| |
| |
| |
Zingen tegen de trauma's
Het theaterwerk van Jan Lauwers na 1998
De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) leefde en schreef in een tijd die parallellen vertoont met de onze: hij besefte dat hij het artistieke verdedigde in een periode waarin kunst niet als iets noodzakelijks beschouwd werd. De burgerij vond dat kunst vooral als ontspanning na gedane arbeid moest dienen. Ondanks alle inspanningen voor meer publieksparticipatie, blijft kunst ook in onze maatschappij een marginale plaats bekleden. Als er al veel toeschouwers op af komen, dan gaat het meestal om commercieel getinte, druk gesponsorde evenementen. De Vlaamse choreograaf Jan Lauwers verdedigt, net zoals de meest literaire filosoof van de negentiende eeuw, het noodzakelijk elitaire karakter van kunst.
Nietzsches jeugdwerk, Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik, behandelt niet alleen de Griekse tragedie, maar biedt ook een diagnose van de hele westerse beschaving. Het toont de tragische verscheurdheid en het pessimisme. Dionysos belichaamt volgens Nietzsche de levenswil die elke ondergang overleeft. Hij is synoniem voor de wereld achter de verschijnselen. Het is het domein van de wil die onverzadigbaar is en daardoor alle lijden veroorzaakt. In de tragedie ziet Nietzsche een soort gewelddadig contact tussen het apollinische en het dionysische. De tragedie wordt volgens Nietzsche uit de muziek geboren, want muziek staat het dichtst bij de dionysische grond van het bestaan. Ritme en harmonie zijn eerder apollinisch.
Ook in het recentste werk van Jan Lauwers en zijn gezelschap Needcompany zit een fascinerende spanning tussen het dionysische en het apollinische, tussen waarheid en leugen, en tussen werkelijkheid en fictie. De kamer van Isabella (2004) laat die spanning bij uitstek zien. Want de kamer van Isabella, prachtig belichaamd door Lauwers'
| |
| |
paul demets
werd geboren te Deinze in 1966. Studeerde Germaanse filologie en theaterwetenschappen in Leuven en Nijmegen. Schrijft over theater en over poëzie, onder meer voor het dagblad De Morgen.
Publiceerde de dichtbundels De papegaaienziekte (1999) en Vrees voor het bloemstuk (2002). Is als onderzoeksassistent verbonden aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten - Hogeschool Gent en werkt aan een biografie van Paul Snoek.
Adres: Kasteelstraat 56, B-9870 Olsene-Zulte
fetisjactrice Viviane De Muynck, is een plek vol geheimen. Isabella zou de dochter zijn van een woestijnprins die tijdens een expeditie verdween. Althans, dat is wat haar pleegouders, Arthur en Anna, haar verteld hebben. Isabella woonde met haar pleegouders in een vuurtoren op een eiland. Arthur en Anna raakten aan de drank, Anna stierf en Arthur wierp zich in zee. Isabella's zoektocht naar haar echte vader heeft haar naar Parijs geleid. Daar zien we haar terwijl ze haar verhaal doet, oud en blind, omringd door allerlei exotische voorwerpen uit het oude Egypte en uit Afrika, die op het toneel zijn uitgestald. Het zijn voorwerpen die in werkelijkheid aan de vader van Jan Lauwers toebehoorden en die hij na zijn dood aan zijn vrouw en kinderen naliet. Allerlei belangrijke gebeurtenissen en figuren van de twintigste eeuw passeren de revue: de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, het kolonialisme, de maanreizen, de hongersnood in Afrika, het Vlaams Belang, maar evengoed Pablo Picasso en David Bowie.
Isabella vertelt haar levensverhaal en dat van de bijna volledige eeuw die ze beleefde, maar zij is niet de enige. Ook Anna en Arthur, haar minnaars Alexander en Frank komen aan het woord. En, merkwaardig: ze zingen de verhalen ook. Toen ik op een prachtige zomeravond in het Cloître des Carmes in Avignon de première van De kamer van Isabella meemaakte, was ik daar, zoals iedereen in het publiek, door verrukt. In onze westerse samenleving zijn we de rituele dimensie van het theater via zang kwijtgeraakt. Het leek wel alsof Jan Lauwers een radicale breuk met zijn vroegere theaterwerk tot stand wilde brengen, maar dan zouden we vergeten dat ook in vroegere Needcompanyvoorstellingen al live muziek gemaakt werd op het toneel en dat er af en toe gezongen werd door de acteurs. Maar zo'n uitnodiging tot uitwisseling van
| |
| |
Needcompany, King Lear, 2000,
Foto Maarten Vanden Abeele.
energie had ik bij een voorstelling van Jan Lauwers nog niet meegemaakt. Taal is altijd problematisch geweest in zijn voorstellingen, omdat ze verbonden is met macht, dood en verlangen. Lauwers laat de uitersten zien: de onmogelijkheid om echt te communiceren en het exces, maar in de muziek lijkt er toch een versplinterde eenheid te ontstaan. Door de muziek wordt het gebeuren op het toneel ook gedesacraliseerd. De aanwezigheid van Jan Lauwers als regisseur op het toneel in De kamer van Isabella droeg daartoe bij. Hij gaf wat uitleg voor de voorstelling, ging daarna aan de kant zitten en zong mee.
Macht, verlangen en voyeurisme zijn essentiële motieven in het theaterwerk van Jan Lauwers. Het waren niet toevallig de titels van de delen van de Snakesong Trilogy die hij tussen 1994 en 1997 maakte. De mannelijke blik incarneert die drie elementen. Maar de vrouw is sterker in zijn werk. Zij kaatst de mannelijke blik terug en ontmaskert zijn begeerte. Isabella is blind, maar dat is geen zwaktebod. Want ze is een ziener, bezield door wat zij ‘Budhanton’ noemt: ‘De vredige cirkel van Boeddha en de onaantastbaarheid van Antonius, de Romeinse generaal die de ene dag in totale verkommering zijn eigen pis dronk in de ijzige koude van de Alpen en de andere dag de liefde bedreef in een gouden bed, met de mooiste vrouw van de wereld.’
| |
| |
Needcompany, No Comment, 2003, Foto Maarten Vanden Abeele.
Isabella leent zich voor een wetenschappelijk experiment waarbij via een camera rechtstreeks beelden in haar hersenen geprojecteerd worden. Niet alleen van deze, maar ook van de beelden van de exotische objecten in haar kamer doet ze uiteindelijk afstand. De verbeelding is volgens Lauwers een antwoord op de realiteit met al haar calamiteiten, maar het blijft allemaal een illusie, zoals Isabella concludeert: ‘Kijk, hier, de foto van de man met de baard. De man die geboren is uit een leugen: mijn woestijnprins. Die zal altijd blijven. Anna, Arthur, Alexander en Frank daarentegen: weg. Voorgoed. Hij is de enige die nog bestaat, mijn woestijnprins. Als ik mijn camera afzet, zie ik hem haarscherp: Felix. F.E.L.I.X. En dat betekent “gelukkig” in een dode taal. Schijn en illusie.’
De voorstelling die in 2006 in Avignon in première ging, De lobstershop, vertoont een aantal gelijkenissen met De kamer van Isabella. In de vorm herkennen we de vermenging van acteren, vertellen, samenzang en dans. En op inhoudelijk vlak raken ook nu weer droom en werkelijkheid verweven. Net zoals in De kamer van Isabella vertolken de acteurs niet alleen personages, maar ze zijn ook een soort allegorieën of personificaties van ideeën. Ze laten de tegenstrijdigheden van onze maatschappij zien. Jan Lauwers zegt dat hij de tekst in hotelkamers schreef, met de televisie altijd aan.
| |
| |
Niet verwonderlijk dat realisme, cynisme en sentimentaliteit elkaar in deze voorstelling voortdurend bevechten. Net zoals in De kamer van Isabella is het decor een kunstwerk op zich. In De lobstershop zien we witte, gebogen en soms ronde, blokvormige sculpturen van Jan Lauwers, die vaag naar menselijke figuren verwijzen. Genetica speelt dan ook een sleutelrol in deze voorstelling. Axel, het hoofdpersonage, is professor in de genetica. Hij is bekend door de creatie van twee klonen: de beer Sir John Ernest Saint James en Salman, de eerste menselijke kloon. Salman is een soort surrogaat, want Axel en zijn vrouw Theresa hebben hun zoon Jef verloren. Sindsdien wordt hun leven beheerst door uitzichtloze leegte. Wanneer Alex beseft dat de kloon Salman zijn zoon niet kan vervangen, probeert hij hem om te brengen. Als niets nog helpt, besluit Alex op een dag de zee in te wandelen. Hij trekt zijn beste pak aan en gaat nog één keer kreeft eten in zijn geliefde restaurant ‘De lobstershop’. Maar de kelner struikelt en de kreeft en de sauce armoricaine komen op Axels witte pak terecht. Axels afscheidsritueel is vernietigd. En zo komt het dat we tijdens de voorstellling getuige zijn van de vreemde hersenspinsels in het brein van Axel. Zijn persoonlijke tragedie wordt verbonden met allerlei maatschappelijke fenomenen: bootvluchtelingen, criminelen, illegalen. Er worden vragen gesteld over de grenzen van de beschaving en over de menselijke identiteit. Dat lijkt zware kost, maar door de muziek, de dans en door allerlei humoristische wendingen worden de onrust van de personages, de angsten en het verdriet gecounterd. Daardoor blijf je geboeid, ondanks de complexe manier waarop het verhaal verteld wordt.
In 1999 zette Jan Lauwers een nieuwe stap na zijn Snakesong Trilogy. Want voor het eerst maakte hij daar in een zelf geschreven tekst gebruik van een min of meer duidelijke verhaalstructuur. Hij baseerde zich voor Morning Song op het verhaal Strontium van Guido Van Heulendonk: de jarenlange reis van een radioactief deeltje in de maag van het personage Harry. Het deeltje veroorzaakt Harry's dood en zet dan zijn reis voort. De voorstelling speelt zich af in een keuken. Viviane De Muynck als Liliane Grandiflora, die aan de tafel zit met haar echtgenoot Harry en kind en met kleurrijke figuren als een homofiel familielid en een Chinese taxichauffeur, tovert een driegangenmaaltijd op tafel. Bij het lied Man, gotta move on, man barst de voorstelling pas echt los. Er wordt prachtig gedanst, als een vorm van opstand tegen het eigen lot. En het burleske wordt niet geschuwd, maar de maaltijd eindigt toch in een dodenwake.
Desondanks: het is precies de menselijke aanwezigheid die ervoor zorgt dat er zoiets als schoonheid lijkt te bestaan. De voorstelling draagt niet toevallig de ondertitel No beauty for me there where human life is rare. Hij wil de schoonheid van de pijn laten zien.
| |
| |
Met zijn enscenering van King Lear (2000) wilde Jan Lauwers het onbehagen waarmee dit stuk de toeschouwer opzadelt niet verdoezelen, integendeel. Net zoals in zijn versie van Julius Caesar (1990), maakt hij hier beelden die zich in het geheugen van de toeschouwer kerven. In Needcompany's Julius Caesar was dat Mil Seghers die als Caesar minutenlang staat te sterven. In Needcompany's King Lear laaien de emoties de hele voorstelling lang heftig op, tot we op het einde van de voorstelling in complete verstilling terechtkomen. ‘Huil. Huil. Huil’, horen we Tom Jansen zeggen. Onvergetelijk. Jan Lauwers noemt zulke beelden ‘grensbeelden’: beelden die een grens afbakenen of een grens overschrijden. Zelf zegt hij daarover: ‘Op het toneel probeer ik iets met een haast centrifugale kracht teweeg te brengen dat zich samenbalt in één minuut, een minuut die zich in de herinnering van de toeschouwer vastkleeft.’
In de voorstelling met de spectaculaire titel Dea D Dogs Don't Dance Djames Djoyce-Dead (2000) wou Jan Lauwers vooral via het spanningsveld tussen de dynamiek van de dans en de erotisch geladen stiltes zulke grensbeelden creëren. De toon van James Joyces Ulysses en The dead, waarin duisternis verlicht wordt door alledaagse schoonheid, bepaalde dit verhaal over een vitale vrouw, Penelope, die het leven neemt zoals het is. Dromen, herinneringen en voorbije liefdes passeren de revue. In dat opzicht werd hier de figuur van Isabella uit De kamer van Isabella aangekondigd. Penelope is grootser dan de kunstenaar met wie ze samenleeft. Want hij streeft zo heftig naar het ultieme kunstwerk dat hij het alledaagse dreigt te vergeten. We zien er de moeilijke en daardoor intense relatie van James Joyce met zijn vrouw Nora in weerspiegeld. Jan Lauwers schreef de tekst samen met Viviane De Muynck. En voor de realisatie werkte Jan Lauwers samen met de dansers van William Forsythe, op zijn uitnodiging. Precies daar ging de voorstelling enigszins de mist in. We zagen schitterende dans, Lauwers liet de dansers klankpoëzie debiteren en met grappige bewegingen of uitspraken het gebeuren ondersteunen, terwijl het toneel door de prominent aanwezige spots in allerlei kleurpatronen ondergedompeld werd, maar het was wachten tot de slotscène om een grensbeeld te zien te krijgen. De rest van de voorstelling deed de toeschouwers onder een beeldenstorm bezwijken. In haar slotmonoloog laat Viviane De Muynck haar personage een begrafenismaal en een wandeling door een Ierse havenstad beschrijven, waarbij liefde en dood, humor en ernst met elkaar verweven raken. Een indringende scène.
Images of affection (2002) werd gecreëerd naar aanleiding van het vijftienjarige bestaan van Needcompany. Jan Lauwers blijft in die productie gefascineerd door dood, erotiek, geweld, macht, voyeurisme en verlangen, maar hij geeft meer ruimte aan burleske humor om die thema's te benaderen. Bij deze voorstelling viel op hoezeer hij een nieuwe theatercode probeerde te ontwikkelen en het publiek een andere toegang naar zijn beeldende, dissociërende theaterwerk wilde bieden. De productie is geconcentreerd rond het verhaal over een man wiens vrouw om het leven komt bij een
| |
| |
Needcompany, De kamer van Isabella, 2004, Foto Eveline Vanassche.
ontploffing in een kebabshop. Het is niet duidelijk of het om een aanslag gaat, of om het begin van een oorlog. Je moest vooral niet op zoek gaan naar een consistent verhaal. Jan Lauwers wilde met deze voorstelling een soort ondraaglijke lichtheid in de hoofden van de toeschouwers creëren om te kunnen omgaan met geweld en oorlog. Zo antwoordt een dood personage aan een levend op diens vraag of hij iets mist nu hij dood is: ‘Jawel. Zakken in mijn broek. Het is een vreemd gevoel, zo zonder broekzakken.’ Ook de affectie is problematisch: de acteurs worden soms viriele konijnen, maar ze dragen maskers die uit het harde materiaal bestaan waaruit kogelvrije vesten worden gemaakt. Een voorstelling over leugen, over de bedrieglijkheid van de waarneming, maar Jan Lauwers vraagt ons om toch op die beelden te vertrouwen. Het gaf een lichtheid aan deze voorstelling die we in De kamer van Isabella in volle gloed zouden terugzien.
Misschien haalde Jan Lauwers de inspiratie voor de titel van zijn voorstelling No Comment (2003) uit het gelijknamige programma dat op Euronews te zien was en dat vaak schokkende nieuwsbeelden uit de hele wereld zonder enig commentaar de ether instuurde. Wie die beelden zag, begon ze ongewild voor zichzelf te interpreteren of via andere nieuwskanalen naar duiding te zoeken. Onder de titel No Comment bracht Jan Lauwers drie monologen van Carlotta Sagna, Grace Ellen Barkey en Viviane De
| |
| |
Muynck en een danssolo van Tijen Lawton. De vertrouwde thema's liefde, erotiek, geweld en dood kregen er een andere lading door, omdat Lauwers hier vaste theatercodes als identiteit en identificatie ter discussie stelde. Niet verwonderlijk dat de stemmen van de drie actrices op de soundtrack tijdens de danssolo het volgende zeiden: ‘I can be what you want me to be / But what I am will never be what you are / And finally when you are what you wanted to be there's nothing to it / Nor shall it be me.’ De figuur van de theedrinkster, op het gracieuze lijf van Grace Ellen Barkey geschreven, is bijna formalistisch, terwijl Carlotta Sagna het sociale engagement uit de donkere wereld van haar personage haalt. Maar altijd is er die schaduw van het dreigende verlies. Wanneer kunnen we zeggen dat we samenvallen met onszelf en met ons lichaam?
Er wordt in de recente voorstellingen van Jan Lauwers gezongen tegen die trauma's. Het verlangen staat centraal, ondanks alle donkere kanten van De kamer van Isabella en De lobstershop. Net zoals Nietzsche deinst Jan Lauwers er niet voor terug om de verscheurdheid en het pessimisme te tonen. De wil is vernietigend, maar toch een kracht. De levenslust overwint alles. De schoonheid van het onvolmaakte wordt bezongen. In De kamer van Isabella zongen de acteurs: ‘We just go on and on.’ In De lobstershop horen we: ‘We have to go on.’ Zo is het. Een andere weg is er niet. Jan Lauwers' theater is intelligent, maar niet intellectualistisch. Het brengt geen boodschap, want daarvoor is het te meerduidig, maar het zegt heel veel over ons en over deze tijd.
Needcompany, Hooikaai 35, B-1000 Brussel,
tel.: +32 (0)2 218.40.75, fax: +32 (0)2 218.23.17,
info@needcompany.org, www.needcompany.org.
|
|