Ons Erfdeel. Jaargang 50
(2007)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
De laatste auto van de pastoor
| |
[pagina 21]
| |
bart dirks In de Astra hangt die typische geur van nieuwe auto's, het onbestemde parfum van plastic, verf en vinyl. ‘Het zal mijn laatste wagen zijn’, veronderstelt Gabriël Desmaele. ‘Al hoop ik er, als God het wil, nog heel wat jaren in te rijden.’ Een vrolijk, hoog lachje volgt - niet voor het eerst die middag. Aardse zaken zijn de minste van zijn zorgen. Hij is van 1934; midden jaren negentig had hij al met pensioen mogen gaan. Hij voelt zich nog kwiek genoeg, al heeft hij zich heilig voorgenomen niet door te werken tot het bittere eind. ‘Een murmelende, stokoude pastoor, bevend en trillend, wat heeft dat voor charme? Ik heb een vriend op het hart gedrukt dat hij me tijdig moet waarschuwen als ik er beter mee kan stoppen.’ Maar wat gebeurt er daarna met het zielenheil in Machelen-aan-de-Leie? Komt er een nieuwe pastoor of dooft de parochie uit? Het aantal opvolgers is immers, om het zwak uit te drukken, nogal beperkt. | |
Een spoor van heimweeGabriël Desmaele heb ik er niet over horen klagen, maar menige Vlaamse kerk schijnt last te hebben van duiven die ongevraagd binnenvliegen, er nesten bouwen en de boel bevuilen. Gelukkig is er een remedie gevonden: dien de duiven het sacrament van het vormsel toe, daarna zullen ze gegarandeerd nooit meer een godshuis betreden. Het grapje uit katholieke kringen spreekt boekdelen: buiten de ‘scharniermomenten’ van het leven - doop, communie, vormsel, bruiloft en begrafenis - is de gemiddelde Vlaming met geen stok meer naar de kerk te krijgen. Kwam in 1967 nog iets meer dan de helft 's zondags naar de mis, tien jaar later was dat geslonken tot een op | |
[pagina 22]
| |
de drie. Inmiddels zou amper nog een op de tien Vlamingen regelmatig de mis bijwonen, en er is zelfs een betwiste peiling die spreekt van 3,7 procent.Ga naar eindnoot2 Sluipenderwijs stroomden de kerken leeg. Enkele breukmomenten versnelden die trend. Studenten liepen in 1966 te hoop tegen de bisschoppelijke brief die stelde dat de tweetalige Leuvense universiteit ‘één en ondeelbaar’ was. Twee jaar later viel de regering over de kwestie en splitste de universiteit zich toch op in de Franstalige Université Catholique de Louvain en de Nederlandstalige Katholieke Universiteit Leuven. Het taboe op voorbehoedsmiddelen zoals de pil, in 1968 uitgevaardigd door paus Paulus V in zijn encycliek Humanae vitae, viel ook totaal verkeerd in Vlaanderen. De tijd was voorbij dat men zich de les liet lezen door het Vaticaan. De Vlaamse bisschoppen hielden decennia een trauma over aan deze dubbele mokerslag in de jaren zestig. Ze bleven voor eigen parochie preken; daarbuiten deden ze er liever het zwijgen toe, zeker over politieke zaken. Toch heb ik de indruk dat het katholicisme in Vlaanderen sterker voortleeft dan sommige ongelovigen geloven. Dat zit in grote en kleine dingen. Zelfs op een zondag in mei bij een zangwedstrijd voor vinken, in het West-Vlaamse Waregem-Nieuwenhove, eist het geloof een bijrol op. Allicht zijn de vinkenzetters vanwege de competitie niet ter kerke gegaan en staat er na afloop rond halftien in café Den Halve Maen al menige pint op tafel, wel komt een bestuurslid van de christelijke vakbond ACW de jaarlijkse Rerum Novarum-prijs uitreiken. Het kampioenschap is er zelfs naar vernoemd. Rerum Novarum (‘Over nieuwe dingen’) is een encycliek uit 1891 waarin paus Leo XII schreef over de behoeften van de arbeidersklasse. Zo gaf hij de aanzet tot een katholiek alternatief voor de Dag van de Arbeid. Wat 1 mei is voor de socialisten, is de veertigste dag na Pasen voor de christelijke vakbond. De bondsbestuurders grijpen de feestdag aan voor lange redevoeringen die uitvoerig in het nieuws komen. Ik had er in Nederland nog nooit van gehoord. De dominante positie van de katholieke scholen in Vlaanderen is een ander teken aan de wand. Nog altijd volgt 64 procent van de kinderen op de basisschool en 75 procent van de middelbare scholieren katholiek onderwijs. En die scholen schaven de jongste jaren weer nadrukkelijk aan hun katholieke identiteit. Dan is er het Kerk+Leven, het weekblad van de Vlaamse Kerkgemeenschap. Het heeft het onwaarschijnlijke hoge aantal van vierhonderdtwintigduizend betalende abonnees, goed voor een bereik van één miljoen lezers. Natuurlijk heeft het grootste blad van Vlaanderen een deel van zijn populariteit te danken aan de lokale berichtgeving; tweeduizend vrijwilligers dragen kopij aan voor vijfhonderdtwintig lokale edities. Ze schrijven over communiefeesten en begrafenissen, maar ook over de activiteiten van de plaatselijke fanfare of voetbalclub. De taak van buurtkrant verklaart een deel van de populariteit, maar als de lezers totaal van God los waren, dan hadden ze Kerk+Leven al lang opgezegd. | |
[pagina 23]
| |
Ook Godfried Danneels valt me regelmatig op. Behalve kardinaal en aartsbisschop is hij een Bekende Vlaming, veelgevraagd op radio en televisie. Hij neemt stelling in maatschappelijke thema's, zoals over een generaal pardon voor mensen zonder papieren. Kennelijk is de kerkleiding stilaan haar schroom aan het verliezen om zich te mengen in het publieke debat. Veel Belgen hebben tijdens het conclaaf in april 2005 een kaarsje opgestoken, in de hoop dat Danneels in Rome de nieuwe paus zou worden. Maar het meest verrast ben ik over de verkiezing van de Grootste Belg in 2005, een eretitel die vanwege de taalgrens overigens twee keer is gegeven. In Vlaanderen rolt pater Damiaan als winnaar uit de bus, de missionaris die op de Hawaï-eilanden liefdevol leprapatiënten heeft verzorgd tot hij in 1889, negenenveertig jaar oud, zelf aan de ziekte is overleden. Op de vijfde plaats volgt priester Adolf Daens, voorvechter van sociale hervormingen. In Franstalig België wordt Damiaan derde en zuster Emanuelle, alias de ‘Voddenraapster van Caïro’, vijfde. Om het contrast te schetsen: de Nederlanders hebben in 2004 Pim Fortuyn tot hun grootste landgenoot verkozen, met pas op de zestiende plaats een religieus boegbeeld: majoor Alida Bosshardt (o1913) van het Leger des Heils. Is het geloof terug van weggeweest? Of zelfs nooit echt verdwenen? ‘Achteraf bekeken was de schijnbare secularisering vooral een hunkering naar vrijheid’, stelt de Leuvense hoogleraar kerkelijk recht Rik Torfs in de Brusselse Sint-Jan de Doperkerk, waar hij een voordracht houdt over de rentree van religie in de Lage Landen. ‘Ze zei weinig over religieuze gevoelens. De geëmancipeerde Europeaan wilde vooral komaf maken met dwang en met beklemmende structuren. Een kerk die de inhoud van zingeving bij monde van hiërarchische leiders sluitend vastlegde, dat wekte argwaan. Rijkelijk laat zagen vele waarnemers in dat secularisering niet altijd onverschilligheid tegenover religie veronderstelt, maar dat ze soms juist door authentieke religieuze gevoelens is ingegeven.’ De kerken gaan volgens Torfs geen nieuwe bloeitijd tegemoet, ‘laten we daar niet onnozel over doen. Maar in de Lage Landen baant het religieuze zich weer een weg in de randen van het leven, ‘niet langer als de maatstaf ervan, maar als een onderdeel van ons bestaan, als een commentaar, een voetnoot, een uiting van verlangen, een vorm van kritiek, een spoor van heimwee.’Ga naar eindnoot3 Een land waar een zalig verklaarde missionaris tot grootste inwoner wordt uitgeroepen? Waar de kardinaal nog écht iemand is? Waar 51,5 procent van de inwoners zich nog katholiek noemt, en 7,2 procent christelijk?Ga naar eindnoot4 Waar het katholieke onderwijs de onbetwiste marktleider is? De katholieke humuslaag is kennelijk nog lang niet uitgeput. Zijn het stuiptrekkingen, zoals professor Torfs lijkt te suggereren, of maakt het Rijke Roomse Leven zich op voor een doorstart? | |
[pagina 24]
| |
De school maakt het verschilGezien het gigantische aantal scholen dat in Vlaanderen naar heiligen is vernoemd, zit de kerk op rozen. Maar hoe katholiek zijn die scholen nog? Enkele jaren geleden wakkerde de vrijzinnige liberaal Karel De Gucht een felle polemiek aan. De toenmalige partijleider van de Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD) vond dat het katholieke onderwijs zich meer moest openstellen voor andersdenkenden. ‘De Gucht zei: er zijn geen katholieken meer, dus de scholen moeten zich niet langer katholiek meer noemen. Dat heeft ook intern tot een grote discussie geleid over onze identiteit en visie op de maatschappij.’ Aan het woord is Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), een benoeming door de Vlaamse bisschoppen. Wat de Brusselse Wetstraat is voor de Belgische politiek, is de Guimardstraat voor het vrije katholieke onderwijs. Maar hoe definieert Mieke Van Hecke op haar werkkamer in die straat een katholieke school? ‘De meerwaarde is verschrikkelijk moeilijk te benoemen. Het verschilt van school tot school hoe dat concreet wordt ingevuld. Er zijn scholen waar men elke dag met een korte bezinning begint; elders worden alleen een paas- of kerstviering gehouden. We zijn er wel nadrukkelijker mee bezig, nu de overheid zich meer en meer probeert te bemoeien met de leerdoelen. Wij willen verder gaan dan kinderen leren lezen en schrijven, en tieners wiskunde en vreemde talen bijbrengen. We willen onze leerlingen óók een visie op mens en maatschappij meegeven. We zijn bijvoorbeeld voor maatschappelijke stages, want dat leert je dienstbaar te zijn naar anderen. Die toegevoegde waarde is nu net ons pedagogisch project. Maar ook voor ons is de grote vraag wel: hoe beoordeel je of een leerling aan het eind van zijn schoolloopbaan klaar is voor die maatschappij?’ Die vraag beantwoorden is niet hetzelfde als controleren of de leerlingen wel voldoende katholiek zijn geworden. De school biedt antwoorden op levensvragen, maar uiteindelijk is het aan het individu om zelf te kiezen. ‘Uiteraard is er ook ruimte voor andere religies en andere mogelijkheden. Vrijzinnigen, agnosten en moslims zijn welkom. Maar we verwachten wel van zowel leerkrachten als leerlingen loyaliteit voor ons christelijk geïnspireerde project: je gaat mee naar de vieringen, ook als je niet gedoopt bent.’ Jongeren staan wel degelijk nog open voor het geloof, aldus Van Hecke. ‘Wat niet hetzelfde is als alles doen zoals het Vaticaan het voorschrijft.’ Meer dan ooit reikt de rol van het katholiek onderwijs tot ver buiten de klaslokalen. Nu pastoors een schaars goed worden, nemen geëngageerde leken steeds meer taken over. ‘En dan blijkt er in een parochie een enorme impact te zijn van de aanwezigheid van een katholieke school. Dankzij de school blijft er een katholiek middenveld bestaan, een sociaal weefsel. Niet enkel doordat de scholen kinderen helpen voor- | |
[pagina 25]
| |
De parochiekerk in Machelen-aan-de-Leie en pastoor Gabriël Desmaele, Foto Gert Jochems.
| |
[pagina 26]
| |
bereiden op de eerste communie of het vormsel. Nee, de parochie trekt zich op aan de school en de school wordt de motor van zo'n parochie.’ Misschien is ze wat al te optimistisch, geeft Mieke Van Hecke ongevraagd toe. ‘Maar het feit dat ik het op veel plaatsen al zie gebeuren, betekent dat het anderen kan aansteken, zoals een steen in een vijver steeds grotere kringen maakt. Veel van onze scholen zijn gesticht door religieuze congregaties, door paters en zusters. Zij zijn vertrokken, maar hun engagement is wél doorgegeven.’ | |
Showbizz en de BijbelPer toeval - of is het goddelijke voorzienigheid? - ontdek ik een kloostercomplex in Groot-Bijgaarden, ten westen van Brussel. ‘Don Bosco Experience’ staat er met hippe letters op een bord. Elke donderdag van zeven tot elf. ‘Een saai avondje tv-kijken of een zinvol avondje uit?’, vraagt de flitsende website die ik thuisgekomen opzoek.Ga naar eindnoot5 Er is ook een podcast met muziek en bezinningen uit de Experience. ‘Kom vanavond gerust langs, het is echt een belevenis’, belooft initiatiefnemer Robert Kino me aan de telefoon. ‘We bieden entertainment, vorming en spiritualiteit. We beginnen met een sacraal moment, dan volgt een hapje en een tapje. En vanavond is deel twee van een film over Mozes.’ Onderweg slaat mijn fantasie op hol. ‘Don Bosco Experience’ roept associaties op met de Efteling en Bobbejaanland. Of met Don Bosco: The Ride; zo'n wilde attractie in een Hollywood-themapark gebaseerd op een avonturenfilm. Maar dan natuurlijk spiritueler en rustiger. Rustig is het zeker. De deur staat op een kier, maar er is niemand. Er hangt een vleugje zoete wierook. Een trap leidt omhoog naar een groot vertrek met een plafond en muren van schrootjes. Over de biljartlakens liggen geruite kleden; op een toog wachten flessen frisdrank en thermoskannen, in een hoek staan bordkartonnen figuren uit The Lord of the Rings, op een tafeltje liggen kinderbijbels en dvd's van kaskrakers. Is dit een parochiezaal of de foyer van een bioscoop? En waar is iedereen? Ik dwaal verder, ontdek een leeg filmtheater en een garderobe met enkele jassen. Een bordje wijst omhoog naar een expositie over honderd jaar filmaffiches, een pijl omlaag naar de crypte. Beneden zingen een stuk of vijfentwintig aanwezigen, niet meer piepjong, met een cd het Wees Gegroet mee, opwekkend getoonzet voor drum, gitaar en fluit. Er hangen reproducties van Russische iconen, er branden rode kaarsen in een zevenarmige kandelaar. Vooraan liggen witte keien ter grootte van aardappels, in hoopjes opgetast. Met stift zijn er namen van overledenen op geschreven, soms met hun sterfdatum. Op een grote amfora is ‘Elkaar gedenken’ geschilderd. Een stoffen clownspop ligt onderuitgezakt tegen de kruik aan. | |
[pagina 27]
| |
‘Na afloop van het sacrale moment kunt u deel twee van de Mozes-film zien’, klinkt er door de luidsprekers. Er staat echter niemand in de crypte - een altaar of spreekgestoelte ontbreekt. Het blijkt de stem van Robert Kino, die zijn mededeling doet vanuit een soort regiehokje achter in de crypte. Ter afsluiting zet Kino een cd op; synthesizer met panfluit, gemixt met gregoriaanse gezangen. Het geheel doet eerder new age dan katholiek aan. Robert Kino is een Salesiaan. Zo heten de leden van de religieuze congregatie van Don Bosco. Hij heeft een dikke bos haar en draagt een blauwe fleece-trui van het merk Columbia. We zitten onder de schrootjes op rotanstoelen met een groene parasol. Er hangt palmenstrandbehang tegen dit stukje muur. Kino heeft in de jaren zestig een droom. Geïnspireerd door grote musicals en totaalspektakels wil hij het geloof met nieuwe middelen aan de jeugd overdragen. Onconventioneel, net als de Italiaanse priester Don Bosco (1815-1888) zelf ook nieuwe wegen insloeg om kansarme jongeren in Turijn perspectief te bieden. In 1965 begint Kino het project ‘Eigentijdse Jeugd’. Met een dubbeldekker gaat een enthousiaste ploeg scholen af, om er in één dag met de leerlingen een stichtelijke musical in te studeren en op te voeren. Elke twee jaar wordt een viering op tv uitgezonden. Kino produceert tientallen platen, cd's en boeken. Bekende Vlaming Bart Peeters heeft nog eens een praatprogramma in Groot-Bijgaarden gepresenteerd, de Nederlandse en Italiaanse tv zijn op bezoek geweest. Showbizz als middel om de Bijbel tot leven te brengen. ‘Maar je moet op je hoogtepunt stoppen. We wilden geen karikatuur van onszelf worden’, zegt Kino op het tropische terrasje. ‘Daarom hebben we Eigentijdse Jeugd na veertig jaar omgevormd in Don Bosco Experience.’ Pubers komen nog zelden naar Groot-Bijgaarden. Wel sturen Vlaamse parochies op sommige zaterdagen kinderen van een jaar of twaalf langs, ter voorbereiding op het sacrament van het vormsel. Ze leren ‘groeien in relatiegevoeligheid’: door film, gebed en spel ervaren ze het belang van vriendschap. Maar het zijn overwegend oudere gelovigen die op donderdagavonden voor bezinning, een film of een lezing onder het motto ‘Bijbelse Graankorrel’ naar de Experience komen. Het evangelie wordt er onder meer uitgelegd door verbanden te leggen met de kabbala, de mystieke joodse leer die aan elke letter en cijfer een diepere betekenis toekent. ‘Voor mij is het de schoonste avond van de week’, zegt Denise Wolters, een kwieke dame die de pensioensgerechtigde leeftijd is gepasseerd. ‘Ik ga óók op zondag naar de mis. Maar de rust die ik hier op donderdagavond vind, bij het sacrale moment, dat heb ik in de kerk minder. Het geeft me zo veel rijkdom.’ Ze betreurt het dat niet meer mensen de weg naar hier vinden. Vooral ook jonge mensen zouden zo veel kunnen opsteken van de films en de lezingen. ‘Maar je kunt natuurlijk niemand dwingen. Vroeger zaten de kerken vol, je beging een doodzonde | |
[pagina 28]
| |
als je wegbleef. Wie nu nog naar de kerk gaat, doet dat uit innerlijke overtuiging en niet meer uit gewoonte. Gelukkig maar.’ Ik ben blij voor Denise Wolters dat ze zo veel inspiratie put uit de donderdagavonden in Groot-Bijgaarden. En voor Robert Kino hoop ik dat ik me vergis, maar ik vrees dat zijn Don Bosco Experience toch een karikatuur van Eigentijdse Jeugd is geworden. | |
Een hart in het hart van de stadWaar is de avant-garde van de katholieke kerk dan wel te vinden? Misschien wel in Antwerpen, bij het restaurant Kamiano. Het ligt op een toplocatie in het centrum, op een steenworp van de Groenplaats en vlakbij de chique modewinkels van de Nationalestraat. Vanavond staan er knolselderijsoep, boontjes, aardappels en een puddinkje op het menu. De gedreven keukenploeg rekent, zoals elke woensdag- en zaterdagavond tussen halfvijf en halfacht, op drie- tot vierhonderd gasten. Het restaurant wordt in geen enkele culinaire gids aanbevolen. Kamiano noemt zichzelf ‘een herberg waar plaats is voor velen’ en een ‘hart in het hart van de stad’. Dak- en thuislozen komen er gratis eten, maar ook gezinnen en kinderen die niet kunnen rondkomen zijn welkom. Bij de entree begroeten vrijwilligers de gasten bij hun voornaam. Sommige bezoekers zijn in voor een praatje; velen sloffen echter in zichzelf gekeerd voorbij. Ze zijn getekend door een zwaar leven op straat, door drank en drugs.Ga naar eindnoot6 Kamiano - de naam verwijst naar de koosnaam die pater Damiaan van de melaatsen kreeg - maakt deel uit van de internationale Egidiusgemeenschap, in 1968 door Italiaanse studenten opgericht. Het oecumenische centrum in Antwerpen, geleid door leken, is tegelijk een oase van rust en bezinning én een middelpunt van actie en activiteit. Zo is Sant'Egidio een drijvende kracht achter de HOP-acties (Hoop Op Papieren), waarmee clementie wordt gevraagd voor asielzoekers en illegalen. Tientallen vrijwilligers van Sant'Egidio bezoeken wekelijks eenzame bejaarden; binnen de gemeenschap is zelfs woonruimte voor tien ouderen. Er is conversatieles voor asielzoekers en mensen zonder papieren. Die taallessen gaan verder dan louter kennisoverdracht; de intentie is dat er ook vriendschappelijke relaties uit voortkomen. ‘We leven met de Bijbel in de ene hand en de krant in de andere’, zegt Annemarie Pieters, een Nederlandse die jaren geleden in Antwerpen kwam wonen vanwege haar hartstocht voor Sant'Egidio. ‘Met andere woorden: we bidden niet alleen, maar geven ook praktische invulling aan ons geloof in de wereld van nu.’ Als protestantse heeft ze weinig voeling met katholieke heiligenbeelden en met de Mariaverering. Maar ze zal geen van de bezinningen overslaan, elke werkdag om acht uur in de prachtige, verstilde Magdalenakapel op de eerste verdieping. De gebeden die zij begeleidt aan het keyboard klinken glashelder; het is te horen dat sommige aanwezigen goed geschoolde stemmen hebben en vrijwel dagelijks met elkaar zingen. | |
[pagina 29]
| |
Restaurant Kamiano, Antwerpen, Foto Gert Jochems.
Deze bezinning in de Magdalenakapel raakt me meer dan het sacraal moment in de Don Bosco Experience. Maar vooral treft het praktische idealisme me. Is dit de voorhoede van een zich vernieuwende katholieke kerk in Vlaanderen? Jan De Volder, vrijwilliger bij Sant'Egidio én redacteur van het christelijke opinieweekblad Tertio, oplage achtduizend exemplaren, ziet de lekengemeenschap inderdaad als een avant-garde. ‘Het geloof gaat in ons model samen met de handen uit de mouwen steken. We kijken naar buiten, terwijl de blik van de katholieke kerk in België toch eerder naar binnen is gekeerd. De “grote kerk” zou van ons kunnen leren, maar in Vlaanderen gebeurt dat niet. De kerk moet het waanidee loslaten dat ze door niemand wordt begrepen.’ Maar de populariteit van het katholieke onderwijs? De verkiezing van Damiaan tot Grootste Belg? De gigantische oplage van het blad Kerk+Leven? Dat zijn toch signalen dat het wel meevalt? ‘Die keuze voor de Grootste Belg bewijst absoluut dat Vlaanderen nog steeds op een katholieke humuslaag teert. Al is het ook nostalgie: vroeger had iedereen een missionaris in de familie. Soms hoor je op de radio nog wel eens een oude pater een verre burgeroorlog of natuurramp becommentariëren.’ Toch is hij somber. ‘Duidt het stemmen op Damiaan of het lezen van Kerk+Leven op echte innerlijke bezieling? Ik betwijfel het ten zeerste. Het is vooral de traditie die overleeft. De afkalving is enorm. Het aantal priesterroepingen is nul komma nul, minder dan in Nederland. Daar verandert ook kardinaal Danneels niets aan. De kerken zijn op zondag nog niet helemaal leeg, maar je ziet wel dat het publiek enorm is vergrijsd. Het aantal katholieke scholen is | |
[pagina 30]
| |
inderdaad gigantisch en Rerum Novarum is nog belangrijk voor de vakbonden, maar wat zegt het? Het predikaat “katholiek” betekent anno 2007 weinig. Het appelleert in het beste geval aan een atmosfeer, een gevoel. Nog altijd doet tachtig procent van de kinderen de eerste heilige communie, maar dat is verworden tot een overgangsritus waar mensen nu eenmaal van houden. Het is reden voor feest, meer niet.’ De katholieke kerk zal in Vlaanderen de komende tien tot vijftien jaar nog zware klappen krijgen, vreest De Volder. In het fijnmazige netwerk van parochies gaan nog meer gaten vallen. ‘Dat zal voor menigeen - binnen én buiten de kerk - een koud ontwaken zijn.’ Tegenover de afbrokkelende traditionele structuren staat weinig vernieuwing. Wat Jan De Volder ‘de levende kerk van christelijke gemeenschappen’ noemt, daar moet je volgens hem al helemaal met een vergrootglas naar zoeken. | |
Laat duizend bloemen bloeienMaar naar spiritualiteit hoef je anno 2007 zeker niet lang te speuren. De kerken mogen leeg zijn, velen vragen zich weer hardop af wat zich afspeelt tussen hemel en aarde. Op weg naar een afspraak met kardinaal Godfried Danneels, de aartsbisschop van Mechelen-Brussel, passeer ik in de Mechelse Muntstraat 't Zielenhofke. In de winkel liggen boeken met titels als Wijsheid van een sterrenkind en Openbaringen voor een nieuw tijdperk, een studie over autisme en vorige levens, en een boekje over magische zeemeerminnen en dolfijnen. Never drive faster than your angels can fly, waarschuwt een stapeltje bumperstickers, rij nooit sneller dan je engelen kunnen vliegen. Op afspraak kan je bij 't Zielenhofke op consult komen; een uurtje kaartlegging, healing of lichtwerk kost 45 euro. De mensen zijn weer op zoek naar het Onzichtbare, zegt kardinaal Danneels in het witte aartsbisschoppelijke paleis aan de Wollemarkt, in de schaduw van de Sint-Romboutskathedraal. ‘Er is duidelijk weer een ontwaken van een soort religieus gevoel. Enkele jaren geleden was dat een volstrekt taboe, daar mocht gewoon niet over gesproken worden. Men verzette zich daar openlijk tegen en ridiculiseerde het. Dat is nu minder het geval.’ In vele gedaanten komt het religieuze besef nu terug. ‘Van christendom tot oosterse wijsheid, van relaxatietechnieken tot transcendente meditatie, u hebt geen idee hoe veelzinnig de term religie is geworden.’ Maar waarom profiteert de katholieke kerk in Vlaanderen dan nauwelijks van dat religieuze ontwaken? Immers, tijdens de zondagsmissen wordt het niet drukker. De in 1933 geboren kardinaal beaamt het met zachte, maar vaste stem. Maar hij draait de bewijslast om: ‘Onze core business, het kerkbezoek, is áltijd moeilijk geweest. Het is niet omdat vroeger iedereen op zondag naar de kerk ging, dat ik durf te beweren dat we toen leefden in een volkomen christelijke maatschappij. De sociale controle was groot en dus was het kerkbezoek niet noodzakelijk een maatstaf voor de echte religieuze | |
[pagina 31]
| |
overtuiging, maar vooral voor de sociale druk. Om uw brood te verdienen was het goed om katholiek te zijn, want alle werkgevers waren het.’ Het neemt volgens de aartsbisschop echter niet weg dat Vlaanderen nog steeds christelijk is. De keuze voor katholieke scholen, voor katholieke ziekenhuizen, is veelzeggend. ‘Zelfs veel moslimouders sturen hun kinderen bewust naar katholieke scholen. Ze zeggen: daar wordt tenminste nog over God gesproken. Men vraagt me wel vaker: wat is het eigene van een katholieke school? Ik antwoord altijd: het zit in het behangpapier. Er is een sfeer van nabijheid tussen leerkrachten en studenten, van ernst en aandacht voor de jonge mens, een openheid om de minder begaafden op te vangen, een toewijding van het lerarenkorps om ook buiten de uren betrokken te zijn.’ Het beste bewijs voor het feit dat de kerk in België nog niet is uitgespeeld, vindt hij het grote evangelisatiecongres Allerheiligen 2006, in de eerste week van november. Drieduizend bisschoppen, priesters, zusters en leken uit Europa, Canada en Australië kwamen naar Brussel voor lezingen, workshops en gebeden. Naast de congresgangers kwamen er nog eens honderdduizend bezoekers naar jongerenmanifestaties, concerten en heilige missen. ‘Daar zag ik voor het eerst sinds jaren dat christenen weer buiten kwamen, blij en ook fier dat ze gelovig zijn. Trouwens, het motto was: laat ons christen zijn zonder complexen, en zonder arrogantie. In de kerk is nu niet veel gevaar meer voor grote arrogantie. Ja, dertig, veertig jaar geleden was de kerk hier erg machtig, op alle gebied. Maar dat is voorbij. Ik hoef mensen dus niet aan te moedigen om niet arrogant te zijn; wél om zonder complexen te zijn.’ Allerheiligen 2006 heeft volgens Danneels iets gekeerd, ook bij andersdenkenden. ‘Burgemeester Thielemans van Brussel, die is helemaal niet katholiek, vond het mooi dat het christendom zich toont in de maatschappij, dat we laten zien waar we staan. De islam doet dat ook, zei hij.’ Katholiek zijn is zoveel meer dan 's zondags braaf luisteren naar de preek van een pastoor. Het is een manier van leven, een besef van normen en waarden. En andere uitingen, zoals de lekengemeenschap Sant'Egidio in Antwerpen, of de Don Bosco Experience in Groot-Bijgaarden, horen er voor de kardinaal evenzeer bij. ‘Ik denk dat we er goed aan doen duizend bloemen te laten bloeien, op voorwaarde dat het sap dat er uit opstijgt toch uit dezelfde wortel komt. Ik vind het juist een van de kwaliteiten van de kerk om heel veel zaken te laten gebeuren. Er zijn duizend van die vormen in Vlaanderen. We moeten het veelkleurige kleed van Jozef, het regenboogkleed, tot zijn recht laten komen. Tijdens Brussel Allerheiligen 2006 had men van links tot rechts allerlei kraampjes. Dat heeft tot geen enkele spanning geleid. Laat het bloeien.’ Toch ziet niet iedereen die kentering. Een Afrikaanse bisschop beklaagde zich ooit bij Danneels over het feit dat de West-Europese kerkleiders het geloof gewoon om zeep lieten brengen, terwijl zij passief toekeken. ‘Ik begreep het: in Afrika loopt het wel als | |
[pagina 32]
| |
een trein, net als in Latijns-Amerika en zelfs in Azië. Maar wij hebben de aanvallen van Freud, Marx en Nietzsche moeten pareren. We hebben dat overleefd, zij het met veel kleerscheuren. We hebben de confrontatie doorstaan tussen geloven en denken, tussen geloof en wetenschap, tussen geloof en kritiek. En dát is onze bijdrage die zal blijven voor heel de planeet. Want altijd en overal komt er een tijd dat het geloof wordt aangevochten door kritiek en verdenking.’ Het antwoord van de Belgische kardinaal aan de Afrikaanse bisschop lag in die lijn: ‘Misschien komt er ooit een tijd dat ook gij de bijl aan de wortel zult voelen van de kerk en van de godsdienst. Wel, bel ons dan een keer, want wij hebben daar ervaring mee.’Ga naar eindnoot7 | |
Zonder de liefde klinkt het valsDe zaterdagavondmis in de Bidplaats Maria Hulp der Christenen doet vermoeden dat de ontkerstening geen greep heeft gekregen op Machelen-aan-de-Leie. Met Gerard Reve heeft pastoor Gabriël Desmaele zeker niet de laatste kerkganger begraven. De kapel - dik tweehonderd stoelen - zit zo goed als vol. Misschien hangt het ermee samen dat de viering tevens de zeswekendienst en jaardienst is voor overleden parochianen, en dat kinderen en kleinkinderen voor de gelegenheid weer eens naar de kerk zijn gekomen. Toch blijken de meesten bij de voorbeden en de geloofsbelijdenis nog behoorlijk tekstvast. Vroeger was de katholieke kerk heel moraliserend, nu moet ze volgens Desmaele ‘een beetje de protestantse toer opgaan’: je moet uitleggen wat dat eeuwenoude evangelie vandaag de dag nog betekent voor de mensen. ‘Zoals de apostel Paulus het schreef: zonder de liefde klinkt het allemaal vals. Ik weet zeker dat onze boodschap van liefde de samenleving ook nu nog kan inspireren.’ Als God niet is verdwenen uit Machelen, hoe heeft Hij dan standgehouden? Pastoor Desmaele is de eerste om zijn eigen verdiensten te nuanceren. ‘Ik ben in 1961 tot priester gewijd en hier sinds 1985 pastoor. Het dorp werd in die tijd groter, de kerk kleiner’, zo heeft hij het eerder die middag in de pastorie samengevat. In zijn werkkamer staat een kruisbeeld en een wajangpop, op een boekenkastje twee mijnwerkerslampen uit een tijd dat de kolenmijnen nog in bedrijf waren en de kerken nog vol. ‘Het huidige publiek is van het oudere genre, of ze zijn juist heel jong. Een tussengroep van dertigers en veertigers ontbreekt.’ Maar wat hij wel ‘zeer typisch’ vindt: nog altijd wordt praktisch iedere nieuwgeborene in Machelen gedoopt; bijna iedere overledene laat zich kerkelijk begraven. In 2006 had hij twaalf bruiloften. Steevast stelt hij aan de verloofden de vraag waarom ze hun jawoord voor het altaar willen uitspreken. ‘Men zegt natuurlijk dat men gelovig is, maar je kunt ze niet op een rooster leggen. Het echte antwoord van velen laat zich raden: uit traditie en voor de mooie plaatjes in het fotoalbum.’ De pastoor lacht. ‘Vroeger waren er verplichte cursussen ter voorbereiding op het huwelijk. Dan kwam een | |
[pagina 33]
| |
gynaecoloog met een film uitleggen hoe het in zijn werk ging. Sommige meisjes werden er onpasselijk van. Die voorlichting is nu echt niet meer nodig.’ Een dorpspastoor, dat wás vroeger iemand. Als hij passeerde, dan sloegen de mensen een kruiske. ‘Ons maatschappelijk aanzien heeft wel een deuk opgelopen. Nu zijn pastoors mensen als iedereen. Eigenlijk vind ik dat wel goed, trouwens.’ Hij nipt van zijn koffie. ‘En toch... zelfs bij mensen die niet geloven, zijt ge nog altijd iets aparts.’ |
|