Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 789]
| |
Taal & cultuurChatten in Boedapest. Zestiende IVN-congres in GentDe neerlandistiek zal internationaal en interdisciplinair zijn, of ze zal niet zijn. Dat was de stelling die Anne Marie Musschoot, hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent en Vlaams hoofdredacteur van de nieuwe geschiedenis van de Nederlandse literatuur,Ga naar eind(1) verdedigde in haar openingslezing van het zestiende colloquium van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). Bijna driehonderd neerlandici uit alle hoeken van de wereld waren van 20 tot 26 augustus 2006 in Gent bij elkaar om van gedachten te wisselen over hun vakgebied. Net als in Groningen in 2003 viel de grote delegatie Oost-Europese neerlandici op.Ga naar eind(2) In het historierijke kader van de door Willem I gebouwde aula van de Gentse universiteit had Musschoot het ook nog over de wortels van de neerlandistiek, over een nieuwe generatie neerlandici die zich niet graag neerlandici meer noemen - onterecht, volgens haar -, en over het Nederlands als voertaal in de neerlandistiek. ‘Het kan niet de bedoeling zijn dat [neerlandici] voortaan als vakgenoten in het Engels met elkaar communiceren’, vond ze, en, nog helderder geformuleerd: ‘Het is niet bedenkelijk, wel vanzelfsprekend, dat een neerlandicus zijn vak beoefent in zijn moedertaal.’ Haar woorden, die opgetekend zullen worden in de handelingen van het colloquium, bleven de hele week echoën in de wandelgangen. De stelling die Musschoot verdedigde, sloot nauw aan bij het centrale thema van het zestiende colloquium neerlandicum. Onder de noemer ‘Neerlandistiek in contrast’ werd in tal van lezingen getoond hoe de neerlandistiek verrijkt kan worden door de confrontatie aan te gaan met andere disciplines en met de studie van andere talen en culturen. Zo kon je horen hoe Belgisch Kongo gerepresenteerd werd in Vlaamse en Poolse teksten van na 1945, werden de vertaalopvattingen vergeleken van de Hongaar Mihaly Babits en Albert Verwey, die op hetzelfde moment een vertaling uitbrachten van Dantes Divina Commedia, en werden syntactische aspecten van het Nederlands in een thema-ochtend over contrastieve syntaxis gecontrasteerd met het Frans, Duits, Engels en het Italiaans. De zogenaamde extramurale neerlandici, neerlandici die buiten het Nederlandse taalgebied werken, hebben in hun anderstalige omgeving kennelijk sneller de neiging om hun vakgebied contrastief te benaderen. Bovenstaande onderwerpen tonen in ieder geval dat op die manier onvermoede invalshoeken kunnen ontstaan die onze kennis van de Nederlandse taal, cultuur en letterkunde aanvullen en verrijken. Naast de ochtend over contrastieve syntaxis werden er nog vier thema-ochtenden en -middagen georganiseerd. De eerste dag na de feestelijke opening stond in het teken van de didactiek. Peter van Petegem van de Universiteit Antwerpen pleitte in zijn lezing voor ‘begeleid zelfstandig leren’, een vorm van leren waarin de verantwoordelijkheid grotendeels verlegd wordt van docent naar student. De docent wordt op die manier meer een begeleider van het leertraject van de student dan de autoritaire bron van alle kennis. Theo Hermans van de University of Londen gaf met The Virtual Department of Dutch (www.ucl.ac.uk/dutch/virtualdutch/) dan weer een praktijkvoorbeeld. Dit samenwerkingsproject tussen vier Engelse universiteiten bestaat uit een website waarop de student verschillende cursussen kan volgen op verschillende niveaus. Hermans noemde niet alleen de pluspunten van dit Virtual Department, maar wees ook op de minpunten, die vooral te maken hebben met de kostprijs en met technologische vernieuwing en compatibiliteit. Dinsdagochtend werden de warme delen van het Nederlandse koninkrijk in de kijker gezet. In de lezing van Lila Gobhardan-Rambocus kon je vernemen dat het heel goed gaat met het Nederlands in Suriname, dat sinds eind 2003 een associatie-overeenkomst heeft met de Nederlandse Taalunie. Op de Nederlandse Antillen en Aruba is de situatie helemaal anders. Daar is een beweging aan de gang die van het Papiaments, de meest gesproken | |
[pagina 790]
| |
taal in die gebieden, de officiële taal wil maken, ten koste van het Nederlands, dat in de praktijk van alledag niet zo vaak gesproken wordt. In zijn opmerkelijke lezing pleitte Eric Mijts er dan ook voor het Nederlands voortaan als vreemde taal te onderwijzen op de Antillen. Een dag later werd de blik gericht op de Bijbel en de Lage Landen. De centrale gedachte was dat de Bijbel geen gesloten boek is in protestants Nederland, met alle gevolgen van dien voor de culturele productie. Dat bleek uit lezingen over de Bijbel in de schilderkunst van de Gouden Eeuw (Marion Boers-Goossens), de Bijbel in de Nederlandse taal (Jan de Vries), de Bijbel in de Nederlandse literatuur (Jaap Goedegebuure), de Bijbel in de Nederlandse redenaarskunst (Eric Cossee), en de Bijbel online (Hubert Slings). Of het nu ging om schilderijen van Rembrandt, boeken van Jan Wolkers, het idioom van de Statenbijbel, het taalgebruik van dominees in hun preken of over de website www.bijbelcultuur.nl, steeds weer werd benadrukt hoe bepalend de Bijbel was en is voor de cultuur in Nederland. Jammer genoeg werd daarbij de situatie in ‘katholiek’ Vlaanderen doorgaans veronachtzaamd. Ongelukkiger nog was de manier waarop de Bijbel in de Nederlandse literatuur besproken werd: oppervlakkig en open deuren intrappend. 's Middags konden alle aanwezigen het Lam Gods gaan bekijken in de Sint-Baafskathedraal. Ludo Beheydt, Peter Schmidt en H. van der Velden demonstreerden in hun lezingen over dit schilderij dat een goed gestructureerd verhaal heel enthousiasmerend kan zijn. Zo'n enthousiasmerend verhaal was ook de lezing die Joep Leerssen gaf op donderdagmiddag. De Amsterdamse hoogleraar moderne Europese letterkunde beschreef met flair en eruditie hoe het begrip ‘Diets’ ontstaan is en hoe en waarom het in de achttiende en negentiende eeuw gebruikt werd in contrast met andere benamingen voor onze taal als ‘Nederduits’ of ‘Neerlands’. Aan de hand van dat ene begrip schetste hij het hele panorama van opvattingen over Vlaanderen, Nederland en Groot-Nederland die in die tijd bestonden en hoe die zich tot elkaar verhielden. Eerder die middag, die helemaal gewijd was aan de geschiedenis van de Groot-Nederlandse gedachte, had Lode Wils, emeritus hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de K.U. Leuven, al de opkomst en het verval beschreven van de politieke Groot-Nederlandse beweging. Guy Janssens, hoogleraar aan de Universiteit van Luik, sloot de dag af met een verhaal over de taalpolitiek van Willem I in de Waalse provincies en in Luxemburg, die beide tussen 1814 en 1830 deel uitmaakten van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Op verschillende manieren poogde Willem I er het gebruik van het Nederlands te stimuleren. Maar succesvol waren zijn pogingen niet: Walen en Luxemburgers waren niet echt gemotiveerd om het Nederlands te leren, en Willem I had geen sancties in het vooruitzicht gesteld voor scholen en instellingen die de taalwetten niet volgden. Opvallend op het congres was de populariteit van de postmoderne Nederlandse roman in onderzoeksprojecten van extramurale neerlandici. Zo behandelden zowel Adrienn Diossi uit Boedapest als Johannah Bundschuh-van Duikeren (Berlijn) Het huis M van Atte Jongstra (1993). Ze deden dat onafhankelijk van elkaar in hun lezingen over vormen van herinnering en over het vrouwelijke lichaam in de postmoderne roman. Verder bleek uit verschillende lezingen en presentaties dat het internet steeds meer gehanteerd wordt als een volwaardig hulpinstrument voor de neerlandistiek. Naast het Virtual Department of Dutch en de website Bijbel en cultuur, die we hierboven al vermeldden, werden nog enkele internetprojecten voorgesteld. Zo wordt aan de Freie Universität Berlin gewerkt aan Neon, een website over de Nederlandse taal, te bezoeken via neon.niederlandistik.fu-berlin.de. Op www.neerlandes.org wordt dan weer een overzicht gegeven van universiteiten en taalscholen in Spanje en Portugal waar je Nederlands kunt volgen. De site wordt gesteund door de Nederlandse Taalunie. En een lezing van een neerlandicus uit Boedapest leerde dat chatten voor anderstalige studenten een heel goed middel kan zijn om de Nederlandse taal en cultuur te verwerven. Opvallend, maar dan in negatieve zin, was het feit dat enkele Nederlandse docenten zonder enige schroom vertelden geen enkele kennis van Vlaanderen te bezitten. Ook het ‘pleidooi voor een herijking van het taalbeleid in Vlaanderen’ door een hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent deed sommige haren te berge rijzen. Het ‘strakke taalbeleid’ in Vlaanderen, dat dateert uit de | |
[pagina 791]
| |
tijd dat er strijd moest worden gevoerd tegen de Franse overheersing en dat het gebruik van het Nederlands in Vlaanderen wettelijk verankert en reglementeert, is volgens deze hoogleraar (Johan de Caluwé) een hindernis voor de ‘natuurlijke’ taalontwikkeling in Vlaanderen. Gewoontegetrouw werd het colloquium op vrijdag afgesloten met een ledenvergadering, een wat luchtiger slotlezing en een feestelijk diner, dit keer in de statige foyer van de Gentse Handelsbeurs. Gert Meesters, lector Nederlands in Luik, had de eer het colloquium af te sluiten met een boeiende lezing over strips in Vlaanderen en Nederland. Niet alleen gaf hij een overzicht van de verschillende soorten strips die vandaag de dag in Vlaanderen en Nederland gemaakt worden, ook gaf hij tips over hoe je strips kunt gebruiken in lessen Nederlands. Zo vind je in strips vaak voorbeelden van spreektaal. En je kunt er een goed beeld uit krijgen van het dagelijkse leven in Vlaanderen of Nederland. Op de algemene ledenvergadering werd voor het eerst een meerjarenplan van de IVN voorgesteld en goedgekeurd. Het bestuur beseft dat in de toekomst, naast de subsidie van de Taalunie, alternatieve financiering van de vereniging nodig is. Sommige leden klaagden over een ondervertegenwoordiging op het colloquium van extramurale neerlandici, en dan vooral van de niet-moedertaalsprekers onder hen. Een oud zeer. De voorzitter wees op een continue stijging van bijdragen van deze groep neerlandici over de laatste jaren en beklemtoonde dat inhoudelijke kwaliteit voorop blijft staan bij de keuze van de bijdragen aan het colloquium. Er werd opgemerkt dat ook sommige bijdragen van intramurale neerlandici niet aan de verwachte kwaliteit beantwoordden. De ledenvergadering nam ook een resolutie aan waarin er bij de Taalunie op wordt aangedrongen meer aandacht en ondersteuning te verlenen aan de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Jan Renkema (Tilburg) nam de voorzittersstoel over van Jan Pekelder (Parijs). De directeur van de IVN, Marja Kristel, werd met een warm applaus bedankt voor de feilloze organisatie van het colloquium. In juli 2007 en juni 2008 worden neerlandistische conferenties georganiseerd in Durban (Zuid-Afrika) en in Chapel Hill, North Carolina (VS). Maar op het volgende voltallige IVN-colloquium is het zoals steeds drie jaar wachten. De afspraak is in 2009 in een Nederlandse stad, die niet Amsterdam zal zijn. De IVN kan dan al haar veertigste verjaardag (in 2010) vieren. De redactie Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Van Dorthstraat 6, NL-2481 XV Woubrugge, tel.: + 31 172.51.82.43, fax: +31 172.51.99.25, bureau@ivnnl.com, www.ivnnl.com. |
|