraal, onder meer in twee ‘oorlogsgedichten’. In Thuiskomst wordt een vader beschreven die na jaren gedwongen werk in Duitsland terugkeert als een vreemde verschijning uit een andere wereld. Dezelfde bundel bevat het prachtige gedicht Die avond dat een beeld oproept van een bombardement waarbij moeder en zoon in een kuil in de grond beschutting zoeken. Woorden en zinnen rijgen zich aaneen en roepen fascinerende beelden op vol angst, maar ze maken ook de relatie voelbaar tussen een moeder en haar zoon. De slotregel is magisch:
| |
| |
Die avond
Die avond dat mijn moeder mij mee naar buiten nam me zacht
van achteren bij de haren pakte me de sterren wees
daartussen een onzichtbare vinger die met de nagel
een vuurstreep door de hemel trok
dat ze in een kuil in de grond heel hard ging bidden en huilen en
gillen en dat alles tegelijk de zomerbloemen van haar zachte rok
trilden zand viel uit de takkenbossen boven ons op mijn haren op
het doekje van mijn moeder
dat ze me meenam het schemerduister in waarheen de straat
door uit de schoorsteen van de lijmfabriek kwam geen rook deze
keer de pijp joeg een haardos van vlammen en vonken de lucht in
de huizen waren gaten waarin nijdig knetterende oranjerode
spoken dansten niet stilstaan lopen lopen waarheen waarheen
die avond dat mijn moeder zei wees bang wim wees maar bang
In de tweede bundel, Na de storm, valt weer de grote
Illustratie uit We schilderen een vogel, 2001 © Wim Hofman.
variatie in vormen op. De meeste gedichten zijn behoorlijk somber van toon. Gedichten als Avondwandeling in november en Als alles voorbij is (een geruststellende gedachte) maken je als lezer niet vrolijk, maar dat is ook niet de bedoeling van Hofman. Vaak is de dood de grote verzoener, het moment waarop een mens eindelijk rust vindt. Veel van wat wij doen, is tevergeefs. Als alles voorbij is eindigt als volgt:
| |
| |
en alles overhoop is gehaald
het stof hoog is opgewaaid
en na een tijdje weer keurig
als alle o zo diepe wonden weer dicht zijn
de ontelbare tranen gedroogd
en de mooie monden weer open
en de foto's en liefdesbrieven vol ontroering
(zal ik aan je denken als ik sterf?)
met bevende handen zijn verscheurd
als de doodse stilte is verdwenen
als alles voor niets is gebeurd
Hofman laat in zijn poëzie zien dat hij zich niet vast wil leggen door voor een bepaald genre te kiezen. De grens tussen gedicht en verhaal is vaag. Hij heeft een hekel aan interpunctie en grammaticale regels. Net als in zijn verhalende, illustratieve en beeldende werk wil hij niet gebonden zijn aan regels of aan voorschriften. Juist dat is de rode draad in zijn gevarieerde, veelzijdige oeuvre.
Zie ook Van Aap tot Zip, de bloemlezing van Hofmans werk die in 2006 verscheen bij uitgeverij Querido.
Over Hofmans beeldende oeuvre verscheen in hetzelfde jaar Wim zonder titel (uitgeverij Den Boer/De Ruiter).
|
|