| |
| |
| |
Op gespannen voet
Amsterdam en Nederland in de twintigste eeuw
In het in 2005 verschenen eerste deel van het Nederlandse lieux de mémoire-project over de twintigste eeuw figureert Amsterdam zeven keer met bekende en minder bekende plekken in de stad als het Anne Frank Huis, het Van Heutszmonument, de Dam, Jozef Israëlskade 116-I, de Heinekenbrouwerij, het Lieverdje en Beursplein 5. De andere twee grote steden, Rotterdam en Den Haag, zijn respectievelijk vier en drie keer in de bundel vertegenwoordigd; de overige zevenentwintig lemmata zijn gewijd aan de rest van Nederland. Deze verdeling stemt overeen met het beeld van Amsterdam als de meest historisch geladen stad van Nederland. De Tweede Wereldoorlog, de vergane koloniale glorie, de jaren vijftig, de jaren zestig, de handelsgeest, het vrijgevochten en eigenzinnige Nederland: Amsterdam herbergt de symbolen ervan.
De meest bekende reputatie van Amsterdam is die van ‘lastige stad’. De Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall kende aan Amsterdam dit predikaat toe in een toespraak uit 1965 voor kroonprinses Beatrix en haar verloofde Claus von Amsberg. De inwoners van de hoofdstad typeerde hij als ‘lastige mensen, maar misschien juist daardoor klopt het hart van Nederland in Amsterdam het felst. Zonder te kort te willen doen aan welke streek van ons land dan ook, mag worden gezegd, dat vanuit onze stad de grote geestelijke en culturele stromingen, die ons volk hebben beroerd, zijn uitgegaan of zijn gevoed.’
Op het moment van deze toespraak had Amsterdam inderdaad een reputatie hoog te houden als stad waar het Volksempfinden het duidelijkst tot uitdrukking wordt gebracht. J.M. Fuchs geeft in zijn studie uit 1970 een opsomming van zeventien oproeren tussen 1535 en 1966. Wat Van Hall niet kon bevroeden, of beter gezegd: wat hij niet
| |
| |
harm kaal
werd geboren in 1977 te Eindhoven.
Studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Doet aan die instelling onderzoek naar de geschiedenis van Amsterdam ten tijde van het burgemeesterschap van Willem de Vlugt (1921-1941).
Werkte mee aan: Een keten van macht. Amsterdam en zijn burgemeesters vanaf 1850 (2006).
Adres: VU, Faculteit der Letteren,
De Boelelaan 1105, NL-1081 HV Amsterdam
james kennedy
werd geboren in Orange City, Iowa, USA in 1963. Is hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Publiceerde onder meer: Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (1995), Een weloverwogen dood. Euthanasie in Nederland (2002) en De deugden van een gidsland (2005).
Adres: VU, Faculteit der Letteren,
De Boelelaan 1105, NL-1081 HV Amsterdam
zag aankomen, was dat ook op 10 maart 1966, de huwelijksdag van kroonprinses Beatrix, Amsterdam zich van haar lastige kant liet zien. Veertien jaar later zou kroonprinses Beatrix op de dag van haar inhuldiging opnieuw pijnlijk met het ‘lastige’ karakter van Amsterdam geconfronteerd worden. De onrust in deze periode werd veroorzaakt door het optreden van provo in de jaren zestig en de kraakbeweging in de jaren zeventig en tachtig. Na het Kroningsoproer van 30 april 1980 leek de kraakbeweging haar hand te hebben overspeeld, zoals door Erik Duivenvoorden wordt betoogd in zijn in 2005 verschenen monografie over het Kroningsoproer. De ideële bedoelingen verdwenen uit beeld en wat overbleef, waren gewelddadige confrontaties met de politie en marechaussee, zoals tijdens de ontruiming van het kraakpand Lucky Luik in oktober 1982. Amsterdam onderscheidt zich met zijn roerige twintigste-eeuwse geschiedenis niet van andere westerse hoofdsteden, die ook zo hun roerige momenten hebben gekend, maar neemt in Nederland wel een bijzondere positie in; nergens was het zo onrustig, ook niet in andere grote steden als Den Haag en Rotterdam.
Vooral na de jaren tachtig werd Amsterdam het toneel van vreedzame protesten, zoals tegen de plaatsing van kruisraketten, al vond de grootste protestdemonstratie op 29 oktober 1983 in het Haagse Zuiderpark plaats. Niettemin groeide Amsterdam en niet de hofstad Den Haag meer en meer uit tot het centrum van demonstraties tegen het regeringsbeleid. De grote betogingen tegen de oorlog in Irak en tegen het regeringsbeleid van het centrumrechtse kabinet Balkenende werden in Amsterdam gehouden.
Dergelijke demonstraties brengen enerzijds de eigenzinnige positie van Amsterdam tot uitdrukking - betogingen, waarin linkse groeperingen vaak een dominante
| |
| |
rol spelen, ‘passen’ bij Amsterdam - en wijzen anderzijds ook op de relatieve onaantastbaarheid van het Haagse politieke bastion. In Amsterdam mag de spanning ontladen, maar in Den Haag vindt de besluitvorming plaats. Amsterdam werpt zich evenwel meer en meer op als het ‘redelijke alternatief’ voor de ‘Haagse aanpak’ en wil laten zien ‘dat het ook anders kan’. De rivaliteit tussen ‘Den Haag’ en Amsterdam bestaat nog steeds, maar wordt alleen op een minder roerige wijze tot uitdrukking gebracht. In dit opzicht draagt Amsterdam echter haar ‘lastige karakter’ als ballast met zich mee. Wat is immers de waarde en betekenis van protest in een stad met een roerige reputatie? De Amsterdamse demonstraties ten spijt zette de regering haar steun aan de oorlog in Irak door en ze paste haar bezuinigingsbeleid niet aan.
| |
Elites
De recente geschiedenis laat ook zien dat Amsterdam niet meer de stad van het Volksempfinden is. Het mag dan de stad zijn waar in juli 1934 de steuntrekkers hun woede over het overheidsbeleid tot uitdrukking brachten - het zogenaamde Jordaanoproer -, waar provo zich openbaarde, waar het koningshuis bij gelegenheid ‘warm’ werd onthaald, maar Pim Fortuyn kreeg er niet echt voet aan de grond. Fortuyn was geen Amsterdams ‘fenomeen’. Fortuyn deed eind jaren zestig weliswaar mee aan het radicale studentenleven in Amsterdam, maar was lange tijd werkzaam op de Groningse Universiteit en werd bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, de stad waar hij zich later vestigde. En het was vooral in Rotterdam waar hij munt sloeg; bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002 liet Fortuyn in zijn woonplaats Rotterdam zien welke wervingskracht zijn politieke boodschap had. Onder de vlag van Leefbaar Rotterdam en met Fortuyn als lijsttrekker werd met name de Partij van de Arbeid een gevoelige nederlaag bezorgd. In Amsterdam deden Fortuyn en de zijnen niet mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 bleven de fortuynisten in Amsterdam steken op het landelijke gemiddelde. Sterker nog: Amsterdam was nu juist de stad van de gevestigde orde waar Fortuyn zo hard tegenaan trapte: de stad van het gedoogbeleid en van de in zichzelf gekeerde macht van de ‘linkse kerk’. Het voornaamste slachtoffer van de opkomst van de leefbaren en fortuynisten, de Partij van de Arbeid, bevindt zich in Amsterdam echter sterker dan ooit in het centrum van de macht, zoals bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen duidelijk is gebleken. Ook burgemeester Job Cohen is een prominent lid van deze partij, een politieke figuur die precies de tegenpool van Fortuyn lijkt te zijn.
| |
| |
>
Rookbom op de hoek van de Kalverstraat en het Spui voor de huwelijksplechtigheid van kroonprinses Beatrix en Claus von Amsberg, 10 maart 1966, Foto Kors van Bennekom.
Het beeld van Amsterdam als stad van de gevestigde orde roept in eerste instantie wellicht enkele vraagtekens op. Maar naast de krakers, pooiers en dealers herbergt Amsterdam ook de meer ‘fijnbesnaarden’: de culturele en intellectuele elite van Nederland. De aanwezigheid van twee universiteiten en talrijke toonaangevende culturele instellingen heeft hier een belangrijke rol gespeeld. In Amsterdam mengde deze elite zich van oudsher met de sociale en politieke elite. Duidelijke scheidslijnen tussen de groepen waren niet te trekken, hoewel de in deze kringen zo belangrijke subtiele verschillen niet geheel uit beeld verdwenen. De grachtengordel was hun domein; daar betrokken zij hun statige panden en hielden zij hun soirees. Leden van deze elite waren in meerderheid liberaal georiënteerd en van vrijzinnigen huize. De rijke handelsman uit een bestuursgeslacht die optreedt als mecenas van menige kunstvereniging is het prototype van deze Amsterdamse elite.
De Amsterdamse elite is natuurlijk in de loop van de twintigste eeuw sterk van samenstelling veranderd. In de eerste decennia verloor de liberale bovenlaag de meerderheid in de gemeenteraad aan de sociaaldemocraten. In politiek opzicht werden de bakens verzet, maar van radicale verschuivingen was geen sprake. Neem Floor Wibaut (1859-1936), de eerste sociaaldemocratische wethouder van Amsterdam, die in de periode 1914-1931 zijn stempel op het stadsbestuur drukte. Wibaut was het prototype
| |
| |
Muurschildering ter herinnering aan Theo van Gogh, die op 2 november 2004 in Amsterdam vermoord werd.
van de stedelijke magistraat: soeverein, erudiet en welbespraakt. Dankzij zijn achtergrond, voorkomen en presentatie vond Wibaut moeiteloos aansluiting bij de oude elite. Tegelijkertijd zette hij met zijn verfijnde optreden de toon voor de positie van de sociaaldemocraten in Amsterdam, waaraan radicaliteit nog altijd vreemd is en de nadruk wordt gelegd op verantwoordelijk handelen. Burgemeester Job Cohen is hiervan momenteel misschien wel de belangrijkste exponent. De grachtengordel is nog immer het domein van deze elite en zowel hun progressieve als bevoogdende politieke inslag is niet verdwenen. Het is een traditie die de stormen van 2002 heeft doorstaan.
| |
Concurrenten: Den Haag en Rotterdam
Wat zegt dit alles over de positie van Amsterdam in Nederland? Moeten we Amsterdam zien als de stad waar alles als eerste gebeurt, waar de toon wordt gezet voor de rest van Nederland dat langzaam volgt in haar spoor? Of wijkt Amsterdam te zeer af en is het vooral een on-Nederlandse stad? Het verhaal over de positie van Amsterdam ten opzichte van de rest van Nederland kan niet verteld worden zonder wat verder in te gaan op de relatie van de stad met die andere twee grote steden: Den Haag en Rotterdam. De geschiedenis van deze steden kan niet los gezien worden van hun onderlinge verhouding.
| |
| |
In de negentiende eeuw legde Amsterdam zich met pijn en moeite neer bij de positie van Den Haag als nationaal politiek machtscentrum. Als doekje voor het bloeden werd in de Grondwet vastgelegd dat de vorst in Amsterdam zou worden ingehuldigd. En dat terwijl de uit de vroegmoderne tijd stammende haat-liefdeverhouding met het Oranjehuis in Amsterdam nog lang doorwerkte. De soepel verlopen inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 zou wat dit betreft een keerpunt betekenen. Niettemin bleef tot in de twintigste eeuw de spanning tussen hofstad Den Haag en hoofdstad Amsterdam voelbaar. Het was vooreerst een spanning tussen het regeringscentrum en de hoofdstad, tussen de nationale politiek en de particuliere belangen van de stad Amsterdam, en niet zozeer tussen Nederland en Amsterdam, daarvoor was de stad inmiddels te sterk tot het symbool van het land uitgegroeid. Bovendien, en hierin onderscheidt de Nederlandse situatie zich van die in bijvoorbeeld Frankrijk en Denemarken, oefenden ook Den Haag en Rotterdam afzonderlijk voldoende aantrekkingskracht uit als politiek en economisch machtscentrum om Amsterdam enig tegenwicht van betekenis te bieden.
Grofweg in de periode 1870-1940 werden de posities bepaald, niet zonder de nodige onderlinge strijd. De op- en uitbouw van de verzorgingsstaat maakte de gemeenten steeds afhankelijker van het rijk. Amsterdam legde zich tijdens de crisisjaren met grote moeite neer bij het feit dat de handelsstad nu toch echt financieel volledig van Den Haag afhankelijk was geworden. Tegelijkertijd bleef de stad het financieel centrum van het land, met de Effectenbeurs, de hoofdvestiging van de sterk in belang toenemende Nederlandsche Bank en het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel Maatschappij, de grootste particuliere bank van het land. Tot het absolute economische machtscentrum groeide Amsterdam evenwel niet uit. Rotterdam overvleugelde Amsterdam als belangrijkste haven van het land en zou zelfs uitgroeien tot een wereldhaven. Amsterdam streed in de jaren dertig wel met succes voor de ontwikkeling van Schiphol tot nationale luchthaven en rekende af met Rotterdamse en Haagse concurrentie.
In de twintigste eeuw kregen de drie grootste steden van Nederland een sterke internationale lading. Den Haag ontwikkelde zich tot een internationale hoofdstad, onder andere gemarkeerd door de opening van het Vredespaleis in 1913. De Rotterdamse haven groeide uit tot de grootste ter wereld en Amsterdam werd de verzamelplaats van de culturele en intellectuele elite. De aanwezigheid van de talrijke toonaangevende musea en kunstinstellingen zoals het Rijksmuseum (1885), het Stedelijk Museum (1895) en het Concertgebouw (1888) maakten dat Amsterdam ook in cultureel opzicht de toon aangaf. Meer dan welke andere grote Nederlandse stad dan ook ontwikkelde de Amsterdamse binnenstad zich tot een soort openluchtmuseum waar de herinnering aan het rijke Amsterdamse verleden en aan de zo typisch ‘Hollandse’ geschiedenis van koopmansgeest en ondernemingsdrang levend wordt gehouden.
| |
| |
Al voor de Tweede Wereldoorlog kwam de gedachte op dat dit door de stad kon worden uitgevent. In het bijzonder de organisatie van de Olympische Spelen van 1928 zorgde ervoor dat Amsterdam met haar culturele en historische schatten toeristen probeerde te trekken.
De ontwikkelingen in de jaren zestig gaven Amsterdam een geheel nieuwe aantrekkingskracht. Toeristen kwamen niet meer uitsluitend af op de mooie grachtengordel, Rembrandts Nachtwacht of de moderne kunstwerken in het door museumdirecteur Willem Sandberg tot internationale faam opgestuwde Stedelijk Museum, maar voelden zich ook aangetrokken tot de vrije omgang met seks en drugs. Amsterdam werd in de jaren zestig een internationaal verzamelpunt van alles wat the sixties te bieden hadden. Momenteel worstelt de stad met de erfenis van deze periode; sinds de jaren tachtig hebben het stadsbestuur en de burgerij steeds meer het imago van Amsterdam als een poel des verderfs willen bestrijden. Inmiddels is de stad uitgegroeid tot een global city met internationaal volstrekt inwisselbare winkelstraten met de bekende grote winkelketens. Voor veel buitenlandse toeristen bestaat daarnaast geen verschil tussen stad en land: Amsterdam is Nederland en Nederland is Amsterdam. De stad, of zo u wilt het land, waar de tolerantie ver reikt; zo leert een rondleiding over de Wallen langs de peeskamers en coffeeshops. Dagjesmensen kunnen een wandeling door de Kalverstraat, de bekendste winkelstraat van Nederland, combineren met een bezoek aan het Amsterdams Historisch, Tattoo- of Sexmuseum. Hiermee is meteen het belangrijkste onderscheid tussen Amsterdam en de andere grote steden, en tegelijkertijd de verklaring voor de gelijkstelling van Amsterdam aan Nederland gegeven: de veelzijdigheid van de stad. De stereotyperingen van de drie grote steden wijzen hier ook op. In Den Haag wordt vooral druk bestuurd, in Rotterdam wordt hard gewerkt en in Amsterdam gebeurt het.
| |
Lastig, libertijns, beschaafd
Momenteel wordt Nederland sterk beziggehouden door het ‘vreemdelingenvraagstuk’ en wel vooral door de vraag welke houding moet worden aangenomen tegen etnische en islamitische minderheden en tegen het gevaar van radicalisering van groepen daaruit. Het is een vraagstuk dat al in de jaren negentig speelde, maar na 11 september 2001 en 2 november 2004 - de dag waarop Theo van Gogh in de Amsterdamse Linnaeusstraat werd vermoord - tot polarisatie heeft geleid. De Nederlandse justitie achtte de Hofstadgroep, een groep geradicaliseerde moslims waarvan de kern zich in Den Haag bevindt, verantwoordelijk voor bedreigingen van Nederlandse politici en de voorbereiding van terroristische aanslagen.
Niettemin staat vanwege de recente ontwikkelingen in de eerste plaats Amsterdam en niet Den Haag of Rotterdam, waar de fortuynisten hun eigen ideeën over het mul- | |
| |
ticulturele vraagstuk hebben ontwikkeld,
Job Cohen, burgemeester van Amsterdam, spreekt in het Oosterpark leden toe van Marokkaanse organisaties die demonstreren tegen islamitisch extremisme.
internationaal in de schijnwerpers. Burgemeester Job Cohen staat sterk in de belangstelling van de buitenlandse media. Aan zijn toespraak op de Dam in de avond na de moord op Van Gogh, waarin hij de Amsterdammers opriep luidruchtig hun woede te uiten, dankte hij zelfs een uitverkiezing tot Europese held van het jaar door Time Magazine. En ook nationaal trekt Cohen veel meer aandacht dan zijn collega-burgemeesters van Den Haag of Rotterdam.
Burgemeester Van Hall noemde de Amsterdammers in 1965 lastige mensen, maar schatte vervolgens het lastige karakter verkeerd in en werd na de ongeregeldheden van 1966 ontslagen. In 2004 was het burgemeester Cohen die de Amsterdammers tot een soort gecultiveerd, als het ware door de overheid geëntameerd ‘lastig’ gedrag opriep: lastig en beschaafd tegelijkertijd. Amsterdam is nu eenmaal een stad met meerdere gezichten. Lastig, libertijns en beschaafd: Amsterdam verenigt het in zich. Het maakt Amsterdam tot het symbool van de Nederlandse natie: het vrije drugsgebruik, de prostitutie, de openlijke uitingen van homoseksualiteit, de tolerantie, het vooruitgangsgeloof, gepaard aan een afkeer van populisme.
En tegelijkertijd blijft de stad een proeftuin voor Nederland. Het progressieve optimisme van de maakbare samenleving is er nog niet weggevaagd. Terwijl Leefbaar Rotterdam in de Maasstad een tijdlang bestuurlijke verantwoordelijkheid droeg, probeerde in Amsterdam de ‘oude’ politieke elite ‘de boel bij elkaar te houden’, zoals burgemeester Cohen het treffend heeft uitgedrukt. De gevestigde partijen proberen er de roep om politieke en bestuurlijke vernieuwing te beantwoorden. Het zijn ook deze partijen die allochtone politici als stadsbestuurders naar voren hebben geschoven, zoals de in Marokko geboren ex-wethouder Ahmed Aboutaleb (PvdA), en de in Suriname geboren ex-wethouders Hannah Belliot (PvdA) en Laetitia Griffith (WD). In de Amsterdamse proeftuin heerst geen anarchie en worden niet louter lastige en libertijnse exercities ondernomen, maar wordt met laboratorisch verantwoordelijkheidsgevoel het vraagstuk van de multiculturele en multi-etnische samenleving ter hand genomen. Slaagt de stad erin om dit haast allesbeheersende vraagstuk op te lossen? De blik blijft op Amsterdam gericht.
|
|